ECLI:NL:GHSHE:2024:1756

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
20-000893-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen als gewoonte en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, een geldboete van € 10.000,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis met uitzondering van de opgelegde straf vroeg. De verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het tweede feit en een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 februari 2016 tot en met 17 juni 2020 grote contante geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij opzettelijk hennep aanwezig had. De bewezenverklaring van het eerste feit, gewoontewitwassen, is wel gehandhaafd. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en heeft de eerdere strafmaat aangepast op basis van de ernst van het feit en de lange pleegperiode.

Het hof heeft ook overwogen dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de teruggave van in beslag genomen goederen gelast. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de integriteit van het financiële verkeer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000893-23
Uitspraak : 17 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 maart 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-190993-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1991,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘gewoontewitwassen’ (feit 1) en ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2), veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, een geldboete ter hoogte van € 10.000,- subsidiair 85 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is beslist op het beslag.
Bij herstelvonnis van 23 maart 2023 is de kwalificatie van feit 2 verbeterd en vervangen door “
feit 2: “medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.”
Namens de verdachte is op 28 maart 2023 tegen voormeld vonnis, zoals dat luidt na herstel, hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, een geldboete ter hoogte van € 10.000,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is ten aanzien van het eerste feit gerefereerd aan de bewezenverklaring van de rechtbank en is ten aanzien van het tweede feit primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.zij in of omstreeks de periode van 17 februari 2016 tot en met 17 juni 2020, te Roosendaal en/of Sprundel, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten contante geldbedragen van in totaal € 88.350 euro, althans een of meer (grote) contante geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, wist dat dat/die geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf en zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.zij op 17 juni 2020 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,98 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Op 17 juni 2020 was de politie voornemens een doorzoeking uit te voeren bij de woning aan [adres 2] , waar de verdachte bij de gemeente stond ingeschreven. Omstreeks 06.08 uur deed de verdachte de deur open en werd zij aangehouden in het kader van een witwasverdenking. Omstreeks 06.42 uur werden er in de schuur van de woning 12 zakken met hennep aangetroffen met een totaal gewicht van 11,98 kilogram. De deur van de schuur stond, voor het aantreffen van de hennep, open. De man van de verdachte, [medeverdachte] , werd eveneens in de woning aangetroffen en hij heeft bij de politie omtrent deze hennep verklaard dat hij die hennep diezelfde nacht in de schuur heeft gelegd. Zijn vrouw, de verdachte, wist er volgens [medeverdachte] niets van. Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte volhard in haar verklaring dat zij niets heeft geweten van de aangetroffen hennep in de schuur.
Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op het feit dat het dossier onvoldoende bewijs voor het tegendeel bevat, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte is aan te merken als (mede)pleger van het aanwezig hebben van de tenlastegelegde hoeveelheid hennep van ongeveer 11,98 kilogram, zodat vrijspraak van dit feit dient te volgen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij:
1.in de periode van 17 februari 2016 tot en met 17 juni 2020 in Nederland, grote contante geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl zij wist dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf en zij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het zaaksdossier inzake de verdachte, met proces-verbaalnummer 2020148410 van de eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, gesloten 11 mei 2021 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 218).
1.
Het proces-verbaal (relaas van onderzoek) d.d. 11 mei 2021 (pagina’s 3-15) voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het relaas van [verbalisant 1] :
Door politieambtenaren van de Dienst Regionale Recherche van de Eenheid Zeeland-West-Brabant is onder leiding van de [officier van justitie] op 20 november 2018 een onderzoek opgestart onder de naam Verdejo. Dit onderzoek betrof de handel in verdovende middelen en de uitvoer ervan. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een actiedag op 15 april 2019 waarbij diverse aanhoudingen en doorzoekingen zijn verricht. [medeverdachte] geboren [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2] en wonende op het adres [adres 2] wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 en 11 van de Opiumwet. [medeverdachte] is sinds [datum] gehuwd in gemeenschap van goederen met een vrouw, de verdachte genaamd [verdachte] , geboren [geboortedag 1] .
Door het financiële onderzoek wat werd opgestart tegen [medeverdachte] ontstond de verdenking dat zijn vrouw [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf witwassen.
Uit gevorderde gegevens van de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) komt naar voren dat vanaf 2014 geen gegevens bekend zijn van [medeverdachte] met betrekking tot zijn inkomen, bezittingen, schulden en betaalde belastingen. Ten tijde van het onderzoek Verdejo woonde [verdachte] samen met haar man en kind op het adres [adres 3] . De huur bedroeg per maand € 1.995,-. De woning op het adres [adres 3] betreft een luxe vrijstaande villa met o.a. een grote loods, groot zwembad en jacuzzi in de achtertuin. Na bestudering van de bankafschriften van de Rabobank van [verdachte] komt naar voren dat zij salaris ontvangt van het bedrijf ‘ [bedrijf] ’. Het gemiddelde salaris per maand over de periode 1 januari 2018 tot en met april 2019 komt uit op € 2.573,- per maand.
In de woning op het adres [adres 3] werden tijdens de doorzoeking op 15 april 2019 42 mining rigs aangetroffen waarmee cryptocurrencies gemined kunnen worden. De aanschafwaarde wordt geschat op een bedrag van € 114.460,-. Deze aankopen zijn niet zichtbaar op de bankrekeningen.
Om de inkomsten en vermogenspositie van [medeverdachte] volledig in beeld te kunnen brengen werd in het onderzoek Verdejo de bankafschriften van de rekening van [verdachte] bij de Rabobank opgevraagd. De betrokken bankrekening is [rekeningnummer] en werd opgevraagd over de periode 1-1-2016 tot en met 22-5-2019. In die periode werden op de bankrekening van [verdachte] contante stortingen gedaan van in totaal € 64.140,-. [verdachte] ontvangt haar salaris gewoon elke maand giraal dus deze stortingen kunnen niet gerelateerd zijn aan haar werk.
Op 1 mei 2020 werd opnieuw een vordering ex. Artikel 126nd naar de Rabobank verstuurd. Hierop werden de bankafschriften over de periode 1 mei 2019 tot en met 1 april 2020 gevorderd. In totaal werd over deze periode een bedrag van € 24.210,- contant gestort.
In totaal is vanaf 1 januari 2016 tot en met 17 maart 2020 voor een bedrag van € 88.350,- contant gestort. Onbekend is wat de legale herkomst van dit contant gestorte geldbedrag is.
Verdachte transacties
In het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) melden (financiële) instellingen voorgenomen of uitgevoerde transacties aan FIU-Nederland.
Op 2 februari 2021 raadpleegde ik de verdachte transacties op naam van [verdachte] . Ik constateerde dat zij in de onderzoeksperiode betrokken is bij 9 verdachte transacties.
6 uitgevoerde moneytransfers naar Marokko, Spanje en de Verenigde Arabische Emiraten voor een bedrag van € 10.710,-. Gemeld door het GWK Travelex in [plaats] .
Rabobank doet melding van het gegeven dat er in de periode 25-2-2013 t/m 17-3-2020 in totaal 88 transacties, een totaalbedrag van € 125.630,- contant is gestort in ongebruikelijke coupures.
De melder, de Rabobank, verwoordt het als volgt: De contante stortingen zijn ongebruikelijk binnen het reguliere particuliere rekeningverloop en klantbeeld van [verdachte] . Uit het transactieverkeer blijkt dat de contante stortingen opgaan in het regulier betalingsverkeer.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2021 met bijlagen (pagina’s 132 – 136) voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de bevindingen van [verbalisant 1] ;
(pagina 132)
In het onderzoek tegen [verdachte] geboren [geboortedag 1] zijn in verschillende fases en met verschillende vorderingen ex. artikel 126nd SV, bankafschriften opgevraagd van haar Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer] .
Door mij is een Excelbestand gemaakt van de contante stortingen en opnames over de onderzoeksperiode 1-1-2016 tot en met 1-4-2020. In de onderzoeksperiode is er een bedrag van € 88.350,- contant gestort.
Boekdatum
Omschrijving
Credit/bij
17-02-2016
Stortingsapparaat 16:44 pasnr. 003
€ 800
11-07-2016
Stortingsapparaat 13:47 pasnr. 003
€ 750
14-07-2016
Stortingsapparaat 15:05 pasnr. 003
€ 1.780
20-07-2014
Stortingsapparaat 13:22 pasnr. 003
€ 1.000
28-07-2016
Stortingsapparaat 12:44 pasnr. 003
€ 340
12-08-2016
Stortingsapparaat 15:24 pasnr. 003
€ 1.000
23-01-2017
Stortingsapparaat 10:39 pasnr. 004
€ 1.910
09-03-2017
Stortingsapparaat 16:30 pasnr. 004
€ 1.460
20-04-2017
Stortingsapparaat 09:40 pasnr. 004
€ 3.060
16-05-2017
Stortingsapparaat 16:50 pasnr. 004
€ 3.500
12-06-2017
Stortingsapparaat 14:20 pasnr. 004
€ 1.500
28-07-2017
Stortingsapparaat 16:16 pasnr. 004
€ 3.000
17-08-2017
Stortingsapparaat 15:23 pasnr. 004
€ 650
24-08-2017
Stortingsapparaat 16:22 pasnr. 004
€ 1.500
05-09-2017
Stortingsapparaat 15:20 pasnr. 004
€ 1.000
08-09-2017
Stortingsapparaat 12:22 pasnr. 004
€ 3.000
26-09-2017
Stortingsapparaat 15:28 pasnr. 004
€ 4.550
09-10-2017
Stortingsapparaat 16:23 pasnr. 004
€ 4.500
27-10-2017
Stortingsapparaat 14:27 pasnr. 003
€ 1.000
03-11-2017
Stortingsapparaat 16:14 pasnr. 004
€ 1.000
20-12-2017
Stortingsapparaat 13:31 pasnr. 004
€ 2.450
29-01-2018
RABO [postcode 1] Stortingsapparaat 13:25 pasnr. 004
€ 500
08-02-2018
Stortingsapparaat 13:06 pasnr. 004
€ 980
06-04-2018
Stortingsapparaat 14:34 pasnr. 004
€ 2.000
02-05-2018
Stortingsapparaat 15:38 pasnr. 004
€ 2.000
22-06-2018
Stortingsapparaat 17:00 pasnr. 004
€ 1.000
04-07-2018
Stortingsapparaat 16:44 pasnr. 004
€ 3.660
19-07-2017
Stortingsapparaat 16:49 pasnr. 004
€ 1.730
30-07-2018
Stortingsapparaat 16:59 pasnr. 004
€ 20
30-07-2018
Stortingsapparaat 16:57 pasnr. 004
€ 1.000
01-08-2018
Stortingsapparaat 16:32 pasnr. 004
€ 240
01-08-2018
Stortingsapparaat 16:21 pasnr. 004
€ 740
07-09-2018
Stortingsapparaat 12:21 pasnr. 004
€ 2.280
01-10-2018
Stortingsapparaat 12:34 pasnr. 004
€ 2.540
11-10-2018
Stortingsapparaat 17:00 pasnr. 004
€ 2.000
09-11-2018
Stortingsapparaat 12:57 pasnr. 004
€ 1.800
30-01-2019
Stortingsapparaat 14:43 pasnr. 004
€ 1.000
09-05-2019
Stortingsapparaat 13:27 pasnr. 004
€ 900
29-5-2019
RABO [postcode 1] Stortingsapparaat 14:52 pasnr. 004
€ 1.000
26-6-2019
Stortingsapparaat 11:22 pasnr. 004
€ 1.300
01-07-2019
Stortingsapparaat 16:34 pasnr. 004
€ 2.800
09-07-2019
Stortingsapparaat 13:54 pasnr. 004
€ 550
15-08-2019
Stortingsapparaat 13:04 pasnr. 004
€ 1.900
22-08-2019
Stortingsapparaat 12:24 pasnr. 004
€ 1.000
03-09-2019
RABO [postcode 2] Stortingsapparaat 10:40 pasnr. 004
€ 4.350
03-09-2019
RABO [postcode 2] Stortingsapparaat 10:46 pasnr. 004
€ 2.650
12-09-2019
Stortingsapparaat 13:36 pasnr. 004
€ 2.000
03-10-2019
Stortingsapparaat 16:38 pasnr. 004
€ 1.500
11-11-2019
Stortingsapparaat 16:32 pasnr. 004
€ 1.150
17-01-2020
Stortingsapparaat 16:53 pasnr. 004
€ 3.000
17-03-2020
Stortingsapparaat 16:56 pasnr. 004
€ 1.010
€ 88.350
3.
Het proces-verbaal van aanvraag vordering verstrekking historische gegevens d.d. 10 augustus 2020 met bijlagen (pagina’s 101 – 122) voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de bevindingen van [verbalisant 2] ;
(pagina 101)
In het kader van het misdrijf witwassen is het van belang om te weten uit welke coupures de geldbedragen met betrekking tot de contante stortingen en opnames bestonden. Er kan onder andere uit naar voren komen dat er is gewisseld van kleine naar grote coupures of andersom.
Er zijn twee Excelbestanden gemaakt met de data waarop [verdachte] contant geld heeft gestort en opgenomen van haar Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer] .
(pagina 111)
Transactietijd in NL
Bedrag
Rekening
Valuta
Storting
17-03-2020 16:56
€ 1.010
[rekeningnummer]
EUR
17 x 50 euro
17-01-2020 16:53
€ 3.000
[rekeningnummer]
EUR
8 x 20 euro
40 x 50 euro
44 x 20 euro
12 x 10 euro
11-11-2019 16:32
€ 1.150
[rekeningnummer]
EUR
15 x 50 euro
20 x 20 euro
03-10-2019 16:38
€ 1.500
[rekeningnummer]
EUR
3 x 500 euro
12-09-2019 13:36
€ 2.000
[rekeningnummer]
EUR
6 x 50 euro
75 x 20 euro
20 x 10 euro
03-09-2019 10:46
€ 2.650
[rekeningnummer]
EUR
47 x 50 euro
15 x 20 euro
03-09-2019 10:40
€ 4.350
[rekeningnummer]
EUR
51 x 50 euro
34 x 20 euro
109 x 10 euro
6 x 5 euro
22-08-2019 12:24
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
20 x 50 euro
15-08-2019 13:04
€ 1.900
[rekeningnummer]
EUR
38 x 50 euro
09-07-2019 13:54
€ 550
[rekeningnummer]
EUR
5 x 50 euro
14 x 20 euro
2 x 10 euro
01-07-2019 16:34
€ 2.800
[rekeningnummer]
EUR
12 x 100 euro
29 x 50 euro
15 x 10 euro
26-06-2019 11:22
€ 1.300
[rekeningnummer]
EUR
4 x 100 euro
18 x 50 euro
29-05-2019 14:52
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
1 x 100 euro
18 x 50 euro
09-05-2019 13:27
€ 900
[rekeningnummer]
EUR
18 x 50 euro
30-01-2019 14:43
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
2 x 100 euro
16 x 50 euro
09-11-2018 12:57
€ 1.800
[rekeningnummer]
EUR
36 x 50 euro
11-10-2018 17:00
€ 2.000
[rekeningnummer]
EUR
40 x 50 euro
01-10-2018 12:34
€ 2.540
[rekeningnummer]
EUR
54 x 20 euro
146 x 10 euro
07-09-2018 12:21
€ 2.280
[rekeningnummer]
EUR
16 x 50 euro
74 x 20 euro
01-08-2018 16:32
€ 240
[rekeningnummer]
EUR
12 x 20 euro
01-08-2018 16:21
€ 740
[rekeningnummer]
EUR
3 x 50 euro
59 x 10 euro
30-07-2018 16:59
€ 20
[rekeningnummer]
EUR
1 x 20 euro
30-07-2018 16:57
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
16 x 50 euro
20 x 10 euro
19-07-2018 16:49
€ 1.730
[rekeningnummer]
EUR
30 x 50 euro
1 x 20 euro
21 x 10 euro
04-07-2018 16:44
€ 3.660
[rekeningnummer]
EUR
60 x 50 euro
33 x 20 euro
22-06-2018 17:00
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
1 x 500 euro
9 x 20 euro
32 x 10 euro
01-05-2018 15:38
€ 2.000
[rekeningnummer]
EUR
40 x 50 euro
06-04-2018 14:34
€ 2.000
[rekeningnummer]
EUR
18 x 100 euro
10 x 20 euro
08-02-2018 13:06
€ 980
[rekeningnummer]
EUR
1 x 500 euro
1 x 50 euro
20 x 20 euro
3 x 10 euro
29-01-2018 13:25
€ 500
[rekeningnummer]
EUR
1 x 500 euro
20-12-2017 13:31
€ 2.450
[rekeningnummer]
EUR
42 x 50 euro
12 x 20 euro
11 x 10 euro
03-11-2017 16:14
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
20 x 50 euro
27-10-2017 14:27
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
50 x 20 euro
09-10-2017 16:23
€ 4.500
[rekeningnummer]
EUR
90 x 50 euro
26-09-2017 15:28
€ 4.550
[rekeningnummer]
EUR
7 x 100 euro
21 x 50 euro
109 x 20 euro
61 x 10 euro
2 x 5 euro
08-09-2017 12:22
€ 3.000
[rekeningnummer]
EUR
30 x 100 euro
05-09-2017 15:20
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
20 x 50 euro
24-08-2017 16:22
€ 1.500
[rekeningnummer]
EUR
3 x 500 euro
17-08-2017 15:23
€ 650
[rekeningnummer]
EUR
13 x 50 euro
28-07-2017 16:16
€ 3.000
[rekeningnummer]
EUR
20 x 100 euro
20 x 50 euro
12-06-2017 14:20
€ 1.500
[rekeningnummer]
EUR
27 x 50 euro
15 x 10 euro
16-05-2017 16:50
€ 3.500
[rekeningnummer]
EUR
1 x 500 euro
5 x 100 euro
48 x 50 euro
5 x 20 euro
20-04-2017 09:40
€ 3.060
[rekeningnummer]
EUR
6 x 100 euro
39 x 50 euro
10 x 20 euro
31 x 10 euro
09-03-2017 16:30
€ 1.460
[rekeningnummer]
EUR
73 x 20 euro
23-01-2017 10:39
€ 1.910
[rekeningnummer]
EUR
3 x 500 euro
1 x 50 euro
18 x 20 euro
12-08-2016 15:24
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
50 x 20 euro
28-07-2016 12:44
€ 340
[rekeningnummer]
EUR
17 x 20 euro
20-07-2016 13:22
€ 1.000
[rekeningnummer]
EUR
100 x 10 euro
14-07-2016 15:05
€ 1.7780
[rekeningnummer]
EUR
89 x 20 euro
11-07-2016 13:47
€ 750
[rekeningnummer]
EUR
11 x 50 euro
10 x 20 euro
17-02-2016 16:44
€ 800
[rekeningnummer]
EUR
8 x 100 euro
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 augustus 2020 (pagina’s 48 – 60), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de afgelegde verklaring van de verdachte;
(pagina 52)
O: De bankafschriften van uw Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer] zijn opgevraagd en bestudeerd.
V: Wie maken er gebruik van deze rekening?
A: Ikke.
(pagina 53)
O: Later zijn opnieuw bankafschriften van deze rekening opgevraagd. Over de periode 1 mei 2019 tot en met 1 april 2020 blijkt dat de vrijwel maandelijkse contante stortingen gewoon door zijn blijven gaan.
V: Wie doet deze contante stortingen?
A: Die doe ik.
(pagina 54)
V: In uw woning op [adres 2] werd een transactiebon aangetroffen. Hierop staat vermeldt dat er op 1 juli 2019, 15 bankbiljetten van € 10,-, 29 bankbiljetten van € 50,- en 12 bankbiljetten van € 100,- contant gestort is op je Rabobankrekening. (Zie foto nr. 9 )
V: Op 9 mei 2019 wordt er een bedrag van € 900,- gestort op uw bankrekening [rekeningnummer] . Dit bedrag bestond uit 18 bankbiljetten van € 50,-. (Zie foto nr. 10)
5.
De eigen waarneming van het hof dat op foto 9 (pagina 69) een transactiebon van de Rabobank 4701VJ51> [plaats] te zien is dat op 1 juli 2019 om 16:34:31 uur op automaat 144395 met pasnummer 004 op de rekening eindigend met [rekeningnummer] (het hof begrijpt: de laatste 4 cijfers van de rekening van verdachte en mitsdien op rekening van verdachte) een totaal bedrag van € 2.800 is gestort bestaande uit 15 briefjes van 10 euro, 29 briefjes van 50 euro en 12 briefjes van 100 euro.
6.
De eigen waarneming van het hof dat op foto 10 (pagina 70) een transactiebon van de Rabobank 4701BP2> [plaats] te zien is dat om 13:27:07 uur op de automaat met pasnummer 004 op de rekening eindigend met [rekeningnummer] (het hof begrijpt: de laatste 4 cijfers van de rekening van verdachte en mitsdien op rekening van verdachte) een totaal bedrag van € 900 is gestort bestaande uit 18 briefjes van 50 euro.
Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben de raadsman en de verdachte te kennen gegeven te berusten in de bewezenverklaring van de rechtbank ten aanzien van feit 1.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij gedurende een langere periode, namelijk van 3,5 jaren, geldbedragen heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt. In totaal heeft zij in deze periode een totaal bedrag van ruim € 88.000,- witgewassen. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en heeft een ontwrichtende werking op het economisch leven. Deze werking wordt nog versterkt indien het geld als vermeend legaal geld wordt aangewend in de legale economie. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel geld het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. De verdachte heeft kennelijk slechts gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 februari 2024, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof heeft tevens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden zoals de verdachte deze op de terechtzitting van het hof naar voren heeft gebracht. Zij heeft werk, zorgt voor de twee kinderen van haar en [medeverdachte] met wie zij niet samenleeft maar nog wel is getrouwd. [medeverdachte] , welke bij vonnis van 19 juli 2021 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant (niet onherroepelijk) is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, is, naar mededeling van de verdediging ter zitting in hoger beroep, voortvluchtig.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de lange pleegperiode en de hoogte van het witgewassen geldbedrag, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf voorts gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten), dienende als handreiking voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Als oriëntatiepunt voor fraudezaken, bij welk oriëntatiepunt in dit soort zaken aansluiting wordt gezocht, wordt bij een benadelingsbedrag van € 70.000 tot € 125.000 uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 9 maanden.
Alle omstandigheden afwegend acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren in beginsel passend en geboden. Voor oplegging van een taakstraf dan wel een geldboete met een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals die ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen, is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen plaats.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Het vonnis van de rechtbank is niet gewezen binnen twee jaren nadat er jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan zij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen haar door het Openbaar Ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. In de onderhavige zaak is de verdachte op 6 augustus 2020 voor het eerst door de politie verhoord. Naar het oordeel van het hof is de redelijke termijn op dat moment aangevangen. Nu de rechtbank eerst op 14 maart 2023 vonnis heeft gewezen, is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 8 maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een langere termijn rechtvaardigen.
In hoger beroep is de redelijk termijn niet overschreden.
Gelet op voornoemde schending van de redelijke termijn zal het hof volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldautomaat onder nummer 7 van de beslaglijst, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten ten aanzien van de goederen zoals in het dictum van dit arrest is bepaald.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis en het herstelvonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • sieraden en sieradendozen (zoals genoemd onder 1 tot en met 6, 8 tot en met 16 en 18 tot en met 23 op de beslaglijst)
  • een zalmkleurige sjaal van het merk Dior (zoals genoemd onder 17 op de beslaglijst)
  • een geldbedrag van € 3.090,- (zoals genoemd onder 25 op de beslaglijst);
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldautomaat van het merk Hitachi (zoals genoemd onder 7 op de beslaglijst);.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 17 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.