ECLI:NL:GHSHE:2024:1824

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
200.338.883_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van executeur in complexe nalatenschapskwestie met Turks en Nederlands recht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een executeur in een complexe nalatenschapskwestie. De zaak betreft de nalatenschap van de heer [erflater], die zowel vermogen in Nederland als in Turkije heeft nagelaten. De appellant, [appellant], was benoemd als executeur in het testament van de erflater, maar werd door de kantonrechter ontslagen op verzoek van de verweerder, [verweerder], en vervangen door een externe executeur, [executeur]. De kantonrechter oordeelde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag, onder andere vanwege de slechte onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen en het wantrouwen jegens de appellant. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het oordeelde dat de appellant niet voldoende had gehandeld in het belang van de nalatenschap en de juridische complicaties van het Turkse huwelijksvermogensrecht niet had onderkend. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een externe executeur om de afwikkeling van de nalatenschap te waarborgen, gezien de ingewikkelde juridische situatie en de slechte verhoudingen tussen de erfgenamen. De kosten van de procedure worden niet verhaald op de partijen, gezien de aard van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 30 mei 2024
Zaaknummer : 200.338.883/01
Zaaknummer eerste aanleg : 10450928 \ EZ VERZ 23-133
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
gemachtigde: mr. M.J.M. Jansen-van Beek te Eindhoven ,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. F. Boukhris te Heerlen,
belanghebbenden:
a. mevrouw
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
b. mevrouw
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
c. de heer
[belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats] ,
d. mevrouw
[belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats] ,
e. mevrouw
[belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats] ,
f. de heer
mr. [executeur] LL.M., in zijn hoedanigheid van benoemde executeur,
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de executeur [executeur] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 april 2023, waarbij de zaak is verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond. Het hof verwijst daarnaast naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 december 2023 (waarvan beroep), waarbij de kantonrechter [appellant] als executeur in de nalatenschap van de heer [erflater] heeft ontslagen en in zijn plaats [executeur] tot executeur heeft benoemd en heeft bepaald dat de executeur loon toekomt tegen een tarief overeenkomstig de Recofa-richtlijnen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (nr. 1 t/m 21, waaronder het procesdossier eerste aanleg), ingekomen ter griffie van dit hof op 11 maart 2024, heeft [appellant] – kort weergegeven – geconcludeerd dat de beschikking van 14 december 2023 moet worden vernietigd en dat het verzoek om [appellant] te ontslaan als executeur moet worden afgewezen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van dit hof op 25 april 2024, heeft [verweerder] het hof verzocht om het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren, ongegrond
te verklaren of af te wijzen, als zijnde ongegrond en/of onbewezen met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.
2.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de kantonrechter van 6 november 2023;
  • de aanvullende producties (nr. 22 t/m 26) namens [appellant] , ingediend bij V6-formulier en ingekomen ter griffie van dit hof op 2 mei 2024 en
  • de op de mondelinge behandeling in hoger beroep namens [appellant] en [verweerder] overgelegde en voorgelezen pleitaantekeningen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant] , bijgestaan door mr. Jansen-van Beek;
  • [verweerder] , bijgestaan door mr. Boukhris;
  • mevrouw [belanghebbende 1] ;
  • mevrouw [belanghebbende 2] ;
  • de heer [belanghebbende 3] ;
  • mevrouw [belanghebbende 4] ;
  • de executeur [executeur] en
  • de heer D. Aydin, tolk in de Turkse taal (tolkennummer 10011).

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. Op [datum] 2020 is te [woonplaats] overleden de heer [erflater] (hierna: erflater), geboren te [geboorteplaats] , Turkije, op [geboortedatum] 1939. Erflater was laatstelijk woonachtig te [woonplaats] en heeft vermogen in Nederland en Turkije nagelaten.
Erflater en zijn vrouw (hierna: de moeder) zijn op 4 april 1957 in Turkije met elkaar gehuwd. Erflater heeft zich rond 1965 eerst in België gevestigd en is sinds 1969 in Nederland komen wonen. De moeder is met hun kinderen in augustus 1979 in Nederland komen wonen. Op 6 juli 1979 heeft erflater een woning in [woonplaats] gekocht. Sinds januari 1993 woonden erflater en de moeder feitelijk gescheiden van elkaar.
Bij testament verleden op 26 september 2019 ten overstaan van notaris [notaris] te [woonplaats] heeft erflater zijn zoon [appellant] als executeur benoemd en zijn zeven kinderen – [verweerder] , [appellant] en de vijf belanghebbenden onder sub a t/m e – tot zijn erfgenamen benoemd. De moeder van de kinderen is onterfd. In het testament heeft erflater een rechtskeuze voor het Nederlandse recht uitgebracht.
In Turkije heeft erflater een testament met dezelfde inhoud laten opstellen, dat door moeder in een juridische procedure wordt bestreden.
[appellant] heeft zijn benoeming tot executeur aanvaard.
Eerste aanleg
3.2.
[verweerder] heeft de kantonrechter verzocht om [appellant] te ontslaan als executeur wegens gewichtige redenen en een onafhankelijke executeur te benoemen.
3.2.1.
De kantonrechter heeft [appellant] als executeur in de nalatenschap van erflater ontslagen en in zijn plaats de executeur [executeur] benoemd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er in de onderhavige zaak een verschil van mening bestaat tussen [verweerder] en [appellant] , en eveneens tussen de overige erfgenamen, over de wijze van informatieverstrekking door [appellant] als executeur. [verweerder] en een aantal andere erfgenamen koesteren daarnaast wantrouwen jegens [appellant] omdat de nalatenschapsgelden niet op een ervenrekening staan maar op de eigen privérekening van [appellant] . Een ander belangrijk punt waarover volgens de kantonrechter onrust tussen de erfgenamen bestaat, is de gerechtelijke procedure tegen de moeder in Turkije en alles wat daarmee samenhangt. Volgens de kantonrechter heeft een en ander ertoe geleid dat de verhoudingen tussen [verweerder] en twee zussen enerzijds, en [appellant] en twee zussen en een broer anderzijds, gaandeweg zijn verslechterd. Daarvan is ook duidelijk ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gebleken. De kantonrechter is van oordeel dat de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen op het moment van de beschikking dusdanig slecht zijn, dat daardoor de goede en voorspoedige afwikkeling van de nalatenschap in het gedrang komt en dat er dan ook gewichtige redenen bestaan om [appellant] als executeur te ontslaan.
Hoger beroep
3.3.
[appellant] heeft in zijn beroepschrift één grief aangevoerd. Daarmee betoogt hij – kort en zakelijk weergegeven – dat er geen gewichtige reden bestaat om tot ontslag van [appellant] in zijn hoedanigheid van executeur over te gaan. Volgens [appellant] zijn alle erfgenamen van meet af aan op de hoogte gebracht of hadden op de hoogte kunnen zijn van de huurovereenkomst die gesloten is met één van de erfgenamen. [appellant] heeft ook van meet af aan de erfgenamen geïnformeerd dat er geen ervenrekening kon worden geopend omdat de notaris bleef weigeren om een verklaring van erfrecht af te geven en dat op zijn rekening nalatenschapsgelden staan. Hoe de gerechtelijke procedure in Turkije tot wantrouwen zou leiden bij de erfgenamen is voor [appellant] niet duidelijk, omdat niet hij maar de moeder deze procedure is gestart en de bezwaren van de erfgenamen niet weg worden genomen als er een nieuwe executeur wordt benoemd.
3.3.1.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 15 mei 2024 heeft [appellant] hieraan – kort en zakelijk weergegeven – desgevraagd nog toegevoegd dat hij niet aan zijn moeder heeft gevraagd wat haar inkomsten tijdens het huwelijk waren en of er sprake is geweest van vermogensvermeerderingen zoals bedoeld in het advies van notaris [notaris] van 9 november 2021 (productie 16 bij beroepschrift). Volgens [appellant] moet hij eerst de verklaring van erfrecht ontvangen.
3.4.
[verweerder] heeft zowel bij verweerschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verweer gevoerd tegen de stellingen van [appellant] . Kort gezegd komt dit verweer erop neer dat er gewichtige redenen aanwezig zijn voor het ontslag van [appellant] als executeur. Voor zover thans relevant zal het hof bij de beoordeling nader ingaan op het verweer van [verweerder] .
3.5.
Ter zitting hebben de belanghebbenden a tot en met c het hof laten weten het niet eens te zijn met het ontslag van [appellant] , omdat hij zijn taak als executeur goed vervult.
Belanghebbende d heeft aangegeven dat zij geen vertrouwen meer heeft in het optreden als executeur door [appellant] .
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Artikel 4:142 lid 1 BW bepaalt dat een erflater bij uiterste wilsbeschikking een of meer executeurs kan benoemen. De executeur heeft ingevolge artikel 4:144 lid 1 BW voor zover de erflater niet anders heeft beschikt, tot taak de goederen der nalatenschap te beheren en de schulden der nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. Op grond van artikel 4:149 lid 1 onder f BW eindigt de taak van een executeur door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent. Het ontslag wordt hem op grond van artikel 4:149 lid 2 BW verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij om gewichtige redenen, zulks op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve. De vraag die het hof moet beantwoorden is of sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan [appellant] als executeur moet worden ontslagen. Het hof beantwoordt die vraag bevestigd en licht dat toe.
3.6.2.
Het hof stelt voorop dat het aannemelijk is dat [appellant] zijn uiterste beste heeft gedaan om aan de wens van erflater te voldoen om de rol van executeur naar eer en geweten en naar beste kunnen te vervullen. Het hof is echter van oordeel dat er gewichtige redenen zijn om [appellant] te ontslaan als executeur, omdat de afwikkeling van de nalatenschap van erflater een zeer ingewikkelde juridische kwestie is en aan het hof is gebleken dat [appellant] dit niet althans niet voldoende heeft onderkend, althans daar onvoldoende naar gehandeld heeft.
Uit het advies van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, zoals is ingewonnen door de notaris [notaris] (zie productie 16 bij beroepschrift), blijkt dat het Turkse huwelijksvermogensrecht van toepassing is op de relatie tussen vader (erflater) en moeder, dat het wettelijke stelsel van huwelijksvermogensrecht sinds 1 januari 2002 in Turkije is gewijzigd van een uitsluiting van iedere gemeenschap naar een verrekenstelsel en dat de moeder misschien nog een vordering op de nalatenschap van erflater heeft. Dit afhankelijk van de vraag of de waarde van de verwervingen van erflater tijdens het huwelijk – naar het hof voorshands begrijpt vanaf 2002 tot datum overlijden – hoger waren dan de verwervingen van de moeder en dat beide partijen dus inzicht moeten geven in het verloop van hun vermogen. Verder geldt dat op de nalatenschap van erflater het Nederlandse erfrecht van toepassing is en dat op zijn vermogen gelegen in Turkije het Turkse erfrecht geldt. Dat kent een legitieme portie voor onder andere de langstlevende echtgenoot, en wel een vierde deel van de nalatenschap. Aldus naar het hof voorshands begrijpt uit artikel 499 Turks Burgerlijk Wetboek (TBW) jo. artikel 506 lid 4 TBW (in de Nederlandse vertaling van het Turks Wetboek en aanverwante regelgeving van prof. F. Ibili, 2e druk, Boom Juridisch 2020). Onterving is ten aanzien van deze legitieme portie blijkbaar niet mogelijk ingevolge artikel 505 eerste zin TBW.
Dat [appellant] deze ingewikkelde juridische kwestie niet heeft onderkend blijkt bijvoorbeeld uit de omstandigheid dat hij sinds november 2021 geen of amper onderzoek heeft gedaan naar de huwelijksvermogensrechtelijke verhouding tussen zijn vader (erflater) en zijn moeder. Dat wil zeggen naar eventuele inkomsten en vermogensvermeerderingen, terwijl desgevraagd is gebleken dat van beiden wel door ieder voor zich gedane belastingaangiften sinds 2002 beschikbaar zouden zijn. Een dergelijk onderzoek is blijkens voornoemd advies echter uiterst relevant of minstens kan zijn voor de (totale) omvang van de nalatenschap van erflater.
Daarnaast stelt [appellant] dat het uitvoeren van de taken als executeur wordt bemoeilijkt doordat er in Nederland geen verklaring van erfrecht wordt afgegeven vanwege de gerechtelijke procedure in Turkije tussen de moeder en de erfgenamen en het nog niet duidelijk is wie er naar Turks recht erfgenaam is. Hij heeft echter nagelaten te onderzoeken of er ook andere mogelijkheden zijn zoals het verkrijgen van een verklaring van executele zoals desgevraagd geopperd ter zitting in hoger beroep door de executeur [executeur] .
Met deze verklaring had [appellant] als executeur in ieder geval een begin kunnen maken met de afhandeling van (een deel van) de nalatenschap.
Daarbij komt dat ook aan het hof tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen op dit moment dusdanig slecht zijn – wat daar verder van zij wat betreft de over en weer aangevoerde redenen en gemaakte verwijten – dat het hof alle aanleiding ziet voor de benoeming van een externe executeur in de nalatenschap van erflater. Het feit dat daarmee onvermijdelijk kosten zullen zijn gemoeid maakt dit niet anders, waarbij het hof opmerkt dat de voorshands gebleken omvang van de nalatenschap het dragen van kosten wel mogelijk maakt.
3.6.3.
Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter om [appellant] te ontslaan en in zijn plaats een externe executeur te benoemen juist is. Tegen de benoeming van de executeur [executeur] als zodanig en de beloning zijn geen grieven gericht en dit behoeft verder niet besproken te worden. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.7.
De aard van de procedure, en het feit dat het hier de verdeling van een nalatenschap betreft tussen naaste familieleden, brengt met zich dat een proceskostenveroordeling achterwege zal worden gelaten.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, A.P. Zweers - van Vollenhoven en M.W.M. Souren en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.