ECLI:NL:GHSHE:2024:1767

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
200.307.125_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontbinding huurovereenkomst wegens structurele overlast

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst. De appellante, wonende te [woonplaats], had een huurovereenkomst met Stichting Tiwos Tilburgse Woonstichting, gevestigd te [vestigingsplaats]. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 28 maart 2023, waarin het hof Tiwos toestond om feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de appellante structurele en ernstige overlast aan omwonenden heeft veroorzaakt. Tiwos heeft verschillende getuigen gehoord die bevestigden dat de appellante regelmatig overlast veroorzaakte, waaronder schreeuwen, bonken op muren en andere storende gedragingen. Ondanks dat de appellante twee keer in de gelegenheid is gesteld om getuigen te laten horen, zijn deze niet verschenen. Het hof heeft geoordeeld dat Tiwos is geslaagd in de bewijslevering en dat de huurovereenkomst terecht is ontbonden. De grieven van de appellante zijn verworpen, en het hof heeft de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van Tiwos vastgesteld op € 4.996,-. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de appellante veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.307.125/01
arrest van 28 mei 2024
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. P.A. Schippers te 's-Hertogenbosch,
tegen
Stichting Tiwos Tilburgse Woonstichting,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.J.P. Schellekens te Tilburg.
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 maart 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaaknummer 9214366 CV EXPL 21 -2017 gewezen vonnis van 3 november 2021.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 28 maart 2023;
  • het proces-verbaal van de enquête van 27 juli 2023;
  • het proces-verbaal van de enquête van 19 oktober 2023;
  • het proces-verbaal van de (niet gehouden) contra-enquête van 19 februari 2024;
  • het proces-verbaal van de (niet gehouden) contra-enquête van 11 april 2024;
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof Tiwos toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [appellante] structurele en ernstige overlast aan omwonenden heeft veroorzaakt.
7.2.
Tiwos heeft daartoe de volgende getuigen doen horen: [persoon 3] , [persoon 2] , [persoon 1] , [consulent] en [de wijkagent] . [appellante] is tot twee maal toe in de gelegenheid geweest in contra-enquête getuigen te doen horen maar de opgeroepen getuigen zijn niet verschenen. Nadat de getuigen de eerste keer niet waren verschenen, heeft het hof [appellante] andermaal in de gelegenheid gesteld om getuigen te laten horen. Beide keren is [appellante] in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de datum van het verhoor verhinderdata door te geven, waarmee vervolgens rekening is gehouden. [appellante] heeft de te horen getuigen beide keren niet per aangetekende brief en ook niet met een deurwaardersexploot opgeroepen. [appellante] zelf is de tweede keer evenmin verschenen. Tiwos heeft bezwaar gemaakt tegen deze gang van zaken en tegen het bepalen van een derde datum voor verhoor in de contra-enquête. Gezien deze omstandigheden, heeft het hof het bepalen van een derde datum voor de contra-enquête in strijd geacht met de goede procesorde en de contra-enquête gesloten.
De bewijswaardering
7.3.
Het hof is van oordeel dat Tiwos is geslaagd in de bewijslevering om de volgende redenen.
7.3.1.
De getuigen [persoon 3] en [persoon 2] waren de naaste buren van [appellante] ; de getuige [persoon 3] is in 2017 op nummer [huisnummer 1] komen wonen, de getuige [persoon 2] in 2018 op nummer [huisnummer 2] (van de [straatnaam] in [plaats] , waar [appellante] op nummer [huisnummer 3] woonde). Uit beide getuigenverklaringen volgt dat [appellante] overlast veroorzaakte. De overlast bestond (onder meer) uit water gooien over de schutting, schreeuwen (ook tegen kinderen van getuige [persoon 2] ), op de ramen bonzen, op de muren bonken. Getuige [persoon 3] heeft verklaard dat dit (ook) ’s avonds gebeurde en dat haar dochter ’s nachts bang was en er niet van kon slapen. Getuige [persoon 2] heeft verklaard dat het schreeuwen dag en nacht gebeurde. Getuige [persoon 3] heeft verklaard dat dit meer dan maandelijks voorkwam, soms drie dagen in de week, soms één dag of twee dagen in de week, een ander keer vier dagen in de week en soms was het een hele week rustig. Getuige [persoon 2] heeft verklaard dat dit drie à vier keer per week voorkwam, soms dagelijks uren aaneengesloten en soms was het een periode van één of twee weken rustig en dan begon het weer opnieuw. Beide getuigen hebben verklaard dat dit heeft voortgeduurd tot het vertrek van [appellante] .
7.3.2.
De getuigen [consulent] en [de wijkagent] zijn in dienst van Tiwos. [consulent] is leefbaarheidsconsulent, [de wijkagent] is buurtbeheerder. Beide getuigen hebben verklaard dat zij meldingen kregen van omwonenden over door [appellante] veroorzaakte overlast. Getuige [consulent] heeft verklaard dat hij twee maal zelf heeft meegemaakt dat [appellante] overlast veroorzaakte. Hij heeft verklaard dat, toen hij bij [persoon 2] aanwezig was, hij de ene keer heeft meegemaakt dat er tegen de muur werd geslagen, en de andere keer dat [appellante] aan het roepen en schreeuwen was en dat hij haar stem herkende. Getuige [de wijkagent] heeft verklaard dat hij één keer de overlast zelf heeft meegemaakt. Ook hij was bij [persoon 2] op huisbezoek en ook hij heeft verklaard dat hij [appellante] heeft horen schreeuwen en dat hij haar stem herkende. Hij heeft ook verklaard dat er op de muren werd geklopt. Verder heeft getuige [de wijkagent] verklaard dat hij van de politie had gehoord dat er dezelfde soort klachten bij de politie terecht kwam over [appellante] . Getuige [consulent] heeft verklaard dat Tiwos van de politie te horen had gekregen dat er zo vaak werd geklaagd over [appellante] dat dit de politie te veel tijd kostte en dat de politie vond dat Tiwos dit moest oppakken.
7.3.3.
Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaring van de getuige [persoon 1] .
7.3.4.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor besproken verklaringen blijkt dat [appellante] met grote regelmaat (zo ongeveer wekelijks gedurende enkele jaren) - dus structureel -overlast heeft veroorzaakt en dat het om ernstige overlast ging (schreeuwen, bonzen, bonken, zowel overdag als ‘s avonds en ‘s nachts). Ook uit de omstandigheid dat de politie Tiwos heeft gevraagd om maatregelen te treffen blijkt dat het niet ging om een enkele incidenten. Verder blijkt uit de verklaringen dat [appellante] zelf het initiatief nam tot het veroorzaken van overlast, althans “dat het uit het niets kwam”, althans dat het een reactie leek op de enkele aanwezigheid van kinderen of bezoek bij haar buren, hetgeen geen rechtvaardiging vormt voor het veroorzaken van overlast. Dat zou zijn samengespannen tegen [appellante] blijkt nergens uit.
7.3.5.
Het hof heeft bij dit oordeel betrokken hetgeen [appellante] aan bewijsmateriaal heeft bijgebracht. Dit door [appellante] bijgebrachte bewijs legt echter onvoldoende gewicht in de schaal om de hiervoor besproken verklaringen te ontkrachten.
De slotsom
7.4.1.
Het hof heeft in het tussenarrest de grieven I tot en met III al beoordeeld. De grieven IV en V hebben betrekking op het bewijs. Dat is hiervoor aan de orde gekomen. Uit het voorgaande volgt dat het hof van oordeel is dat de huurovereenkomst terecht is ontbonden.
Grief VI heeft betrekking op de proceskostenveroordeling en op de vraag of het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard had mogen worden. Deze grief bouwt voort op het standpunt dat de huurovereenkomst ten onrechte is ontbonden. Aangezien het hof [appellante] niet volgt in dat standpunt, faalt ook deze grief.
7.4.2.
De slotsom is dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen.
Het hof zal [appellante] veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Tiwos zullen vastgesteld worden op:
  • griffierecht € 783,-
  • salaris advocaat € 3.642,- (3 punten x tarief II)
  • nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
  • getuigentaxen € 393,- (inclusief de kosten van de tolk)
Totaal € 4.996,-

8.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van in totaal € 4.996,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [appellante] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, A.L. Bervoets en J.K. Six-Hummel en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 mei 2024.
griffier rolraadsheer