ECLI:NL:GHSHE:2024:1823

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
200.338.236_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toestemming voor zonwering door Vereniging van Eigenaars

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die toestemming heeft gevraagd aan de Vereniging van Eigenaars (VvE) voor het aanbrengen van een glazen constructie als zonwering. De VvE heeft deze toestemming geweigerd, wat heeft geleid tot een rechtszaak. De rechtbank Oost-Brabant heeft in eerste aanleg de verzoeken van de appellant om het besluit van de VvE te vernietigen en om een vervangende machtiging te verlenen afgewezen. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en de argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de VvE in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om geen toestemming te verlenen voor de door de appellant gerealiseerde glazen constructie, omdat deze afwijkt van de goedgekeurde lamellenzonering en de uniformiteit van het appartementencomplex in gevaar kan brengen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellant af. De appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 30 mei 2024
Zaaknummer : 200.338.236/01
Zaaknummer eerste aanleg : 10441421 EJ VERZ 23-184
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. I.M. Nijmeijer te ‘s-Hertogenbosch,
tegen

1.Vereniging van Eigenaars [VvE 1] te [vestigingsplaats] ,

2.
Vereniging van Eigenaars [VvE 2] te [vestigingsplaats],
beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweersters,
hierna te noemen: de Hoofd VvE (verweerster sub 1) en de Onder VvE (verweerster sub 2) en gezamenlijk de VvE,
advocaat: mr. M. Smout te Tilburg,
belanghebbenden:
a. de 58 eigenaren/leden van de VvE zoals blijkt uit productie 19 als door mr. Nijmeijer in het geding gebracht bij V6-formulier d.d. 14 maart 2024, ingekomen op 15 maart 2024.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, zittingslocatie ‘s-Hertogenbosch, van 1 februari 2024, waarbij de kantonrechter de verzoeken van [appellant] heeft afgewezen om het besluit van de vergadering van de VvE van 7 maart 2023, om geen toestemming te verlenen voor de zonwering van [appellant] , te vernietigen en hem een vervangende machtiging te verlenen als bedoeld in artikel 5:121 BW om de zonwering te handhaven.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (nr. 12 t/m 16, waaronder het procesdossier eerste aanleg), ingekomen ter griffie van dit hof op 29 februari 2024, heeft [appellant] het hof verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden, de beschikking waarvan beroep, voor wat betreft de onderdelen waartegen grieven zijn gericht, te vernietigen en, alsnog:
1. het besluit van de VvE van 7 maart 2023 om geen toestemming te verlenen voor de zonwering van [appellant] te vernietigen;
2. [appellant] een vervangende machtiging te verlenen als bedoeld in artikel 5:121 lid 1 BW om de zonwering te handhaven;
3. de VvE te veroordelen in de kosten van de procedures in eerste en tweede instantie, de nakosten conform gebruikelijk tarief daar uitdrukkelijk onder begrepen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van dit hof op 29 april 2024, heeft de VvE het hof verzocht om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van [appellant] af te wijzen, alsmede de beschikking waarvan beroep, te bekrachtigen, zo nodig met verbetering van gronden, zulks met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep, met bepaling dat [appellant] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als hij deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking aan de VvE zal hebben betaald.
2.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • de aanvullende producties (nr. 17 t/m 19) ingediend bij V6-formulier door mr. Nijmeijer, ingekomen ter griffie van dit hof op 15 maart 2024;
  • de op verzoek van het hof ingediende aanvullende stukken namens de VvE – waaronder het “Huishoudelijk reglement van Vereniging van Eigenaars [VvE 1] te [vestigingsplaats] ” –, ingekomen ter griffie van dit hof op 8 mei 2024 en
  • de ter zitting in hoger beroep door mr. Nijmeijer overgelegde en voorgelezen spreekaantekeningen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant] , bijgestaan door mr. Nijmeijer en
  • de heer [secretaris] (secretaris) namens de VvE, bijgestaan door mr. Smout.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. Op 2 oktober 2017 is door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Ontwikkelingsmaatschappij [B.V.] (hierna: B.V. [B.V.] ) de onroerende zaak, gelegen aan het [adres 1] en de [adres 2] te [vestigingsplaats] (een appartementencomplex), gesplitst in zes appartementsrechten (de hoofdsplitsing). Daarbij is ook de Hoofd VvE opgericht.
Het appartementsrecht met indexnummer 1 geeft recht op het uitsluitend gebruik van de woningen op de begane grond tot en met de zevende verdieping, de twee bergingsblokken een fietsenberging en een containerruimte in de stallinggarage laag -1 alsmede die zaken die uitsluitend ten behoeve van deze woningen aanwezig zijn. Dit appartementsrecht is – eveneens op 2 oktober 2017 – gesplitst in kleinere appartementsrechten met indexnummers 1 tot en met 117 (de ondersplitsing), waarvan de eigenaren zijn verenigd in de Onder VvE.
[appellant] is eigenaar van het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van het appartement op de vijfde verdieping van het appartementencomplex aan het adres [adres appellant] .
In de akte van ondersplitsing is onder meer, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“F.Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken
(…)
Artikel 22
22.1
Iedere op-, aan-, onder- of bijbouw zonder voorafgaande toestemming van de vergadering is verboden. (…)
22.2
Het zichtbaar aanbrengen in of aan het gebouw van (…) zonweringen (…) mag slechts geschieden met toestemming van de vergadering of volgens regels te bepalen in het huishoudelijk reglement.
In artikel 22.2 van de akte van hoofdsplitsing is nog het navolgende bepaald:
“In afwijking van het vorenstaande:
(…)
(ii) mag zonwering worden aangebracht met inachtneming van de richtlijnen die, alsbijlage 4, aan deze akte zijn gehecht. Ten aanzien van de appartementsrechten die niet in de bijlage zijn genoemd geldt dat wind en/of buitenzonwering en/of rolluiken uitsluitend volgens daartoe door de vergadering gestelde normen en regels (constructie, materiaal en kleur), mogen worden aangebracht. De vergadering stelt deze normen en regels na daartoe, zo mogelijk, advies van de architect te hebben ingewonnen. Iedere eigenaar/gebruiker is gehouden de zonwering behoorlijk te onderhouden.
Zonwering welke tijdens de bouw van het complex door de aannemer, in opdracht van een eigenaar, wordt aangebracht wordt geacht te voldoen aan voormelde normen en regels.
(…)
(…)
Artikel 23
23.1
eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw gewijzigd zou worden. De toestemming kan niet worden verleend indien de hechtheid van het gebouw door de verandering in gevaar kan worden gebracht.
(…)
Artikel 24
24.1
Toestemmingen en ontheffingen als bedoeld in de artikelen 21,22 en 23 kunnen uitsluitend worden verleend na vooraf verkregen goedkeuring van de hoofdvereniging. Aan een gegeven toestemming of ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. (…)”
Het gebouw, waarvan het appartement van [appellant] onderdeel uitmaakt, is op of omstreeks september 2019 opgeleverd.
Op 11 februari 2020 heeft een gecombineerde vergadering van (onder meer) de Hoofd VvE en de Onder VvE plaatsgevonden (100 procent aanwezigheid). Van deze vergadering zijn notulen opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
15. Vaststellen voorschrift zonwering dakterrassen en dit vastleggen in het Huishoudelijk Reglement (HR)
[betrokkene 1] heeft een bouwvergunning aangevraagd voor het aanbrengen van zonweringen op de dakterrassen. Deze vergunning is ook door de gemeente verleend en was als bijlage met de agenda meegestuurd.
Omdat deze zonwering al tijdens de bouw een optie was, hoeft de vergadering hier geen toestemming meer voor te verlenen.
Indien de VvE er tevens toe wil besluiten om deze zonwering uniform vast te stellen voor alle dakterrassen, kan dit d.m.v. het opnemen van dit voorschrift in een (nog op te stellen) HR. Voor het vaststellen van een HR is 2/3 meerderheid nodig in een vergadering waarin ten minste 2/3 van alle eigenaren is vertegenwoordigd.
Besluit: Om uniformiteit te waarborgen zal in het, nog op te stellen, HR worden vastgelegd dat de lamellen zonwering op de dakterrassen volgens de op d.d. 15 juli 2019 verleende bouwvergunning is toegestaan.
Actiepunt: HR Commissie: vastleggen in HR dat de lamellenzonwering op de dakterrassen volgens de op d.d. 15 juli 2019 verleende bouwvergunning is toegestaan.”
In de zomer van 2021 heeft [appellant] – zonder toestemming van de VvE – een zonwering/overkapping laten plaatsen voor een bedrag van € 37.685,00.
Na plaatsing van de betreffende zonwering overkapping heeft de beheerder van de VvE aan [appellant] kenbaar gemaakt dat daarvoor de toestemming van de VvE was/is vereist.
i. [appellant] heeft de VvE verzocht om alsnog toestemming te verlenen voor het plaatsen van voormelde zonwering. Op 30 maart 2022 heeft een gecombineerde vergadering van (onder meer) de Hoofd VvE en de Onder VvE plaatsgevonden. Op de agenda voor die vergadering stond als punt 12: “Verzoek tot aanbrengen overkapping [adres appellant] (Besluit OS 58app en Hoofdsplitsing)”. Van deze vergadering zijn notulen opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
12. Verzoek tot aanbrengen overkapping [adres appellant] (Besluit OS 58app en Hoofdsplitsing)
De eigenaar van [adres appellant] vraagt de vergadering om toestemming voor het
aanbrengen van een overkapping op zijn dakterras. Documenten die de bewoner heeft ingediend voor deze aanvraag zijn met de agenda van deze vergadering toegestuurd. Het bestuur heeft aanvrager nog om de volgende aanvullende stukken gevraagd:
- Advies constructeur / constructieberekening.
- Verleende omgevingsvergunning
- Geen bezwaar architect (indien de architect daartoe bereid is, anders een bericht dat deze hierover geen uitspraak doet).
Het bestuur is van mening dat afwijking van de reeds goedgekeurde zonweringen zoveel mogelijk voorkomen dient te worden om de uniformiteit van de uitstraling te kunnen behouden. Dhr. [betrokkene 2] benadrukt dat dit bij eigenaar bekend is en dat in de statuten van de VvE duidelijk is opgenomen dat voor het aanbrengen van wijzigingen aan het uiterlijk van het gebouw vooraf toestemming dient te worden gevraagd. Dat is hier niet gebeurd. De overkapping is reeds geplaatst.
Aanvrager heeft de aanvullend gevraagde documenten tot op heden niet verstrekt.
Daarom wil het bestuur hiervoor uitstel verlenen tot uiterlijk 3 maanden na de
vergadering. De vergadering wordt verzocht om o.b.v. bovenstaande voorwaarden en opmerkingen een besluit te nemen m.b.t. het al dan niet toestaan van het aanbrengen van de overkapping.
Indien deze toestemming niet wordt verleend, of gevraagde aanvullende documenten niet worden overlegd, dient de (reeds geplaatste) overkapping te worden verwijderd en zal het bestuur overgaan tot handhaving. In dit geval vraagt het bestuur toestemming aan de vergadering voor het, indien nodig, mogen starten van een juridische procedure.
Dhr. [appellant] geeft aan dat in het voortraject tijdens de bouw ook de mogelijkheid van een glazen overkapping is besproken. Daar hebben wij nu voor gekozen. De nu (bij meerdere appartementen) aanwezige lamellenzonwering is ook niet tijdens de bouw aangebracht. Hierop wordt geantwoord dat dit wel het geval is. De vergunning voor deze lamellenzonwering is nog door de ontwikkelaar aangevraagd tijdens de bouwperiode.
Mw. [betrokkene 3] geeft aan dat zij vreest dat de uniformiteit in uitstraling in het
gedrang komt wanneer we steeds een beetje gaan afwijken van het eerder goedgekeurde model.
Er wordt tot stemming overgegaan.
Besluit: Een meerderheid van 56% van VvE [VvE 2] is TEGEN het aanbrengen van de overkapping zoals aangevraagd (en reeds gerealiseerd). [betrokkene 4] onthoudt zich van stemming in de VvE's waar zij stemrecht heeft. De overkapping dient te worden verwijderd.
Besluit: De vergadering verleent toestemming aan het bestuur om, indien nodig, een
juridische procedure te voeren, teneinde de overkapping door de eigenaar van
[adres appellant] te laten verwijderen.”
[appellant] heeft op 28 april 2022 aan de kantonrechter verzocht om het op de vergadering van 30 maart 2022 genomen besluit te vernietigen en hem een vervangende machtiging te verlenen om de zonwering te mogen behouden.
Bij beschikking van 21 september 2022 heeft de kantonrechter het besluit vernietigd. Het verzoek om een vervangende machtiging is afgewezen. De kantonrechter heeft overwogen dat het bestuur [appellant] in het kader van zijn verzoek om toestemming voor het plaatsen van de zonwering, heeft gevraagd om drie aanvullende stukken, te weten (1) een advies van de constructeur/ een constructieberekening, (2) de verleende omgevingsvergunning en (3) een verklaring van de architect dat er geen bezwaren bestaan tegen de zonwering van [appellant] . In de notulen is vermeld dat deze documenten ten tijde van de vergadering nog niet (allemaal) beschikbaar waren en dat het bestuur [appellant] daarvoor uitstel wilde verlenen. Dit uitstel is niet verleend en er is – ondanks het ontbreken van de genoemde aanvullende stukken waarom het bestuur zelf nader geïnformeerd wilde worden en die dus kennelijk voor het bestuur van belang zijn voor het te nemen besluit – direct een besluit genomen over het al dan niet geven van toestemming voor het plaatsen van de zonwering. Deze gang van zaken getuigt naar het oordeel van de kantonrechter niet van een zorgvuldige besluitvorming. Om die reden is het besluit vernietigd. De kantonrechter heeft in de beschikking verder overwogen dat deze vernietiging niet per definitie betekent dat de algemene ledenvergadering nooit meer zal mogen besluiten dat [appellant] de zonwering niet mag plaatsen en dus dient te verwijderen of anderszins moet aanpassen. Een nieuw besluit zal wel met de vereiste zorgvuldigheid moeten worden genomen op basis van volledige informatie en de algemene ledenvergadering zal rekening dienen te houden met de gerechtvaardigde belangen van alle betrokken, aldus de kantonrechter in de genoemde beschikking.
[appellant] heeft zijn verzoek om toestemming te verlenen voor het plaatsen van voormelde zonwering opnieuw aan de VvE voorgelegd.
Op 7 maart 2023 heeft een gecombineerde vergadering van (onder meer) de Hoofd VvE en de Onder VvE plaatsgevonden. Op de agenda voor die vergadering stond als punt 12: “Verzoek tot aanbrengen overkapping [adres appellant] (Besluit OS 58app en Hoofdsplitsing)”. Bij de agenda zijn de aanvraag van [appellant] , de toelichting van het bestuur en een brief van een bewoner gevoegd. In laatstgenoemde brief schrijven deze bewoners, onder andere, het volgende:
“Hierbij willen we laten weten dat wij als bewoners van nr [nr] vinden dat ieder recht heeft op zijn eigen mening. Waar we echter bezwaar tegen hebben, is dat hetgeen gebeurd is, het plaatsen van een afwijkende zonwering zonder overleg cq toestemming, door ons wel afgekeurd wordt. Er zijn argumenten voorbij gekomen door medebewoners, dat de overkapping niet zichtbaar is.
Echter voor ons is dat wel het geval en we hebbenzeker last van de reflectie van het zonnescherm doek dat in afwijkende kleur is. Wonen in een appartementencomplex vraagt nu eenmaal overleg en afstemming met elkaar en binnen een VVE dient men zich aan gemaakte afspraken te houden.
Echter weten veel mensen niet wat er allemaal aan vooraf is gegaan voordat de bewoners van de terraswoningen de huidige zonneschermen voor elkaar hebben gekregen. Ook familie [appellant] was hier aanvankelijk bij betrokken.
Het bestuur heeft de nodige zaken in kaart gebracht waardoor is aangetoond dat zij op de hoogte waren van de goed gekeurde zonwering. Helaas heeft familie [appellant] de keus gemaakt zich hier niet aan te houden en hebben ze niet voor de juiste toestemming cq. vergunningen gezorgd, maar zijn ze de rechtszaak gestart.
(…)
Indien de vergadering dit gaat toestaan, is er sprake van een glijdende schaal en zullen toekomstige zaken moeilijker te handhaven zijn. (…)”
Tijdens de vergadering heeft de broer van [appellant] toegelicht dat er in de vorige vergadering stukken ontbraken, maar dat die stukken inmiddels wel zijn verstrekt. [appellant] heeft zijn best gedaan om alle gevraagde informatie en documentatie te overleggen en daarmee is aangetoond dat alles in orde is en de architect ook geen bezwaar heeft, aldus de broer van [appellant] .
De vergadering is vervolgens tot stemming overgegaan. Besloten is om – wederom – geen toestemming te verlenen voor de zonwering.
[appellant] heeft vervolgens het verzoek bij de rechtbank ingediend.
Eerste aanleg
3.2.
[appellant] heeft de kantonrechter verzocht het besluit van de vergadering van de VvE van 7 maart 2023, om geen toestemming te verlenen voor de zonwering van [appellant] , te vernietigen en om een vervangende machtiging te verlenen als bedoeld in artikel 5:121 BW om de zonwering te handhaven.
3.2.1.
De kantonrechter heeft die verzoeken afgewezen bij beschikking van 1 februari 2024, omdat [appellant] toestemming had behoren te vragen voor het plaatsen van de zonwering en de VvE in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat [appellant] geen toestemming wordt verleend voor de reeds gerealiseerde zonwering.
Hoger beroep
3.3.
[appellant] heeft in zijn beroepschrift drie grieven aangevoerd. Daarmee betoogt hij – kort en zakelijk weergegeven – dat [appellant] geen toestemming, zoals bedoeld in artikel 22.2 van de ondersplitsingsakte, nodig had voor het plaatsen van de zonwering en dat de VvE niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat [appellant] geen toestemming wordt verleend voor de door hem gerealiseerde zonwering. De derde grief ziet op de proceskostenveroordeling in eerste aanleg.
3.4.
De VvE heeft zowel bij verweerschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verweer gevoerd tegen de stellingen van [appellant] . Voor zover thans relevant zal het hof bij de beoordeling nader ingaan op het verweer van de VvE.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
Heeft [appellant] toestemming nodig voor het plaatsen van de zonwering met glazen dak?
3.5.1.
Het hof is van oordeel dat [appellant] toestemming nodig heeft voor zijn constructie met glazen dak. Anders dan [appellant] betoogt, blijkt uit de notulen van de VvE-vergadering van 11 februari 2020 niet dat geen toestemming benodigd is voor de (of alle) zonweringvarianten die tijdens de bouw zijn besproken, maar dat
alleende
lamellenzonwering – die al tijdens de bouw een optie was – op de dakterrassen volgens de op 15 juli 2019 verleende bouwvergunning is toegestaan.
De tekst in die notulen
“Omdat deze zonwering al tijdens de bouw een optie was, hoeft de vergadering hier geen toestemming meer voor te verlenen.”kan naar het oordeel van het hof niet los van de overige tekst worden bezien
.
In deze notulen staat namelijk ook dat er een bouwvergunning is aangevraagd voor het aanbrengen van zonweringen op de dakterrassen, dat deze vergunning ook door de gemeente is verleend – en als bijlage met de agenda was meegestuurd –, dat de vergadering voor
dezezonwering die al tijdens de bouw een optie was geen toestemming meer hoeft te verlenen en dat in het nog op te stellen huishoudelijk reglement zal worden vastgesteld dat de
lamellenzonwering op de dakterrassen volgens de op 15 juli 2019 verleende bouwvergunning is toegestaan om uniformiteit te waarborgen. Het gaat dus om de zonwering waarvoor een bouwvergunning door de gemeente is verleend. Daarbij komt dat volgens de notulen de vergunning als bijlage met de agenda is meegestuurd. Ook uit de vergunning blijkt dat de bewoners kunnen kiezen uit twee types zonwering, namelijk zonwering screens (‘tegen de kozijnen gemonteerd’) of zonwering
lamellendak. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] aangegeven dat hij niet meer weet of de vergunning bij de agenda zat. [appellant] heeft het ook niet betwist. Hoewel [appellant] stelt de tekst van de notulen anders te hebben begrepen en dat hij er oprecht van overtuigd was geen toestemming nodig te hebben voor de door hem geplaatste zonwering, is het hof van oordeel dat [appellant] , die op de vergadering aanwezig was, had moeten begrijpen dat in de vergadering van 11 februari 2020 is gekozen voor uniformiteit door het toestaan van (uitsluitend) een lamellen zonwering zoals vermeld in de vergunning en niet voor een zonwering met een glazen dak. Of de glazen zonwering van [appellant] tijdens de bouw wel of niet is besproken als mogelijke optie/variant, is daarom niet van belang.
Het besluit van 11 februari 2020 is niet vernietigd, er is niet gebleken of gesteld dat het besluit nietig is en daarmee staat vast dat dit besluit onherroepelijk is. Omdat [appellant] niet een zonwering met lamellen heeft aangebracht, maar een constructie met glazen dak, heeft [appellant] dus toestemming nodig van de VvE gezien artikel 22.2 van de ondersplitsingsakte.
Kon de vergadering in redelijkheid besluiten geen toestemming te verlenen voor de zonwering met glas?
3.6.
Na het realiseren van de constructie heeft [appellant] alsnog om toestemming gevraagd. In de vergadering van de VvE van 7 maart 2023 is die toestemming geweigerd.
Op grond van artikel 5:130 BW in verbinding met artikel 2:8 en 2:15 BW kan een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars zoals de algemene ledenvergadering, worden vernietigd in het geval sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Toetsingsmaatstaf met betrekking tot de inhoud van het besluit is de vraag of het orgaan bij afweging van alle bij het besluit betrokken gerechtvaardigde belangen in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
De vraag die voorligt is, of de vergadering van de VvE in redelijkheid kon besluiten geen toestemming te verlenen voor de door [appellant] al geplaatste zonwering/overkapping met glas. Het hof is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
3.6.1.
De VvE heeft in de vergadering van 11 februari 2020 gekozen voor de genoemde lamellen zonwering ter waarborging van de uniformiteit in de aan te brengen zonweringen op de dakterrassen. Volgens [appellant] wijkt zijn zonwering slechts in geringe mate daarvan af, omdat zijn zonwering is uitgevoerd in dezelfde kleur, hetzelfde materiaal en dezelfde rechthoekige vorm. [appellant] heeft verder aangevoerd dat het glazen dak van de zonwering uitsluitend zichtbaar is voor de bovenburen van [appellant] , dat de zonwering vanaf de straatzijde en de binnentuin niet of slechts nauwelijks zichtbaar is, dat, voor zover de zonwering zichtbaar is, van een architectonische aantasting van het gebouw geen sprake is – hetgeen wordt bevestigd door de architect van het appartementencomplex –, dat zowel de lamellenzonwering als de zonwering van [appellant] – anders dan de bouwvergunning voorschrijft – aan de gevel zijn bevestigd en dat de VvE aldus geringe afwijkingen ten opzichte van de bouwvergunning toestaat. In dit licht valt voor [appellant] niet in te zien waarom de minimale afwijking van zijn zonwering voor wat betreft het glazen dak daarvan zo bezwaarlijk is voor de VvE nu het architectonisch uiterlijk van het appartementencomplex niet wezenlijk wordt aangetast. Volgens [appellant] bestaat zijn zonwering mede uit een screendoek dat is uitgevoerd in een lichtgrijze kleur. Dat de bovenburen van [appellant] hinder ondervinden van het zonlicht dat via het screendoek zou weerkaatsen, wordt door [appellant] betwist omdat het een blote stelling van de VvE betreft en omdat het screendoek onder een zodanige hoek is aangebracht dat, voor zover daarvan al sprake zou zijn, de weerkaatsing van zonlicht niet in de richting van de bovenburen gaat. Bovendien is [appellant] eventueel bereid om de kleur van het doek aan te passen. Omdat de zonwering van [appellant] slechts in geringe mate afwijkt van de zonweringen van de overige appartementseigenaren, heeft de VvE volgens [appellant] niet in redelijkheid kunnen besluiten om hem geen toestemming te verlenen voor de reeds gerealiseerde zonwering mede in het licht van de financiële impact – in ieder geval een kapitaalvernietiging ter grootte van € 37.685,= – die het weigeren van toestemming achteraf of vervangende machtiging voor [appellant] heeft.
3.6.2.
Het hof oordeelt anders. [appellant] heeft voor zijn constructie glas gebruikt in plaats van lamellen. De constructie heeft daardoor de functie van overkapping in plaats van zonwering. Voor zonwering moet nog een screendoek over het glas worden gebruikt. Daarnaast heeft de constructie van [appellant] een extra middenpoot en is de constructie ook bevestigd aan de gevel van de buren om het gewicht te kunnen dragen. Daarnaast is de glazen constructie aflopend terwijl de lamellen zonwering horizontaal is. Bovendien is de kleur van het screendoek veel lichter – lichtgrijs – dan de kleur van de lamellen – donkergrijs –. Een ander verschil is de weerkaatsing van het zonlicht. De lamellen weerkaatsen geen zonlicht, maar de glazen constructie met screendoek blijkens de overgelegde foto wel (productie 6 verweerschrift eerste aanleg). Dat alle terrassen, zoals door [appellant] ter zitting in hoger beroep is aangevoerd, wezenlijk van elkaar verschillen door de afwezigheid van zonweringen, de beplanting, bestrating en het meubilair, maakt naar het oordeel van het hof niet dat dit af zou doen aan de – naar het oordeel van het hof – aanmerkelijke verschillen tussen de door [appellant] aangebrachte zonwering en de andere lamellenzonweringen. Het aspect van de vergelijking tussen de verschillende horizontale zonweringen leidt in elk geval op zichzelf niet tot een oordeel dat de VvE niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen.
Verder acht het hof van belang dat de VvE ter waarborging van de uniformiteit in de aan te brengen zonweringen op de dakterrassen heeft gekozen voor de lamellen zonwering. Als de glazen constructie van [appellant] zou worden toegestaan, dan kan iedere andere afwijkende constructie voor een zonwering zoals gewenst door een andere appartementseigenaar opnieuw tot discussies leiden. In dat geval wordt het lastig om te bepalen waar de grens dan ligt. Het hof acht daarbij ook van belang hetgeen namens de VvE ter zitting in hoger beroep naar voren is gebracht dat er geen sprake is van willekeur – omdat [appellant] niet vooraf om toestemming heeft gevraagd – maar dat de VvE ook optreedt tegen andere afwijkende zonweringen bij de huurappartementen. [appellant] heeft dit niet weersproken. Dat de constructie aan de constructieberekening voldoet, dat er geen vergunning is vereist en dat de architect per e-mail van 10 maart 2022 heeft laten weten zijns inziens met betrekking tot de pergola met glas van [appellant] geen onoverkomelijkheden te zien, maakt het voorgaande niet anders. Dit waren namelijk in die zin geen voorwaarden voor het verkrijgen van toestemming, dat bij het voldoen aan die voorwaarden toestemming gegeven zou moeten worden. Het zijn eerder voorwaarden die als zij niet alle vervuld zouden zijn al aan het geven van toestemming in de weg zouden staan.
Dat [appellant] door zijn eigen keuze thans te maken krijgt met kapitaalvernietiging en verwijderingskosten is een bijzonder vervelende omstandigheid, maar naar het oordeel van het hof maakt dit het voorgaande ook niet anders. Bij de door de VvE vereiste belangenafweging gaat het om gerechtvaardigde belangen. Nu vast staat dat toestemming voor de door [appellant] gewenste zonwering vereist was, ligt het risico van reeds gemaakte kosten voor de zonder toestemming aangebrachte zonwering geheel bij [appellant] .
Hoewel het besluit van 11 februari 2020 niet volledig uitsluit dat zonweringen op de dakterrassen met toestemming van de VvE kunnen worden aangebracht die afwijkend zijn ten opzichte van de – zonder toestemming – toegestane lamellen zonwering, heeft naar het oordeel van het hof, gelet op bovenstaande, de VvE in redelijkheid haar toestemming in dit geval kunnen weigeren.
3.6.3.
Nu het hof kort gezegd van oordeel is dat de vergadering van de VvE, in aanmerking genomen de in dit geval vereiste toestemming, mede gelet op de aanmerkelijke afwijkingen van de glazen constructie en de aannemelijk gemaakte hinder voor de bovenburen, in het bijzonder in het licht van het belang van de uniformiteit, in redelijkheid tot het bestreden besluit van 7 maart 2023 heeft kunnen komen om [appellant] geen toestemming te verlenen voor de door hem gerealiseerde glazen constructie, zal het hof het verzoek tot vernietiging alsmede in het verlengde daarvan het verzoek om vervangende machtiging afwijzen en de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.7.1.
Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van dit hoger beroep conform het gebruikelijk gehanteerde liquidatietarief (tarief II), alsook in de verzochte nakosten en de over deze kosten verzochte wettelijke rente als nader te bepalen.
3.7.2.
Het hof zal de nakosten begroten op € 178,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 270,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking is voldaan aan de bij deze beschikking uitgesproken veroordelingen en betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden.
3.7.3.
Tenslotte zal het hof zoals verzocht de hierboven weergegeven proceskostenveroordeling in hoger beroep uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten en begroot die kosten overeenkomstig het liquidatietarief tot op heden aan de zijde van de VvE op € 798,= voor griffierecht, € 2.428,= voor salaris advocaat en € 178,= voor nakosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
Als [appellant] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en deze beschikking daarna wordt betekend, dan moet [appellant] € 92,= extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
veroordeelt [appellant] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de hiervoor genoemde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan en
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. Zweers - van Vollenhoven, R.R.M. de Moor en M.W.M. Souren en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.