Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[belanghebbende 1],
[belanghebbende 2],
[belanghebbende 3],
[belanghebbende 4],
[belanghebbende 5],
mr. [executeur] LL.M., in zijn hoedanigheid van benoemde executeur,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de kantonrechter van 6 november 2023;
- de aanvullende producties (nr. 22 t/m 26) namens [appellant] , ingediend bij V6-formulier en ingekomen ter griffie van dit hof op 2 mei 2024 en
- de op de mondelinge behandeling in hoger beroep namens [appellant] en [verweerder] overgelegde en voorgelezen pleitaantekeningen.
- [appellant] , bijgestaan door mr. Jansen-van Beek;
- [verweerder] , bijgestaan door mr. Boukhris;
- mevrouw [belanghebbende 1] ;
- mevrouw [belanghebbende 2] ;
- de heer [belanghebbende 3] ;
- mevrouw [belanghebbende 4] ;
- de executeur [executeur] en
- de heer D. Aydin, tolk in de Turkse taal (tolkennummer 10011).
3.De beoordeling
In Turkije heeft erflater een testament met dezelfde inhoud laten opstellen, dat door moeder in een juridische procedure wordt bestreden.
Belanghebbende d heeft aangegeven dat zij geen vertrouwen meer heeft in het optreden als executeur door [appellant] .
Uit het advies van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, zoals is ingewonnen door de notaris [notaris] (zie productie 16 bij beroepschrift), blijkt dat het Turkse huwelijksvermogensrecht van toepassing is op de relatie tussen vader (erflater) en moeder, dat het wettelijke stelsel van huwelijksvermogensrecht sinds 1 januari 2002 in Turkije is gewijzigd van een uitsluiting van iedere gemeenschap naar een verrekenstelsel en dat de moeder misschien nog een vordering op de nalatenschap van erflater heeft. Dit afhankelijk van de vraag of de waarde van de verwervingen van erflater tijdens het huwelijk – naar het hof voorshands begrijpt vanaf 2002 tot datum overlijden – hoger waren dan de verwervingen van de moeder en dat beide partijen dus inzicht moeten geven in het verloop van hun vermogen. Verder geldt dat op de nalatenschap van erflater het Nederlandse erfrecht van toepassing is en dat op zijn vermogen gelegen in Turkije het Turkse erfrecht geldt. Dat kent een legitieme portie voor onder andere de langstlevende echtgenoot, en wel een vierde deel van de nalatenschap. Aldus naar het hof voorshands begrijpt uit artikel 499 Turks Burgerlijk Wetboek (TBW) jo. artikel 506 lid 4 TBW (in de Nederlandse vertaling van het Turks Wetboek en aanverwante regelgeving van prof. F. Ibili, 2e druk, Boom Juridisch 2020). Onterving is ten aanzien van deze legitieme portie blijkbaar niet mogelijk ingevolge artikel 505 eerste zin TBW.
Dat [appellant] deze ingewikkelde juridische kwestie niet heeft onderkend blijkt bijvoorbeeld uit de omstandigheid dat hij sinds november 2021 geen of amper onderzoek heeft gedaan naar de huwelijksvermogensrechtelijke verhouding tussen zijn vader (erflater) en zijn moeder. Dat wil zeggen naar eventuele inkomsten en vermogensvermeerderingen, terwijl desgevraagd is gebleken dat van beiden wel door ieder voor zich gedane belastingaangiften sinds 2002 beschikbaar zouden zijn. Een dergelijk onderzoek is blijkens voornoemd advies echter uiterst relevant of minstens kan zijn voor de (totale) omvang van de nalatenschap van erflater.
Met deze verklaring had [appellant] als executeur in ieder geval een begin kunnen maken met de afhandeling van (een deel van) de nalatenschap.
Daarbij komt dat ook aan het hof tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen op dit moment dusdanig slecht zijn – wat daar verder van zij wat betreft de over en weer aangevoerde redenen en gemaakte verwijten – dat het hof alle aanleiding ziet voor de benoeming van een externe executeur in de nalatenschap van erflater. Het feit dat daarmee onvermijdelijk kosten zullen zijn gemoeid maakt dit niet anders, waarbij het hof opmerkt dat de voorshands gebleken omvang van de nalatenschap het dragen van kosten wel mogelijk maakt.