ECLI:NL:GHSHE:2024:183

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
200.334.434_01 en 200.334.434_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en hoofdverblijf van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen naar [woonplaats van moeder]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Köller, had eerder een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevochten, waarin was bepaald dat zij met de kinderen uiterlijk 31 oktober 2023 diende terug te verhuizen naar [woonplaats van vader]. De vader, vertegenwoordigd door mr. T.C. Putters, had in incidenteel hoger beroep verzocht om de moeder te veroordelen tot terugverhuizing en om een dwangsom op te leggen voor iedere dag dat zij niet aan deze verplichting voldeed.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder geen toestemming van de vader had voor een permanente verhuizing naar [woonplaats van moeder]. De rechtbank had eerder de moeder bevolen om terug te verhuizen, maar het hof oordeelde dat de moeder tot 1 april 2024 de tijd krijgt om een geschikte woning te vinden binnen een straal van 25 kilometer van [woonplaats van vader]. De raad voor de Kinderbescherming heeft in deze zaak ook een advies uitgebracht, waarin zorgen werden geuit over de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen, gezien de lange reistijd en de impact op de relatie met de vader.

Het hof heeft de verzoeken van de moeder om haar toestemming te verlenen voor de verhuizing en inschrijving van de kinderen op een school in [woonplaats van moeder] afgewezen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de betrokkenheid van beide ouders bij de opvoeding van de kinderen en de noodzaak om de huidige zorgregeling te waarborgen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 januari 2024
Zaaknummers: 200.334.434/01 en 200.334.434/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/413382 / FA RK 23-4070
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Köller,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. T.C. Putters.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019, hierna: [minderjarige 1];
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021, hierna: [minderjarige 2],
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio]: hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De rechtbank heeft de moeder bevolen om uiterlijk 31 oktober 2023 met de kinderen terug te verhuizen naar [woonplaats van vader].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 17 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (1 t/m 8), ingekomen ter griffie op 10 november 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
de inleidende verzoeken van de moeder alsnog toe te wijzen, onder afwijzing van de inleidende verzoeken van de vader,
te bepalen dat aan de moeder toestemming wordt verleend met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats van moeder],
dan wel subsidiair te bepalen dat aan de moeder tijdelijk, tot 2025, toestemming wordt verleend om te verhuizen naar [woonplaats van moeder] met de kinderen waarbij ouders in overleg moeten over de invulling van de zorgregeling ingaande 2025 in welke periode beide ouders zich conform de afspraken in het ouderschapsplan dienen in te spannen om te komen tot een overeenstemming over de invulling van de zorgregeling en de plaats waar deze voornamelijk wordt ingevuld,
kosten rechtens.
Deze verzoeken zijn ingeschreven onder
zaaknummer 200.334.434/01.
2.1.1.
De moeder heeft voorts verzocht om de werking van de bestreden beschikking te schorsen. Dit verzoek is ingeschreven onder
zaaknummer 200.334.434/02.
2.2.
Bij verweerschrift met producties (A en B), ingekomen ter griffie op 13 december 2023, heeft de vader verzocht om het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De vader heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen en verzocht:
I. te bepalen dat de moeder vóór 5 januari 2024, dan wel uiterlijk op die datum, dient terug te verhuizen naar [woonplaats van vader];
II. indien de moeder weigert vóór of op uiterlijk 5 januari 2024 met de kinderen terug te verhuizen naar [woonplaats van vader], de moeder te veroordelen om aan de vader een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag, voor iedere dag dat zij niet voldoet aan het onder I. bepaalde, tot een maximum van € 50.000,-;
III. indien de moeder weigert terug te verhuizen ondanks de verbeurde dwangsom, te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen vanaf het moment dat de dwangsommen maximaal zijn verbeurd, dan wel een specifieke door het hof te bepalen datum, in het vervolg hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben en op zijn adres ingeschreven zullen staan in de basis registratie persoonsgegevens;
IV. indien de rechtbank [lees: het hof] na de mondelinge behandeling van 19 december 2023 nog geen eindbeslissing neemt, de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij de vader te bepalen;
V. dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht;
VI. de te wijzen beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.4.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties (A t/m E), ingekomen ter griffie op 18 december 2023, heeft de moeder verzocht de aanvullende verzoeken van de vader af te wijzen. Verder verzoekt de moeder ten aanzien van haar eigen verzoek bij sub 3 het woord “subsidiair” te schrappen.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Köller;
-de vader, bijgestaan door mr. Putters;
-[vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 oktober 2023 (productie 8 bij beroepschrift);
  • het V6-formulier met bijlagen namens de moeder d.d. 21 november 2023 (betreffende het procesdossier eerste aanleg)
  • het V6-formulier met bijlage namens de vader d.d. 13 december 2023 (betreffende het productieoverzicht behorende bij het verweerschrift);
  • het V6-formulier met bijlagen namens de moeder d.d. 14 december 2023 (overzicht inschrijvingen op huizen);
  • de door mr. Köller tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie.

3.De beoordeling in beide zaken

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen zijn de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
De vader heeft de kinderen erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.3.
De ouders hebben op 23 januari 2023 een ouderschapsplan ondertekend.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de moeder met de kinderen uiterlijk 31 oktober 2023 dient terug te verhuizen naar [woonplaats van vader], dan wel naar de omgeving ervan, binnen een straal van 25 kilometer en een maximale reistijd van 30 minuten van [woonplaats van vader], met inachtneming van hetgeen hierover onder 4.8 van die beschikking is overwogen. De rechtbank heeft voorts de moeder veroordeeld om een dwangsom van € 500,- aan de vader te betalen voor iedere dag dat zij aan het voorgaande niet voldoet, tot een maximum van € 10.000,-.
Het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen en de kinderen in te schrijven op de [beoogde basisschool in woonplaats van moeder] te [woonplaats van moeder] en op de peuterspeelzaal van die school, is afgewezen. Het (voorwaardelijke) verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen is eveneens afgewezen.
3.5.
De ouders kunnen zich, ieder afzonderlijk, met de bestreden beschikking niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De moeder voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De moeder staat vanaf juli 2022 ingeschreven voor een huurwoning in [woonplaats van vader]. Zij heeft zich ingespannen om een woning te vinden in [woonplaats van vader] of omgeving, maar is hier niet in geslaagd. Op 2 mei 2023 is de gemeenschappelijke woning aan derden geleverd, zodat de moeder genoodzaakt was te verhuizen.
De vader heeft wel degelijk toestemming aan de moeder verleend om met de kinderen naar [woonplaats van moeder] te verhuizen en het is niet juist dat de instemming van de vader na een periode van zes tot acht weken zou vervallen.
De moeder heeft bovendien het recht om haar leven opnieuw in te richten. Zij is sinds acht weken zwanger van haar nieuwe partner, [nieuwe partner van moeder]. [nieuwe partner van moeder] heeft een eigen woning in [woonplaats van moeder] en is daar geworteld. De moeder en de kinderen gedijen goed in [woonplaats van moeder].
In het kader van de belangenafweging heeft de rechtbank de belangen van de vader ten onrechte zwaarder laten wegen. De moeder ervaart door deze procedure veel stress, mede vanwege haar zwangerschap. De kinderen voelen die stress. Een terugverhuizing naar [woonplaats van vader] is voor hen meer belastend dan de reis tussen [woonplaats van moeder] en [woonplaats van vader] in het kader van een contactregeling.
Vanwege de uitspraak van de rechtbank is de moeder tijdelijk met de kinderen bij haar moeder (oma mz) ingetrokken in [woonplaats van oma mz], dus binnen de aangegeven straal rond [woonplaats van vader]. Ten onrechte is de vader dwangsommen gaan innen omdat de moeder in [woonplaats van moeder] zou zijn gebleven. De vader wil alles bepalen en denkt niet in het belang van de kinderen. Hij wil koste wat kost dat de moeder met de kinderen tijdelijk naar de woning van de vader in [woonplaats van vader] verhuist om van daaruit een eigen plek te zoeken. Uit het ouderschapsplan blijkt dat het de wens van de ouders was om bij elkaar in de buurt te blijven wonen. Dit was op het moment van vertrek naar [woonplaats van moeder] nog steeds de bedoeling van de moeder, maar is later veranderd, toen de moeder in of nabij [woonplaats van vader] geen woning vond en tegelijkertijd de relatie met [nieuwe partner van moeder] hechter werd. De moeder heeft conform het ouderschapsplan met de vader willen bespreken hoe de zorgregeling in de ontstane situatie ingevuld zou moeten worden. In het ouderschapsplan is geen resultaatsverplichting opgenomen, maar slechts een inspanningsverplichting om bij elkaar in de buurt te blijven wonen.
De moeder heeft altijd het grootste deel van de zorg over de kinderen op zich genomen en de vader heeft er bewust voor gekozen om fulltime te werken. De moeder is de stabiele basis voor de kinderen en het is in hun belang dat zij op een vaste plek kunnen wonen. Het is niet in het belang van de kinderen om van woning naar woning te gaan. De moeder zal bovendien de komende jaren niet werken. Zij is met onbetaald verlof en zij heeft met haar partner en met haar werkgever afgesproken dat zij in ieder geval tot een jaar na de geboorte van haar kindje niet zal werken. Mogelijk wordt dit nog een jaar verlengd.
Door de verhuizing van de kinderen naar [woonplaats van moeder] is het verlies aan contact voor de vader zeer beperkt, namelijk zeven dagen (op jaarbasis). De moeder is bereid om de vader in ruime mate in tijd te compenseren. Voor de vader zullen er geen extra kosten zijn. De moeder betwijfelt voorts of co-ouderschap in de toekomst voor de vader haalbaar is. De vader zal de zorg dan deels moeten uitbesteden, hetgeen niet in het belang van de kinderen is. De vader kan ook richting de kinderen verhuizen. De huidige situatie is immers ontstaan door toedoen van beide partijen toen de woning in [woonplaats van vader] werd verkocht, zodat de gevolgen niet alleen ten laste van de moeder dienen te komen.
3.7.
De vader voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De ouders hebben met behulp van een mediator een ouderschapsplan opgesteld. Het is uitgangspunt is destijds geweest om, vanaf het moment dat beide kinderen naar de basisschool zouden gaan, te bezien of co-ouderschap mogelijk was. De zorgregeling is altijd afgestemd geweest op de werkzaamheden van de moeder als stewardess bij [vliegtuigmaatschappij]. In de praktijk verbleven de kinderen vier nachten per veertien dagen bij de vader. De vader was niet op de hoogte van de plannen van de moeder om met de kinderen naar [woonplaats van moeder] te gaan. De vader heeft zich flexibel opgesteld en is ten behoeve van de moeder en de kinderen actief op zoek gegaan naar woonhuizen in [woonplaats van vader]. Hij betwist dat er slechts sprake is van een inspanningsverplichting en dat de moeder daaraan heeft voldaan. De moeder heeft slechts een urgentieverklaring aangevraagd en op enkele sociale huurwoningen gereageerd. De vader heeft nooit toestemming gegeven voor een definitieve verhuizing van de moeder naar [woonplaats van moeder]. Dit blijkt ook niet uit de acties van de vader nadien. De moeder heeft aangegeven dat zij in [woonplaats van moeder] vakantie ging houden voor circa vier tot zes weken.
De moeder stelt allerlei voorwaarden waaraan een woning moet voldoen en staat enkel ingeschreven voor sociale huurwoningen. Van haar mag worden verwacht dat zij haar vermogen (uit de verkoop van de echtelijke woning) aanwendt om (tijdelijk) in andere woonruimte te voorzien. De moeder heeft geen vrijbrief om overal in Nederland zonder enig overleg met de vader te gaan wonen en de vader voor een voldongen feit te plaatsen.
Zij heeft voldoende opties gehad om een woning in [woonplaats van vader] te bemachtigen. De vader heeft ook aangegeven garant te willen staan in het kader van een eventuele inkomenseis.
De moeder heeft de afgelopen tijd op allerlei woningen gereageerd, maar dit lijkt te zijn ingegeven door het hoger beroep. Bovendien reageert ze op woningen waarvan ze weet dat ze daarvoor niet in aanmerking komt en zijn sommige reacties dubbel overgelegd. De moeder maakt bepaalde keuzes, die haar beperken. Dit dient voor haar rekening en risico te komen.
Het is niet in het belang van de kinderen dat zij op een afstand van ruim tweehonderd kilometer van hun vader wonen. Partijen hebben samen afspraken gemaakt over een rolverdeling. De vader is de avonden en weekenden altijd beschikbaar geweest. De kinderen hebben hem net zo hard nodig als de moeder en de vader wil graag een grote rol spelen in het leven van de kinderen. Hij heeft nog altijd de wens dat de zorgregeling wordt uitgebreid naar een co-ouderschapsregeling. Wanneer [minderjarige 1] in [woonplaats van moeder] naar school gaat, kunnen de kinderen niet meer doordeweeks bij de vader verblijven. Een extra contactmoment, waarbij de vader de kinderen naar school brengt of ophaalt, is ook niet meer mogelijk, terwijl de ouders hierover tijdens mediation wel hebben gesproken. De ouders zouden flexibel met de regeling omgaan. De vader heeft in zijn functie veel vrijheid en hij kan veel tijd vrijmaken als de kinderen bij hem verblijven. Hij kan ook vanuit huis werken.
Van voldoende compensatie door de moeder is geen sprake en de voorstellen van de moeder zijn allesbehalve realistisch. Er kan enkel nog sprake zijn van een weekendregeling, waarbij de kinderen op zondag al vroeg zullen moeten terugreizen. Naarmate de kinderen ouder worden zullen zij niet meer om het weekend en iedere vakantie de reis van ruim vierhonderd kilometer in totaal willen afleggen. Hun leven zal zich meer gaan afspelen in hun nieuwe woonplaats. De vader kan niet bij de school of hobby’s van de kinderen betrokken zijn en zal de vriendjes en klasgenoten niet leren kennen. De moeder miskent deze gevolgen. Het enige dat de moeder aan [woonplaats van moeder] bindt is haar nieuwe partner. Van de vader kan niet worden verwacht dat hij naar [woonplaats van moeder] verhuist. Hij heeft zijn baan, familie en netwerk in (omgeving) [woonplaats van vader] en de kinderen hebben hier hun roots. De moeder laat haar persoonlijke belang zwaarder wegen dan het belang van de vader en de kinderen bij een goede band. Zij ziet maar één toekomstperspectief en dat is een verhuizing naar [woonplaats van moeder]. De beslissing van de rechtbank heeft onvoldoende gezag gehad. De moeder doet alsof zij de beschikking naleeft en bij haar moeder (oma mz) verblijft, maar met ingang van 11 november 2023 verblijft de moeder met de kinderen weer in [woonplaats van moeder]. Er is bovendien discussie of [woonplaats van oma mz] binnen de parameters valt qua afstand en reistijd. Er is meer nodig dan een financiële prikkel. Voor wat betreft het schorsingsverzoek voert de vader aan dat de moeder zelf om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring heeft verzocht.
[minderjarige 1] is op [geboortedatum] 2023 vier jaar geworden en had net als ieder ander kind naar school kunnen gaan. In januari 2024 zal er een nieuw klas worden gevormd. [minderjarige 2] kan dan de plek op de peuterspeelzaal van [minderjarige 1] overnemen. De vader kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder bewust haar terugverhuizing en de schoolgang aan het rekken is, vanuit haar eigen belang om in [woonplaats van moeder] te blijven wonen.
3.8.
De raad adviseert, zakelijk weergegeven, als volgt.
De raadsvertegenwoordiger stelt voorop dat zij niet kan inschatten wat reëel is in het vinden van een woning. Wat hier ook van zij, de ouders zijn onvoldoende het gesprek met elkaar aangegaan en zaken zijn vervelend verlopen. In de toekomst dienen de ouders zaken anders aan te pakken. De raad heeft veel zorgen over de huidige situatie. Wanneer ouders van jonge kinderen zover uit elkaar gaan wonen, dan is het niet mogelijk om tot een gelijkwaardig ouderschap te komen. Het voorstel van de moeder, met deze reisafstand, is voor de kinderen enorm belastend, gedurende hun hele jeugd. De kinderen gaan zich in hun omgeving wortelen en zullen daar hun vrije tijdsbesteding, zoals sport en clubjes krijgen. Dit is niet te combineren met een contactregeling met zoveel reistijd. Het is ook niet realistisch om dit door middel van alle vakanties bij een ouder te compenseren. De vader krijgt in dat geval een hele marginale rol in de opvoeding van de kinderen. Wat de raad verder heel kwalijk vindt, is dat we te maken hebben met een kind van vier jaar dat niet naar school gaat. Weliswaar is [minderjarige 1] nog niet leerplichtig, maar 95% van de kinderen gaat vanaf hun vierde levensjaar naar school. [minderjarige 1] wordt tekort gedaan voor wat betreft haar ontwikkeling. De raad vraagt zich af of het niet mogelijk is om voorlopig een situatie in [woonplaats van vader] te creëren, zodat [minderjarige 1] zo snel mogelijk met school kan starten.
3.9.
Het hof overweegt op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep nog naar voren is gebracht als volgt.
Het schorsingsverzoek
3.10.
Aangezien het hof in beide zaken tegelijktijdig beslist en er sprake is van een eindbeslissing, heeft de moeder geen belang meer bij het verzoek om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
(Terug)verhuizing en inschrijving school
3.11.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
3.12.
Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of de moeder van de vader toestemming heeft gekregen om met de kinderen naar [woonplaats van moeder] te verhuizen.
Het hof stelt vast dat de moeder in mei 2023 met de kinderen in de woning van haar nieuwe partner in [woonplaats van moeder] is getrokken. Zij kon niet langer in de voormalige gemeenschappelijke woning van partijen verblijven, omdat die woning aan derden werd geleverd. De moeder had op dat moment nog geen andere, geschikte woning gevonden dan wel aanvaard.
3.13.
Het hof is, na eigen onderzoek en waardering van de feiten en omstandigheden, met de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de moeder toestemming van de vader heeft gekregen om permanent met de kinderen naar [woonplaats van moeder] te verhuizen. De vader heeft hooguit, noodgedwongen, ingestemd met een tijdelijk verblijf van de kinderen in [woonplaats van moeder]. Van een toestemming voor langere tijd is, gelet op de gemotiveerde, met stukken onderbouwde betwisting door de vader, op geen enkele wijze gebleken.
Verder is het hof met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om alsnog met de kinderen naar [woonplaats van moeder] te verhuizen en de kinderen aldaar in te schrijven op een basisschool dan wel peuterspeelzaal, eveneens dient te worden afgewezen. Het hof zal uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.14.
Wanneer de kinderen met de moeder naar [woonplaats van moeder] verhuizen, is sprake van een reistijd van minimaal tweeëneenhalf uur enkele reis. De raad heeft toegelicht dat een dergelijke reistijd gedurende de hele jeugd van de kinderen enorm belastend voor hen zal zijn en dat dit een weerslag zal hebben op de rol van de vader in de opvoeding van de kinderen. De rol van de vader zal bij een verhuizing van de moeder en de kinderen naar [woonplaats van moeder] (uiteindelijk) marginaal worden. De kinderen zullen in [woonplaats van moeder] geworteld raken en daar hun sociale leven krijgen, waaronder sportactiviteiten, hobbyclubjes, zwemles en verjaardagsfeestjes. Dit valt niet te compenseren door de vader en de kinderen meer tijd in de vakanties met elkaar te gunnen.
Daar komt bij dat een weekendregeling tussen de kinderen en de vader voor de kinderen belastend zal zijn. De kinderen zullen, daargelaten de vakanties en feestdagen, iedere veertien dagen zowel op vrijdag als op zondag minimaal tweeëneenhalf uur in de auto zitten.
Ook acht het hof het niet realistisch, te verwachten dat de moeder in staat is om de komende jaren aan deze regeling uitvoering te geven. Temeer, nu zij zwanger is en er een derde kindje op komst is.
3.15.
Het hof is verder met de rechtbank van oordeel dat van een daadwerkelijke noodzaak tot verhuizing naar [woonplaats van moeder] onvoldoende is gebleken.
Het is weliswaar invoelbaar dat de moeder met haar partner een nieuw leven wil opbouwen, temeer nu zij zwanger van haar partner is, maar niet is gebleken dat dit slechts in [woonplaats van moeder] en niet in (de omgeving van) [woonplaats van vader] mogelijk is. Behalve dat de partner van de moeder een woning in [woonplaats van moeder] heeft gekocht, heeft de moeder geen band met [woonplaats van moeder].
De partner van de moeder, die overigens zelf de afgelopen jaren in [plaatsnaam in Noord-Holland] heeft gewoond, heeft geen bijzondere verplichtingen in [woonplaats van moeder], zoals in het kader van een zorgregeling, terwijl de moeder in het kader van de zorgregeling wel verplichtingen heeft in [woonplaats van vader]. Dat de moeder de hoofdverzorger van de kinderen is, ontslaat haar uiteraard niet van de verplichting om het contact tussen de kinderen en de vader te bevorderen. De ouders hebben namelijk in beginsel het recht op een gelijkwaardige invulling van het ouderschap. Daarbij kan het niet zo zijn dat de wens van de partner van de moeder om in [woonplaats van moeder] te mogen wonen zwaarder weegt dan de belangen van de vader en de kinderen om de huidige zorgregeling te continueren en de mogelijkheid van een co-ouderschapsregeling in de toekomst te onderzoeken. Het hof merkt uitdrukkelijk op dat dit voor de moeder en de partner een gegeven was toen zij besloten een relatie met elkaar aan te gaan en samen een kindje te krijgen. Uit het ouderschapsplan blijkt expliciet dat de ouders de intentie hebben gehad om bij elkaar in de buurt te blijven wonen en om in de toekomst te bezien of co-ouderschap mogelijk is. Dat de vader hiervoor opvang zal moeten inschakelen, hoeft geen beletsel te zijn. Het is gebruikelijk dat ouders werken en dat kinderen naar de opvang gaan. De kinderen verblijven nu ook al geregeld doordeweeks bij de vader, hetgeen na een verhuizing niet meer mogelijk is. Ook zal de vader na een verhuizing geen actieve rol in de school en de clubjes van de kinderen kunnen hebben.
3.16.
De moeder heeft betoogd dat zij zich voldoende heeft ingespannen om een woning in (de nabije omgeving van) [woonplaats van vader] te vinden, maar het hof volgt haar daarin niet. De moeder heeft dit niet met voldoende verifieerbare gegevens aangetoond. Daar staat tegenover dat uit de stukken van de vader is gebleken dat de moeder meerdere keren de kans heeft gehad om een woning te accepteren, maar dat zij de nodige voorwaarden stelde waaraan een woning moest voldoen en zij niet voornemens was om de opbrengst uit de verkoop van de gemeenschappelijke woning voor de maandelijkse woonlasten aan te wenden. Ten onrechte heeft de moeder zich alleen gericht op sociale huurwoningen, terwijl van haar ook mocht worden verwacht dat zij zich zou richten op een (tijdelijke) woning in de particuliere sector. Immers, de vader heeft aangegeven garant te willen staan, mocht dit voor de acceptatie van een woning noodzakelijk zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder bovendien erkend dat het vinden van een woning bij aanvang al een onuitvoerbare opdracht was. Aangezien de moeder al enige tijd met haar huidige partner samen was en die partner heeft aangegeven in [woonplaats van moeder] te willen wonen, concludeert het hof, gelet op alle voornoemde omstandigheden, dat de moeder, althans op enig moment, niet meer de intentie heeft gehad om terug te verhuizen naar of rondom [woonplaats van vader]. Deze situatie klemt vooral, omdat de moeder de huidige situatie deels zelf heeft gecreëerd en steeds meer naar haar hand heeft gezet, waarbij zij zich volledig afhankelijk heeft gemaakt van haar nieuwe partner. Zij heeft vervolgens bewust de keuze gemaakt om langdurig met onbetaald verlof te gaan, waardoor zij de kansen op een eigen woning nog meer heeft verkleind. Het kan echter niet zo zijn dat zij hiermee de vader voor een voldongen feit plaatst en dat dit voor zijn rekening zou moeten komen. Het hof is voorts met de vader van oordeel dat van de moeder had mogen worden verwacht en nog steeds mag worden verwacht dat zij desnoods inteert op haar vermogen. Zij heeft immers een aanzienlijk aandeel uit de verkoop van de gezamenlijke woning toebedeeld gekregen. Gelet op al deze omstandigheden kan desnoods ook van de partner van de moeder worden verwacht dat hij zijn (financiële) verantwoordelijkheid zal nemen, aangezien hij zijn leven met de moeder wil delen.
Al deze omstandigheden tezamen leiden tot de conclusie dat de noodzaak voor een verhuizing ontbreekt. De grieven van de moeder falen, in zoverre.
3.17.
Het hof acht het van belang dat de kinderen zo snel mogelijk naar (de omgeving van) [woonplaats van vader] teruggaan. Anders dan de rechtbank is het hof echter van oordeel dat van de moeder niet kan worden verlangd dat zij om welke reden ook (tijdelijk) in de woning van de vader trekt.
Gelet op de huidige situatie van de moeder (de zwangerschap) en de situatie op de woningmarkt, zal het hof de moeder tot 1 april 2024 de tijd gunnen om passende woonruimte te vinden binnen een straal van 25 kilometer en een maximale reistijd van 30 minuten rondom [woonplaats van vader] en dan met de kinderen terug te verhuizen.
Het hof geeft expliciet geen toestemming om [minderjarige 1] en [minderjarige 2], al dan niet tijdelijk, op een school of peuterspeelzaal in of rondom [woonplaats van moeder] in te schrijven en gaat ervan uit dat [minderjarige 1] zo snel mogelijk op de door de ouders beoogde school in [woonplaats van vader] zal starten.
Hoofdverblijf
3.18.
Aangezien het hof een definitieve beslissing neemt over de verzoeken ten aanzien van de verhuizing, zal het voorwaardelijk verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen worden afgewezen.
Het hof ziet evenmin aanleiding om het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen indien de moeder weigert terug te verhuizen en de dwangsommen maximaal zijn verbeurd. Het hof heeft vooralsnog geen aanwijzingen dat de moeder de beslissing van het hof naast zich neer zal leggen. Het hof spreekt voorts de hoop en het vertrouwen uit dat partijen in het belang van de kinderen, al dan niet met behulp van hun advocaten of een mediator, met elkaar om de tafel zullen gaan om te werken aan hun onderlinge vertrouwen en in goed overleg nadere afspraken te maken.
Dwangsom
3.19.
Op grond van het voorgaande ziet het hof evenmin aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen dan de rechtbank deed, zodat de huidige dwangsomregeling in stand blijft en het aanvullend verzoek van de vader wordt afgewezen.
Proceskosten
3.20.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad en de procedure de uit deze relatie geboren kinderen betreft.

4.De beslissing

Het hof:
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 17 oktober 2023, wat betreft de gestelde termijn waarbinnen de moeder dient terug te verhuizen;
bekrachtigt de genoemde beschikking voor het overige, met dien verstande dat de moeder tot 1 april 2024 de gelegenheid heeft om terug te verhuizen naar [woonplaats van vader], dan wel naar de omgeving van [woonplaats van vader], binnen een straal van 25 kilometer en een maximale reistijd van 30 minuten van [woonplaats van vader];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.M.C. Dumoulin en M.J.C. van Leeuwen en is op 25 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.