6.3.[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, na zijn eis gewijzigd te hebben, samengevat, gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht, dat ProRail onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld
en nog steeds handelt, door sinds omstreeks 2000 althans sinds 24 maart 2012 een treinspoor nabij de woning van [geïntimeerde] in gebruik te hebben dat bij het passeren van treinen trillingen veroorzaakt waardoor een kans van 4,5 à 5 % bestaat dat de woning van [geïntimeerde] beschadigd raakt en voortdurend het woon- en leefgenot van [geïntimeerde] beperkt met materiële schade wegens gederfd woongenot en immateriële schade wegens aantasting van zijn persoon tot gevolg;
II. ProRail te veroordelen om aan [geïntimeerde] te betalen:
a. € 20.000,-- ter vergoeding van de door hem geleden materiële schade wegens waardevermindering van zijn woning;
b. € 465,25 ter vergoeding van de door hem geleden materiële schade wegens herstel van 5% van de schade aan zijn woning;
c. € 7.500,-- ter vergoeding van de door hem geleden immateriële schade;
d. € 8.812,-- ter vergoeding van de door hem geleden materiële schade wegens gederfd woongenot in de periode van 24 maart 2012 tot en met 2018;
e. € 108,79 voor iedere maand sinds januari 2019 dat de onrechtmatige trillinghinder voortduurt en hij eigenaar blijft van de woning, ter vergoeding van de door hem geleden en nog te lijden materiële schade wegens gederfd woongenot; alles te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. met veroordeling van ProRail in, kort gezegd, de proceskosten.