In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de bewindvoerder over een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 mei 2023. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. F. Ergec, verzocht de rechtbank om de eindrekening en verantwoording van de voormalige bewindvoerder, [voormalig bewindvoerder], te vernietigen. De bewindvoerder stelde dat er discrepanties waren in de financiële administratie en dat de voormalige bewindvoerder zijn zorgplicht had geschonden, wat had geleid tot aanzienlijke schade voor de rechthebbende, die in totaal € 111.000,- zou bedragen. De voormalige bewindvoerder, bijgestaan door mr. W.G. Dictus, verweerde zich door te stellen dat hij de rechthebbende adequaat had begeleid en dat de problemen voornamelijk het gevolg waren van de handelingsbekwaamheid van de rechthebbende zelf.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2024 werden beide partijen gehoord. Het hof constateerde dat de grieven van de bewindvoerder onvoldoende concreet waren en dat de verwijten aan de voormalige bewindvoerder niet voldoende onderbouwd waren. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder niet had aangetoond dat de voormalige bewindvoerder tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De rechtbank had eerder de klacht van de bewindvoerder ongegrond verklaard en décharge verleend aan de voormalige bewindvoerder voor de eindrekening en verantwoording. Het hof bekrachtigde deze beslissing en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.