In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2012. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 oktober 2023 aangevochten, waarin zijn verzoek om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige naar hem werd afgewezen. De vader stelt dat de situatie is veranderd en dat de minderjarige meer bij hem wil zijn, vooral gezien de drukte in het huishouden van de moeder. De moeder, verweerster in hoger beroep, betwist de gewijzigde omstandigheden en stelt dat de minderjarige onder druk staat door de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2024 heeft het hof de minderjarige de gelegenheid gegeven haar mening te uiten. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om goed naar de wensen van de minderjarige te luisteren. Het hof overweegt dat de intrinsieke wens van de minderjarige is om bij de vader te wonen, wat ook praktisch mogelijk is gezien de gezinssamenstelling bij de vader. Het hof komt tot de conclusie dat het in het belang van de minderjarige is om haar hoofdverblijfplaats bij de vader te vestigen, en wijzigt de zorgregeling dienovereenkomstig.
De beslissing van het hof houdt in dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige met ingang van de eerste schooldag van het schooljaar 2024/2025 bij de vader zal zijn. De zorgregeling wordt aangepast zodat de minderjarige om de week van vrijdagavond tot zondagavond bij de vader verblijft, en daarnaast op woensdag na school. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.