In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 17 juli 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld voor medeplegen van oplichting en diefstal, waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van valse sleutels. De politierechter had hem een taakstraf van 150 uren opgelegd, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde een strafmaatverweer. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de politierechter aangevuld met eigen waarnemingen en heeft de betrouwbaarheid van de herkenningen door verbalisanten beoordeeld. Het hof oordeelde dat de herkenningen voldoende betrouwbaar waren, mede gezien de kwaliteit van de camerabeelden.
Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als bankmedewerker en misbruik te maken van het vertrouwen van kwetsbare slachtoffers. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de opgelegde straf in overeenstemming met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte vastgesteld.