ECLI:NL:GHSHE:2024:193

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
20-001519-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een ruit van een noodopvang door het gooien van een wijnfles

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een ruit die toebehoorde aan een noodopvang in Roosendaal. De feiten zijn als volgt: op 11 februari 2023 heeft de verdachte, een man van Poolse afkomst, een wijnfles tegen de ruit van de noodopvang gegooid, waardoor deze vernield werd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter niet correct had gehandeld door enkel een aantekening van de uitspraak te maken zonder de nodige motivering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001519-23
Uitspraak : 17 januari 2024
VERSTEK (onip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-041589-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij [benadeelde] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, en dat het hof opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 februari 2023 te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de noodopvang), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan de [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 februari 2023 te Roosendaal opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de noodopvang), die aan de [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, met registratienummer PL2000-2023037282, gesloten d.d. 12 februari 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-32, met dien verstande dat van dossierpagina 10 is doorgenummerd naar dossierpagina 12 en van dossierpagina 15 is doorgenummerd naar dossierpagina 17. De inhoud van de verklaringen wordt hierna zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2023 (dossierpagina's 4-6), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens de [benadeelde] :
Ik doe aangifte van vernieling van de ruit van de noodopvang van de gemeente aan [adres 2] . Ik ben toezichthouder op locatie en ben derhalve gemachtigd tot het doen van aangifte.
Op zaterdag 11 februari 2023, omstreeks 21.00 uur, was ik aan het werk op genoemde locatie. Een man meldde zich aan voor de opvang. Hij sprak Pools. Eenmaal binnen begon de man steeds meer te praten. Tevens sprak hij steeds harder. Na meerdere waarschuwingen sommeerde ik dat de man hier niet meer welkom was. Met enige dwang begeleidden wij de man naar buiten. De man bleef zich op het trottoir ophouden. Ik ging, samen met een collega, terug in de kantoorruimte zitten. Ik zag dat de man die wij naar buiten begeleidden een fles in zijn rechterhand vast had. Vervolgens bewoog hij zijn arm naar achteren en gooide de fles naar het raam. Ik hoorde een harde knal en het gerinkel van glas. Ik zag dat er een vloeistof tegen de muur spatte. Er lag zowel doorzichtig glas als donkerkleurig glas.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2023 (dossierpagina’s 22 en 23) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op zaterdag 11 februari 2023, omstreeks 21.22 uur, kwam ik samen met collega [verbalisant 3] bij de daklozenopvang aan het Stadserf te Roosendaal. Ik zag voor de ingang van de opvang dat er man bovenop een andere man zat. Ik vroeg wat de man op de grond had gedaan. Ik hoorde dat de man die zei dat hij een medewerker van de daklozenopvang was. Ik hoorde dat de medewerker zei dat de Poolse man buiten stond met een fles drank. Ik hoorde dat de medewerker zei dat hij toen zag dat de Poolse man de fles drank door de ruit van de kantoorruimte van de opvang gooide. Ik keek naar de ruit en ik zag dat deze kapot was.
De Poolse man gaf op te zijn [verdachte] ( [verdachte] ), geboren [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] .
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 12 februari 2023 (dossierpagina's 24-27), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V = vraag verbalisanten
A = antwoord verdachte
V: U heeft geen woonadres, maar waar verblijft u dan?
A: Ja, ik was eerst op de opvang alleen daar mag ik niet meer komen omdat ik wilde vermoorden. De ruit heeft er voor gezorgd dat dat niet is gebeurd.
V: U zegt dat u hem wilde vermoorden en dat de ruit ervoor had gezorgd dat dat niet was gebeurd. Vertel eens wat u bedoelt?
A: Ik was daar aan het werk en er was een donkere meneer uit Suriname. Hij was racistisch. Ik moest daar vertrekken en toen heb ik daar een fles tegen aan gegooid. Toen is hij kapot gegaan.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan, kortgezegd, vernieling van een ruit. De ruit was van een noodopvang in Roosendaal en de verdachte heeft daartegen een wijnfles gegooid. De verdachte heeft daarbij niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van de noodopvang, maar ook een gevaar in het leven geroepen voor de personen en goederen die zich in de noodopvang bevonden. Dat geldt temeer nu de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij niet zozeer de bedoeling had om de ruit te vernielen, als wel om een medewerker van de noodopvang, die zich achter de ruit in kwestie bevond, iets aan te doen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2023 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Het hof stelt voorts vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het proces-verbaal van verhoor van 12 februari 2023 volgt dat de verdachte, van origine Pools, in januari 2023 naar Nederland is gekomen om via een uitzendorganisatie te gaan werken, maar dat hij de desbetreffende baan niet heeft gekregen. Uit het proces-verbaal volgt verder dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde dakloos was, geen inkomen genoot en verslaafd was aan alcohol en sigaretten.
Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter en zoals gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van deze voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 2.000,00 aan materiële schade.
De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij haar vordering niet genoegzaam met stukken heeft onderbouwd. Indien het hof de benadeelde partij in de gelegenheid zou stellen om het gestelde alsnog (nader) met producties te staven, zou dat, naar het oordeel van het hof, een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal daarom bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om de benadeelde partij te veroordelen in de kosten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kerssies, griffier,
en op 17 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.