ECLI:NL:GHSHE:2024:181

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
200.333.836_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren uit een inmiddels ontbonden huwelijk. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juli 2023 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van de kinderen was verlengd tot 1 juli 2024. De moeder betwist de noodzaak van de ondertoezichtstelling en stelt dat de kinderen goed functioneren in haar zorg. De gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils, heeft echter verzocht om de beschikking te bekrachtigen, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de rol van de moeder in het contact met de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 januari 2024 zijn de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI gehoord. Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] de gelegenheid gegeven om zijn mening te uiten, wat hij ook heeft gedaan. Het hof heeft de zorgen van de GI onderschreven en geconcludeerd dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De moeder's grieven zijn afgewezen en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 januari 2024
Zaaknummer: 200.333.836/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/410315 / JE RK 23-969
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. de Graaf,
tegen
Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio], locatie [locatie], hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de verlenging van de ondertoezichtstelling van:
  • [minderjarige 1] ([minderjarige 1]), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1]);
  • [minderjarige 2] ([minderjarige 2]), geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2]);
  • [minderjarige 3]([minderjarige 3]), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats]
    (hierna: [minderjarige 3]);
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 26 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 25 oktober 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - te beslissen dat de ondertoezichtstelling van de kinderen niet verlengd wordt en dat de GI in het inleidend verzoek niet-ontvankelijk is, dan wel dat dit verzoek wordt afgewezen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 november 2023, heeft de GI verzocht om de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. De Graaf;
  • de vader;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
2.4.
De raad heeft bij brief van 7 november 2023 aan het hof bericht niet tijdens de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
2.5.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is op 2 januari 2024 buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Bij dit gesprek is de vertrouwenspersoon van [minderjarige 1], [vertrouwenspersoon van minderjarige 1], aanwezig geweest.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de GI d.d. 28 december 2023;
  • de door mr. De Graaf overgelegde pleitnotitie.

3.De beoordeling in hoger beroep

De feiten
3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders zijn de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De kinderen staan sinds 1 juli 2016 onder toezicht. Aanvankelijk was [voormalig jeugdbeschermer 1] belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, gevolgd door [voormalig jeugdbeschermer 2] (vanaf 1 juli 2019). Met ingang van 23 augustus 2021 is het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering de verantwoordelijke GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 1 augustus 2023 verlengd tot 1 juli 2024.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De rechtbank heeft de kinderen na de mondelinge behandeling en na het doen van de uitspraak gehoord. De stem van de kinderen is derhalve ten onrechte niet meegenomen in de beslissing. Verder is ten onrechte overwogen dat de situatie van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] al jaren onveranderd zorgelijk is, dat de zorgen zijn toegenomen en dat deze niet alleen zien op het ontbreken van contact tussen de kinderen en de vader. De kinderen doen het bij de moeder thuis en op school goed. Het feit dat de kinderen zelf aangeven geen contact met de vader te willen door hetgeen in het verleden heeft plaatsgevonden, maakt niet dat de zorgen omtrent de kinderen zijn toegenomen. Evenmin is duidelijk waarop de ontwikkelingsbedreiging ziet. Het is juist de ondertoezichtstelling die spanningen oplevert, terwijl er niet naar de kinderen wordt geluisterd. De moeder heeft dagelijks last van de ondertoezichtstelling en voor de kinderen is de maatregel eveneens belastend.
Het staat niet op voorhand vast dat het in het belang van de kinderen is om tot contactherstel met de vader te komen. Desalniettemin stelt de GI al op voorhand als doel dat de kinderen met beide ouders een onbelast contact moeten hebben. De GI loopt hiermee vooruit op de uitkomsten van de analysefase in het onderzoek door [(jeugd)hulpverlening]. De moeder betwist dat de betrokkenheid van de GI de komende periode nodig blijft om ervoor te zorgen dat het traject bij [(jeugd)hulpverlening] goed van de grond komt en dat afspraken in dat verband door beide ouders (onvoorwaardelijk) worden nagekomen. Zij heeft rechtstreeks contact met [(jeugd)hulpverlening] en de communicatie verloopt goed. De inmenging van de GI werkt belemmerend. Terwijl de analysefase bij [(jeugd)hulpverlening] nog niet is afgerond komt de GI al met een concept OTS-rapportage, waarin onjuiste beweringen en doelstellingen zijn opgenomen. De moeder heeft al bij aanvang van de ondertoezichtstelling gevraagd om hulpverlening voor de kinderen. De conclusies van de analyse door [(jeugd)hulpverlening] zullen duidelijk maken wat de kinderen nodig hebben en of er wel of geen contactherstel met de vader mogelijk is. De uitkomst van het traject zal door de moeder gedragen worden.
3.6.
De GI voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Uit de beschikking blijkt dat [minderjarige 1] door de kinderrechter is gehoord. Het feit dat uit de beschikking niet blijkt wat [minderjarige 1] precies heeft verteld, betekent niet dat de mening van [minderjarige 1] niet is meegewogen in de beslissing. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben gebruik gemaakt van de informele rechtsingang door een brief aan de rechtbank te sturen en zijn om die reden door de rechtbank gehoord.
De moeder is tegenstrijdig in haar beweringen. Enerzijds stelt zij dat het goed gaat met de kinderen en anderzijds stelt zij dat de kinderen getraumatiseerd zijn en nachtmerries hebben. De GI vindt het zorgelijk dat de kinderen uitspreken dat zij geen contact willen met de vader. Zij kunnen geen eigen beeld vormen van de vader, omdat het contact met de vader hen al zes jaar wordt ontnomen.
Het is onjuist dat de kinderen steeds met andere hulpverleners te maken hebben. De GI heeft er bewust voor gekozen om de kinderen niet te veel te belasten met wisselende gezichten. Er zijn nog steeds veel zorgen. De kinderen ervaren loyaliteitsproblemen en de moeder draagt hier zelf aan bij. De moeder lijkt er onvoldoende van doordrongen dat zij het contact met de vader moet stimuleren en dat wanneer zij dit frustreert, dit ernstige gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de kinderen. Zij lijkt de kinderen te betrekken in haar eigen gevoelens en belevingen ten aanzien van de vader en de kinderen tot bondgenoot te maken. De moeder lijkt de rol van de vader niet als waardevol voor de kinderen te zien. Het is onduidelijk of de moeder inzicht heeft in coping mechanismen bij kinderen. Er zijn verder zorgen of de moeder haar stress kan reguleren. De GI vindt het zorgelijk dat de moeder na zes jaar nog steeds niet in staat lijkt om het verleden los te laten.
De GI is er niet van overtuigd dat het traject met [(jeugd)hulpverlening] constructief verloopt. De moeder betrekt diverse partijen bij het traject, hetgeen voor veel ruis en onrust zorgt. De GI heeft de opdracht gekregen om het traject bij [(jeugd)hulpverlening] te monitoren en erop toe te zien dat de afspraken worden nagekomen. De GI stelt zich voor het overige terughoudend op.
3.7.
De vader voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Hij betwist hetgeen door of namens de moeder naar voren wordt gebracht. De vader vindt het lastig dat er veel over hem wordt gezegd, maar dat hij in feite aan de zijlijn staat en als laatste zijn zegje kan doen. Zeven jaar geleden is al geconcludeerd dat er contact tussen de vader en kinderen kan plaatsvinden, maar toch gebeurt het niet. De moeder beschouwt de kinderen als haar eigendom. Dit blijkt ook uit de berichten die zij in het kader van de informatieregeling stuurt. Er liggen al rapportages vanuit het NIFP. Het is betreurenswaardig dat anderhalf jaar input wordt weggegooid. De vader heeft wel vertrouwen in [(jeugd)hulpverlening]. [(jeugd)hulpverlening] heeft aan de vader gevraagd of hij toestemming verleent voor contact met de vertrouwenspersoon van de kinderen. De vader heeft hier een nachtje over willen slapen, maar is hiermee akkoord gegaan. Aan hem is nooit de vraag gesteld of de vertrouwenspersoon bij de kindgesprekken aanwezig mag zijn. In de werkwijze van [(jeugd)hulpverlening] staat dat de gesprekken met de kinderen buiten aanwezigheid van derden plaatsvinden, teneinde de kinderen zoveel als mogelijk een eigen stem te geven, voor zover dat nog mogelijk is. De vader staat ook achter de ondertoezichtstelling. Het is goed dat de rol van de GI in deze fase op de achtergrond is, maar het is wel belangrijk dat de GI zo nodig kan bijsturen. Zodra de analyse beschikbaar is, moet de GI weer in beeld komen.
Het wettelijk kader
3.8.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.9.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
De overwegingen van het hof
3.10.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank die tot de bestreden beslissing hebben geleid en neemt die na eigen onderzoek en waardering over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt hier, op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren is gebracht, het volgende aan toe.
3.11.
Uit het verloop van de procedure bij de rechtbank blijkt dat de rechter [minderjarige 1] wel degelijk voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft gesproken. Dat er daarna klaarblijkelijk nog een gesprek bij de rechtbank heeft plaatsgevonden via de informele rechtsingang, staat los van de beslissing in deze procedure.
3.12.
Het hof onderschrijft de door de rechtbank en de GI genoemde zorgen. De ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen ziet niet alleen op de afwezigheid van het contact tussen de kinderen en de vader, maar onder meer ook op de belastbaarheid van de moeder en het klimaat waarin de kinderen opgroeien, waarbij zij, al dan niet bedoeld, door de moeder met haar eigen gevoelens lijken te worden belast en in de strijd worden betrokken.
Het hof vindt het tekenend dat [minderjarige 1] aangeeft niet op reis te kunnen te gaan vanwege het ontbreken van toestemming van de vader voor de aanvraag van een nieuw paspoort, terwijl tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het paspoort nog niet is verlopen en ook nog geen medewerking aan de vader is verzocht voor het aanvragen van een nieuw paspoort.
Verder heeft de moeder weliswaar het recht om hoger beroep in te stellen, maar dit heeft tot gevolg dat [minderjarige 1] opnieuw is opgeroepen voor een kindgesprek, terwijl het hof vijf maanden voor het indienen van het beroepschrift nog heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk wordt geacht om het traject bij [(jeugd)hulpverlening] tot een goed einde te brengen.
De moeder lijkt zich hier onvoldoende rekenschap van te geven.
Het hof verwijst in dit kader naar de eerder door het hof gegeven beschikkingen van
10 november 2022 en 25 mei 2023, waarin het hof reeds heeft geoordeeld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat het voor het wegnemen van deze ontwikkelingsbedreiging van belang wordt geacht dat er een traject bij [(jeugd)hulpverlening] wordt gevolgd. Het traject bij [(jeugd)hulpverlening] loopt nog. De analysefase met de ouders bevindt zich weliswaar in de afrondende fase, maar wat betreft de kinderen staat deze nog aan het begin. Het hof heeft er nog steeds onvoldoende vertrouwen in dat de ouders zonder het gedwongen kader in staat zijn om het traject bij [(jeugd)hulpverlening] tot een goed einde te brengen. Deze situatie is onveranderd. Juist wanneer de analysefase tot een einde komt en [(jeugd)hulpverlening] daaraan mogelijk conclusies verbindt die de moeder niet onderschrijft, of hulpverlening adviseert die de moeder niet wenselijk acht, wordt de bemoeienis van de GI van belang geacht.
De GI stelt zich in de huidige fase terughoudend op en de kinderen worden door de GI niet belast, hetgeen ook blijkt uit het gesprek met [minderjarige 1], die heeft aangegeven dat hij van de ondertoezichtstelling weinig merkt. Dit laat onverlet dat de GI een wettelijke taak heeft en een specifieke opdracht van de rechtbank heeft gekregen, waaraan de GI moet voldoen.
3.13.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om die ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De grieven van de moeder falen derhalve.
3.14.
Het hof geeft ten slotte aan de ouders en aan [minderjarige 1] mee dat de stem van [minderjarige 1] goed is gehoord. Voor [minderjarige 1] is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de vraag of het contact tussen hem en de vader zal worden hersteld. [minderjarige 1] blijft aangeven dat hij dit niet wil, maar hij vindt het wel fijn als er snel duidelijkheid komt. In zoverre staat hij achter het traject bij [(jeugd)hulpverlening].
Conclusie
3.15.
De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 26 juli 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, H. van Winkel en A.M. Bossink en is op 25 januari 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.