ECLI:NL:GHSHE:2024:1828

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
20-002831-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van gewoontewitwassen van laptops met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was vrijgesproken van gewoontewitwassen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk was verklaard in haar vordering. De advocaat-generaal stelde hoger beroep in, waarbij hij verzocht om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen van laptops, die hij van een medeverdachte had verworven, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze laptops van misdrijf afkomstig waren. Het hof oordeelde dat de schade die de benadeelde partij had geleden, rechtstreeks verband hield met het handelen van de verdachte, en dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding voor de 32 laptops die door de medeverdachte aan de verdachte waren verkocht. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, en de verdachte werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. Het hof legde een taakstraf van 180 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een proeftijd van twee jaren. De verdachte werd ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002831-22
Uitspraak : 21 mei 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 december 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-233884-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens]
wonende te [adresgegevens] .
Hoger beroep
De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde gewoontewitwassen en het subsidiair ten laste gelegde gewoonteheling en daarmee van de gehele tenlastelegging. Daarbij is de benadeelde partij [Benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde gewoontewitwassen zal veroordelen tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van 2 jaren. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het vonnis van de politierechter bevestigd dient te worden en heeft subsidiair verweren gevoerd betreffende de bewezenverklaring, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij, op een (of meer) tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2021, in de gemeente(n) Vlaardingen en/of Maastricht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een (of meer) voorwerp(en), te weten een (of meer) laptop(s) (tot een maximum van 119 laptops), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een (of meer) voorwerp(en), te weten een (of meer) laptop(s) (tot een maximum van 119 laptops) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij, op een (of meer) tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2021 in de gemeente(n) Vlaardingen en/of Maastricht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een (of meer) laptop(s) (tot een maximum van 119 laptops), althans een (of meer) goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, en hij aldus van het plegen van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt
;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2021, in de gemeente(n) Vlaardingen en/of Maastricht, althans in Nederland, meermalen, laptops, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Volgens de verdediging was er voor verdachte geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de laptops die hij van [Betrokkene1] geleverd kreeg van misdrijf afkomstig waren.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
[Betrokkene1] was verantwoordelijk voor de aanvraag en uitgifte van laptops op de [Benadeelde partij] . Uit onderzoek van de [Benadeelde partij] bleek dat [Betrokkene1] in de periode van 1 januari 2020 tot 1 juli 2021 laptops zou hebben verduisterd. Hij is daarvoor inmiddels bij vonnis van de politierechter van 2 december 2022 onherroepelijk veroordeeld.
[Betrokkene1] verkocht en leverde deze laptops aan verdachte. In verband met die handel in laptops bevinden zich – voor zover van belang – onder meer de navolgende whatsapp berichten in het dossier:
Een bericht van 9 december 2020 (p. 262)
[verdachte] (hof: verdachte) koopt 2 HP Elltebook G7 voor 1000 euro. [verdachte] vraagt om als omschrijving bij betaalverzoek "bankstel" of "TV" op te schrijven.
Een bericht van 22 januari 2021 (p. 262)
[Betrokkene1] spreekt op tankstation nabij Eindhoven af met [verdachte] . De vriendin van [verdachte] heeft laptops daar opgehaald en restant contant betaald.
Een bericht van 8 februari 2021 (p. 95) heeft ondermeer de volgende inhoud:
[naam] het hof begrijpt hier en hierna: verdachte [verdachte] , die onder deze naam in de onder [Betrokkene1] in beslaggenomen telefoon geregistreerd stond) vraagt "wat heb je in de aanbieding haha".
[Betrokkene1] : "Op dit moment ff geen nieuw voor je maat" en "Het ziet er niet naar uit
dat er veel binnen gaat komen deze week", "Geen laptops nee", “Paar desktops en G7
en Lenova maar die zijn voor intern helaas"
[verdachte] : "Kan je niks bijbestellen bij [leverancier] "
Een bericht van 17 februari 2021 (p. 96) heeft onder meer de volgende inhoud:
[Betrokkene1] : “An sich is dat niet zo'n groot probleem maar dat betekent dat we mondjesmaat moeten werken en dat het moet lijken dat de laptops/desktops door medewerkers gebruikt wordt. Maw: dit kan niet aan mij terug herleidt worden in de toekomst.”
Een bericht van 5 maart 2021 (p. 194) heeft onder meer de volgende inhoud:
[verdachte] : waarom zijn de serienummers enz doorgekrast?
[verdachte] : heb jij dat gedan?
[Betrokkene1] : Ja. Omdat ik ze voor eigen gebruik heb moeten opgeven en dus niet mag verkopen officieel.
Een bericht van 6 maart 2021 (p. 195) heeft onder meer de volgende inhoud:
[Betrokkene1] : Kan ze wel op doos houden als jij niet marktplaats volspamt met fotos van [leverancier] en serienummer erop ???
[verdachte] : Heb jouw spullen nog nooit op mp gezet
[verdachte] : Haha
[verdachte] : Nonworries is tot nu toe altijd goed gegaan ????
Een bericht van 24 mei 2021 (p. 226):
[verdachte] : Wat ligt er nog meer, nu niemand er is??
[verdachte] : Plunderen!!
Een bericht van 10 juni 2021 (p. 229):
[verdachte] : owja ligt er nog cadeautje voor me?
[verdachte] : wat je zei
[Betrokkene1] : Misschien ?
[verdachte] : dit dus
[verdachte] : hahaha
[verdachte] : wat is het dan
[verdachte] : ben wel benieuwd
[Betrokkene1] : 9IMG-20210610-WA0003.jpg (bestand bij gevoegd)
[Betrokkene1] : 2IMG-20210610-WA0005.jpg (bestand bij gevoegd)
Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij nieuwe laptops bij [Betrokkene1] kocht voor een bedrag van € 500 tot € 600,- per stuk waar deze in de winkel tussen de
€ 1.500,- en € 1.600,- kostten. Ook heeft hij verklaard dat hij wist dat [leverancier] de leverancier van de laptops voor de [Benadeelde partij] was en dat hij de aanbetalingen voor de laptops zowel per bank als contant aan [Betrokkene1] voldeed en dat er regelmatig bij tankstations werd betaald en er laptops door [Betrokkene1] aan verdachte werden overhandigd.
Het hof leidt uit het samenstel van vorenstaande berichten en de verklaring van verdachte ter zitting in hoger beroep af dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de laptops die [Betrokkene1] aan hem leverde van enig misdrijf afkomstig waren en hij zich daarmede aan (opzet)witwassen als onder primair ten laste gelegd heeft schuldig gemaakt.
Allereerst wist verdachte dat de laptops die hij van [Betrokkene1] kocht ongeveer eenderde van de prijs waren van wat die laptops in de winkels kostten. De laptops mochten niet via Marktplaats verkocht worden. Verder is het opvallend dat verdachte ervan op de hoogte was dat de laptops afkomstig waren van [leverancier] maar dat de aanbetalingen, zowel contant als per bank, niet door hem aan [leverancier] werden gedaan, zoals voor de hand zou liggen, maar aan [Betrokkene1] . Ook de aflevering en contante betalingen van de laptops bij tankstations is geen gebruikelijke gang van zaken. Opmerkelijk is verder dat verdachte aan [Betrokkene1] heeft verzocht om een andere omschrijving aan het betaalverzoek te geven zoals "bankstel" of "TV"
.Ter zitting in hoger beroep gevraagd naar de reden van dit verzoek is verdachte met een verder niet onderbouwd antwoord gekomen dat dit om belastingtechnische redenen zou zijn. Ook de mededeling van 17 februari 2021 van [Betrokkene1] aan verdachte dat de leveringen niet meer tot [Betrokkene1] herleidbaar mochten zijn, vormde voor verdachte blijkbaar geen enkele reden om te stoppen met de aankoop van laptops bij [Betrokkene1] , ook al werden inmiddels de serienummers op de laptopdozen doorgekrast om de herleidbaarheid tot [Betrokkene1] te bemoeilijken. Sterker nog: in de opvolgende berichten spreekt verdachte onder meer over “plunderen” en “cadeautjes” die voor hem klaar liggen, welke uitlatingen in het licht van hetgeen hiervoor is vastgesteld toch een andere lading krijgen. Hieruit leidt het hof af dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de geleverde laptops van enig misdrijf afkomstig waren. Het hof betrekt bij dit oordeel tevens dat verdachte werkzaam was in de ICT en derhalve bekend verondersteld mag worden met de reguliere kanalen middels welke laptops worden verworven. Gelet hierop is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde (opzet)witwassen. Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Gewoontewitwassen
Het hof is van oordeel dat gewoontewitwassen is bewezen gelet op de duur en de frequentie waarin de witwashandelingen plaatsvonden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

Van het plegen van witwassen een gewoonte maken

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De politierechter heeft verdachte vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft ter zake van gewoontewitwassen een taakstraf gevorderd van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met een (voorwaardelijke) taakstraf kan worden volstaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Een handelen waardoor [Betrokkene1] werd aangespoord om door te gaan met het verduisteren van laptops van de [Benadeelde partij] . Dit alles in de corona-periode waarin de [Benadeelde partij] de laptops hard nodig had voor de eigen medewerkers die van de een op de andere dag thuis moesten gaan werken. Verder heeft het hof uit een toelichting van de vertegenwoordiger van de benadeelde partij [Benadeelde partij] begrepen dat door onder meer de handelwijze van verdachte ook kansarme gezinnen gedupeerd zijn geraakt aangezien de [Benadeelde partij] met enige regelmaat gebruikte laptops aan hen schonk. Dit alles tekent mede het kwalijke van het handelen van verdachte.
De ernst van het feit maakt dat naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met enkel een (voorwaardelijke) taakstraf als door de verdediging verzocht. Het hof oordeelt de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden.
Aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 180 uren indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenismet daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij]
De benadeelde partij [Benadeelde partij] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 99.822,02 en bestaat uit een bedrag van € 97.923,02 ter zake 104 laptops en een bedrag van € 1.899,- ter zake een videokaart.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vertegenwoordiger van de benadeelde partij aangegeven dat in ieder geval voor toewijzing in aanmerking dient te komen de schadevergoeding ter zake 32 laptops waarvan in het dossier is vastgesteld dat deze door [Betrokkene1] aan verdachte zijn verkocht waaraan een totaal schadebedrag van € 24.175,36 is gekoppeld.
De advocaat-generaal en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering omdat deze niet in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Hierbij is aangegeven dat de schade is veroorzaakt doordat [Betrokkene1] de laptops heeft verduisterd en niet doordat verdachte vervolgens die laptops heeft witgewassen.
Anders dan de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde gewoontewitwassen van laptops en het in de bewezenverklaring bedoelde grondmisdrijf waaruit die laptops – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren (te weten de verduistering van de laptops door [Betrokkene1] ), in zodanig “nauw” of “voldoende” verband tot elkaar staan dat gezegd kan worden dat door het gewoontewitwassen rechtstreeks schade door de benadeelde partij is geleden als gevolg van het handelen van verdachte. Deze rechtstreekse schade betreft echter enkel de 32 laptops waarvan in het dossier is vastgesteld dat deze door [Betrokkene1] aan verdachte zijn verkocht (p. 264 van het dossier).
De benadeelde partij heeft daaraan een schadebedrag gekoppeld van € 24.175,36 zijnde het bedrag waarvoor deze laptops door de [Benadeelde partij] zijn aangekocht.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dan de benadeelde partij in de gelegenheid gesteld zou moeten worden de rechtstreekse schade van de overige laptops en de videokaart met het bewezenverklaarde handelen van verdachte te onderbouwen. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het schadevergoedingsformulier heeft de benadeelde partij tevens de hoofdelijk veroordeling gevorderd van verdachte en de mededader(s) tot vergoeding van de schade.
Het hof volgt de benadeelde partij hierin en is van oordeel dat zowel [Betrokkene1] als “verduisteraar” van de laptops en verdachte als “witwasser” van een deel van dezelfde laptops verantwoordelijk zijn voor dezelfde door de benadeelde partij geleden schade en daartoe ingevolge het bepaalde in artikel 6:102 BW hoofdelijk zijn verbonden.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [Benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 24.175,36 De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid
niet opheft.
De schadevergoedingsmaatregel zal hoofdelijk worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Benadeelde partij] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 24.175,36 (vierentwintigduizend honderdvijfenzeventig euro en zesendertig eurocent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) ( [Betrokkene1] , parketnummer 03-233884-21) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2021 tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Benadeelde partij] ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 24.175,36 (vierentwintigduizend honderdvijfenzeventig euro en zesendertig eurocent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2021 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 155 (honderdvijfenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 21 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. R. Lonterman zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.