ECLI:NL:GHSHE:2024:1816

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
200.334.662_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2012. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 oktober 2023 aangevochten, waarin zijn verzoek om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige naar hem werd afgewezen. De vader stelt dat de situatie is veranderd en dat de minderjarige meer bij hem wil zijn, vooral gezien de drukte in het huishouden van de moeder. De moeder, verweerster in hoger beroep, betwist de gewijzigde omstandigheden en stelt dat de minderjarige onder druk staat door de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2024 heeft het hof de minderjarige de gelegenheid gegeven haar mening te uiten. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om goed naar de wensen van de minderjarige te luisteren. Het hof overweegt dat de intrinsieke wens van de minderjarige is om bij de vader te wonen, wat ook praktisch mogelijk is gezien de gezinssamenstelling bij de vader. Het hof komt tot de conclusie dat het in het belang van de minderjarige is om haar hoofdverblijfplaats bij de vader te vestigen, en wijzigt de zorgregeling dienovereenkomstig.

De beslissing van het hof houdt in dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige met ingang van de eerste schooldag van het schooljaar 2024/2025 bij de vader zal zijn. De zorgregeling wordt aangepast zodat de minderjarige om de week van vrijdagavond tot zondagavond bij de vader verblijft, en daarnaast op woensdag na school. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 mei 2024
Zaaknummer: 200.334.662/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/392556 / FA RK 23-1758
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.T.P. Tielemans.
Deze zaak gaat over[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 november 2023, heeft de vader het hof verzocht
- voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende
- alsnog te bepalen dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij hem zal hebben en
- een zorgregeling vast te stellen zoals deze is beschreven in productie 11 bij het verzoekschrift in eerste aanleg, althans een regeling die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 december 2023, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in al zijn verzoeken dan wel hem deze te ontzeggen en de vader te veroordelen in de kosten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en de raad gesproken met de voorzitter, in aanwezigheid van de griffier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 2 oktober 2023;
  • de brief namens de raad, ingekomen ter griffie op 20 november 2023;
  • het V6-formulier met producties 6 t/m 20 namens de moeder, ingekomen ter griffie op 4 april 2024;
  • het V6-formulier met productie namens de vader, ingekomen ter griffie op 5 april 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 augustus 2016 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke echtscheidingsbeschikking op 10 augustus 2016 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Uit het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren. De vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3.
Aan voormelde echtscheidingsbeschikking zijn het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan aangehecht. De huidige feitelijke zorgregeling met de vader houdt in dat [minderjarige] een keer per twee weken van vrijdagavond 19.00 uur tot en met zondagavond 19.00 uur en iedere woensdag uit school tot 19.00 uur bij hem verblijft. Verder is er sprake van een verdeling van de feestdagen en vakanties.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en wijziging van de zorgregeling afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
Partijen hebben in 2016 een ouderschapsplan opgesteld, maar nadien is de situatie gewijzigd. [minderjarige] uit namelijk al lange tijd de wens dat ze meer bij haar vader wil zijn, bij hem wil wonen en dat ze graag het nieuwe schooljaar naar het [school 1] in [plaats 1] wil (dichtbij de woning van de vader in [plaats 1] ). Bij de moeder in [plaats 2] is het erg druk vanwege de andere kinderen in huis (drie kinderen van de moeder en haar huidige partner) en [minderjarige] heeft onvoldoende rust en gelegenheid om huiswerk te maken. Verder is de moeder door haar werk in de horeca regelmatig niet thuis waardoor zij [minderjarige] onvoldoende aandacht kan geven. Bij de vader thuis is het rustiger, krijgt [minderjarige] meer begeleiding en is er ook een stiefzus van dezelfde leeftijd. Richting derden heeft [minderjarige] eveneens herhaaldelijk verklaard dat ze bij de vader wil wonen. Anders dan de moeder stelt, zet de vader [minderjarige] niet onder druk en laat hij haar vrij in de keuze waar zij wil wonen en naar welke school zij wil gaan. De vader had graag in onderling overleg met de moeder in het belang van [minderjarige] tot een wijziging van de situatie willen komen, maar dat is niet gelukt. Hulpverlening voor [minderjarige] en de ouders bij het CJG is nog niet opgestart. Er heeft alleen nog een intakegesprek plaatsgevonden en na afloop van de onderhavige procedure zal een vervolgafspraak worden ingepland.
3.7.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft terecht de verzoeken van de vader afgewezen. Er is geen sprake van gewijzigde omstandigheden. [minderjarige] raakt door toedoen van de vader in een loyaliteitsconflict, doordat de vader blijft hameren op wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling en hij niet openstaat voor een co-ouderschapsregeling met de moeder. [minderjarige] staat daardoor onder enorme druk. Er is geen sprake van een vrije keuze. De problematiek van de ouders wordt door de vader bij [minderjarige] neergelegd en dat is niet in haar belang. De moeder wil graag dat eerst het CJG traject wordt opgestart voordat belangrijke beslissingen worden genomen. Richting de moeder geeft [minderjarige] bovendien aan, anders dan naar de vader, dat ze niet bij haar vader wil wonen. Daar komt bij dat [minderjarige] volgend jaar naar de middelbare school gaat en haar situatie daardoor al enorm verandert. Het is belangrijk dat juist daarom sprake is van een stabiele omgeving en er geen andere grote veranderingen plaatsvinden. [minderjarige] heeft bij de moeder een eigen kamer en daarmee een plekje waar zij zich kan terugtrekken. De moeder is zorgzaam en liefdevol en haar leven staat in het teken van haar kinderen. [minderjarige] heeft veel vriendinnen, haar dansgroep, Krav Maga, rekenbijles, broertjes en een zusje en een liefhebbende vertrouwde omgeving in [plaats 2] . Met een wijziging van haar hoofdverblijfplaats zou deze stabiliteit in haar leven grotendeels of geheel wegvallen.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het hof als volgt geadviseerd.
De overgang naar de middelbare school is een belangrijke stap in het leven van [minderjarige] en speelt mee bij de beslissing omtrent het hoofdverblijf. Tijdens het kindgesprek is [minderjarige] duidelijk geweest. Zij heeft de wens om vaker bij haar vader te zijn, bij haar vader te wonen en om in zijn omgeving naar de middelbare school te gaan. De raad vindt het belangrijk dat goed naar [minderjarige] wordt geluisterd, naar wat zij nu echt wil en dat het van belang is daarbij aan te sluiten.
Hoofdverblijfplaats
3.9.
Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.2.
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de voorzitter van het hof de uitdrukkelijke wens geuit om haar hoofdverblijfplaats bij de vader te hebben. Voor het hof is duidelijk dat de intrinsieke wens van [minderjarige] is dat zij meer bij haar vader wil zijn en (daardoor) ook bij hem wil wonen. Duidelijk is bovendien dat het evenwichtiger verdelen van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders in de vorm van een co-ouderschap niet mogelijk is vanwege praktische redenen, waaronder de afstand tussen de woningen van de ouders. De
consequentie van de wens van [minderjarige] is ook dat zij naar de middelbare school in de omgeving van de woning van de vader zal gaan. Dit heeft de vader terecht aan [minderjarige] voorgehouden. Daar komt bij dat [minderjarige] zelf ook de voorkeur heeft voor het [school 1] in [plaats 1] boven het [school 2] in [plaats 3] . Ze had na het bezoeken van de scholen een beter gevoel bij het [school 1] , zo heeft ze gezegd. Tot slot overweegt het hof dat er binnen het gezin bij de vader en de stiefmoeder voor [minderjarige] gelet op de gezinssamenstelling wat meer rust is, wat gelet op de leeftijd van [minderjarige] en het feit dat ze nu naar de middelbare school gaat wat beter past bij haar leeftijdsfase. Daarmee doet het hof niets af aan de gezinssituatie bij de moeder en de stiefvader, waarbinnen er voor [minderjarige] eveneens een liefdevolle plek is. Het hof is van oordeel dat de hiervoor overwogen omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat hoofdverblijf bij de vader voor [minderjarige] op dit moment het meest wenselijk is.
3.9.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof het hoofdverblijf van [minderjarige] wijzigen naar de vader. Dat betekent dat het verzoek van de vader in hoger beroep zal worden toegewezen en de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats zal worden vernietigd.
Zorgregeling
3.10.
Gelet op de veranderingen die zullen optreden door de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is ook de vaststelling van een andere zorgregeling nodig.
3.10.1.
De vader verzoekt een zorg- en contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] vast te stellen conform de regeling zoals opgenomen in productie 11 bij het verzoekschrift in eerste aanleg van de vader. De verzochte zorgregeling houdt kort gezegd in dat [minderjarige] een keer per veertien dagen tijdens de oneven weken vanaf vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur en iedere woensdag na school tot 19.00 uur bij de moeder verblijft. Daarbij haalt de moeder [minderjarige] op bij de vader en de vader haalt [minderjarige] vervolgens weer op bij de moeder. Verder heeft de vader een verdeling van de vakanties en feestdagen verzocht, welke (nagenoeg) gelijk is aan de feitelijke verdeling op dit moment.
3.10.2.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte wijziging van de zorg- en contactregeling.
3.10.3.
Het hof komt de door de vader verzochte zorgregeling in het belang van [minderjarige] wenselijk voor. Het verzoek betreft in feite de gespiegelde situatie ten opzichte van de huidige regeling. De moeder heeft in het verweerschrift hiertegen geen verweer gevoerd. Ter zitting heeft de moeder wel opgemerkt dat ze ten minste een co-ouderschapsregeling zou willen als [minderjarige] hoofdverblijf bij de vader zou worden bepaald. Het hof heeft hiervoor al overwogen dat een co-ouderschapsregeling alleen al door de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders niet zal werken. Dit betekent dat het verzoek van de vader in hoger beroep zal worden toegewezen en de bestreden beschikking ten aanzien van de zorg- en contactregeling zal worden vernietigd.
3.11.
Tot slot merkt het hof het volgende op. De wijziging van de hoofdverblijfplaats en de zorg- en contactregeling betreft een ingrijpende wijziging in het leven van [minderjarige] en van beide ouders. Er ontstaat immers een geheel nieuwe situatie. Het hof acht het daarom van belang dat de verhuizing samen met de hulpverlening vanuit het CJG goed wordt voorbereid en dat de verhuizing tijdens de laatste drie weken van de zomervakantie van 2024, de weken dat [minderjarige] bij haar vader verblijft, zal plaatsvinden. Op deze manier kan [minderjarige] het schooljaar 2024/2025 starten vanuit de vader. Daarom gaat het hof ervan uit dat beide ouders meewerken aan het traject bij het CJG, dat nog steeds in het belang is van [minderjarige] , nu wellicht nog meer dan ooit.
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de onder bovengenoemd zaaknummer gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 oktober 2023, en opnieuw rechtdoende:
bepaalt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader met ingang van de dag, voorafgaand aan de eerste officiële schooldag van het schooljaar 2024/2025;
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] als volgt vast:
[minderjarige] verblijft bij de moeder:
- van woensdagmiddag na school (tijdstip nader te bepalen afhankelijk van einde schooltijd), tot 19.30 uur;
- elk weekend aansluitend aan een oneven week van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.30 uur;
waarbij de moeder [minderjarige] steeds ophaalt bij de vader en de vader [minderjarige] steeds ophaalt bij de moeder;
vakanties
moeder vader
zomervakantie oneven jaren laatste oneven jaren eerste
3 weken, even jaren 3 weken, even jaren
eerste 3 weken laatste 3 weken
herfstvakantie even jaren oneven jaren
kerstvakantie even jaren 1e week oneven jaren 2e week
oneven jaren 2e week even jaren 2e week
oud en nieuw oneven jaren even jaren
carnavalsvakantie oneven jaren even jaren
meivakantie in overleg i.v.m. 3 in overleg i.v.m. 3
verjaardagen verjaardagen
feestdagen
le en 2e Paasdag even jaren oneven jaren
Hemelvaartsdag oneven jaren even jaren
Pinksteren oneven jaren even jaren
Koningsdag waar [minderjarige] dat jaar waar [minderjarige] dat jaar
op haar verjaardag is op haar verjaardag is
bijzondere dagen
verjaardag [minderjarige] even jaren oneven jaren
verjaardag ouder bij ouder incl. bij ouder incl.
opvolgende nacht tot opvolgende nacht tot
12h 12h
Vaderdag vader incl. avond ervoor 19h
Moederdag moeder incl. avond
ervoor 19h
- alle verjaardagen van haar half broertjes/zusje en stiefzusje kan [minderjarige] aanwezig zijn als dit in een weekend of vakantie valt. De ouder waarvan het kind jarig is zal [minderjarige] die dag ophalen en terug brengen op dezelfde dag, tijd in overleg met elkaar;
compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, H. van Winkel en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 30 mei 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.