ECLI:NL:GHSHE:2024:1854

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
200.318.100_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijslevering en proceskostenveroordeling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de appellant, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs. De zaak betreft een geschil over de betaling van facturen en de bewijslevering daarvan. De appellant was opgedragen bewijs te leveren van de betaling van twee facturen, maar is niet verschenen op de zitting voor het getuigenverhoor op 7 maart 2024. Zowel de appellant als de getuige zijn niet verschenen, en er is geen bericht van verhindering ontvangen. Hierdoor kon het hof niet vaststellen dat de facturen daadwerkelijk waren betaald, wat de appellant niet kon bewijzen. Het hof heeft het bestreden vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de appellant als in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de geïntimeerde. De proceskosten zijn begroot op € 343,= aan griffierecht en € 1.287,= aan salaris advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.318.100/01
arrest van 4 juni 2024
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. B.H.M. Nijsten te Cadier en Keer,
tegen
[geïntimeerde] ,handelend onder de naam [bedrijfsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.M.G.M. Raafs te Sittard.
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 12 september 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 8796878 CV EXPL 20-4811 gewezen vonnis van 10 januari 2023.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 12 september 2023;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 maart 2024.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen geen memorie na enquête genomen. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Bij genoemd tussenarrest is aan [appellant] bewijs opgedragen van het feit dat hij bij het ophalen van zijn auto de facturen met de [factuurnummer] ad € 2.312,26 (opdrachtnummer [1] ) en [factuurnummer] ad € 35,= (opdrachtnummer [2] ) contant heeft betaald. Nadat een opgaaf van de te horen getuigen en verhinderdata waren ontvangen, is als datum en tijdstip voor het horen van de getuigen 7 maart 2024, 09:30 uur, vastgesteld. Op dag en tijd voor het getuigenverhoor bepaald is [appellant] niet verschenen. Ook de aangezegde getuige is niet verschenen, net zo min als de advocaat van [appellant] . Bij controle ter griffie en de bodedienst is vastgesteld dat geen bericht van verhindering was ontvangen. Een poging om telefonisch contact te leggen met de advocaat van [appellant] heeft niet tot resultaat geleid. [appellant] heeft ook niet bij memorie na (niet gehouden) enquête een verklaring voor zijn afwezigheid gegeven, zodat ook geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de afwezigheid ter zitting kunnen verklaren.
9.2.
Het hof kan niet anders dan vaststellen dat [appellant] het door hem te leveren bewijs (ook in hoger beroep) niet heeft bijgebracht. Dat de omstreden facturen, waarvan de verschuldigdheid op zich niet wordt betwist, al zijn betaald, kan daarom in rechte niet worden vastgesteld, zoals ook door de kantonrechter in het bestreden vonnis al is vastgesteld. De tegen die beslissing en de daarop berustende proceskostenveroordeling gerichte grieven kunnen daarom uiteindelijk niet leiden tot een andere beslissing dan in eerste aanleg gegeven. Het hof zal het bestreden vonnis dan ook bekrachtigen.
9.3.
[appellant] heeft in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal op die grond worden veroordeeld tot vergoeding van de door Hoen gemaakte proceskosten, een en ander als hierna begroot. Beslist wordt daarom als hierna vermeld.

10.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Hoen op € 343,= aan griffierecht en op € 1.287,= aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en C.B.M. Scholten van Aschat en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juni 2024.
griffier rolraadsheer