ECLI:NL:GHSHE:2024:1753

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
20-001849-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met langdurig seksueel misbruik van minderjarige en bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, die op het moment van de misdrijven nog minderjarig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van tien jaar, vanaf het moment dat het slachtoffer negen jaar oud was, zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik. Dit omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De verdachte heeft de seksuele handelingen meermalen gepleegd, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van zijn rol als verzorger en opvoeder van het slachtoffer.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar twaalf jaar, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de langdurige aard van het misbruik in overweging genomen, evenals de impact op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is bevestigd, evenals de beslissing over de inbeslaggenomen goederen. Het hof heeft ook de redelijke termijn overschreden in de behandeling van de zaak, maar heeft dit niet als reden voor een lagere straf genomen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft volgehouden dat het misbruik met instemming van het slachtoffer plaatsvond, wat het hof als ongeloofwaardig heeft afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001849-22
Uitspraak : 27 mei 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 1 augustus 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-265272-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in P.I. Arnhem te Arnhem.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd (
  • met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd (
  • verkrachting, meermalen gepleegd (
  • een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, verwerven en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt
en
een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt (
feit 4),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 20.015,92, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Voorts heeft de rechtbank een achttiental inbeslaggenomen goederen, te weten – kort gezegd – computers, datadragers, telefoons en vibrators onttrokken aan het verkeer en de teruggave gelast van een inbeslaggenomen geldbedrag aan [rechthebbende] .
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van feit 3 integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd. De verdediging heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met inbegrip van de beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij, de opgelegde schadevergoedingsmaatregel en het beslag en met verbetering en aanvulling van de gronden en met uitzondering van de opgelegde straf.
Ten aanzien van het onder feit 1, feit 2, alsmede het onder feit 3 tenlastegelegde verenigt het hof zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank waarin de gelijkluidende – en (gedeeltelijk) gehonoreerde – verweren van de verdediging zijn besproken. Hetgeen door de verdediging in hoger beroep is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van feit 1 merkt het hof nog expliciet op dat niettegenstaande het verweer van de verdachte dat “een volledige seksuele penetratie” pas vanaf het twaalfde jaar van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, het hof vasthoudt aan de verklaring van [slachtoffer] dat dit van meet af aan het geval was: derhalve vanaf haar negende jaar. Ook op dit punt wordt haar verklaring bevestigd door de door verdachte de vervaardigde beelden (vonnis rechtbank, pagina 23, afbeelding 6).
Met betrekking tot het verweer van de verdachte/verdediging dat in feit 2 vrijspraak dient te volgen ten aanzien van de pleegplaats Filipijnen, merkt het hof in aanvulling op de bewijsoverwegingen van de rechtbank nog het volgende op. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij haar ook in de Filipijnen seksueel heeft misbruikt en wel in 2014 op een moment dat haar moeder, tantes, neefjes en nichtjes het huis van haar tante verlieten en zij en de verdachte daar alleen achterbleven. De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij ook op de Filipijnen wel eens alleen was met [slachtoffer] . Mede gelet op het feit dat [slachtoffer] vanaf haar negende jaar structureel en frequent seksueel werd misbruikt door de verdachte, steeds op momenten dat de moeder van [slachtoffer] – zijn echtgenote – niet thuis was, heeft het hof geen enkele aanleiding om aan deze verklaring van [slachtoffer] te twijfelen.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde zal het hof de overweging van de rechtbank in het geheel verbeteren en vervangen op na te melden wijze.
Aanvulling bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde
De raadsman van de verdachte heeft op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota partiële vrijspraak bepleit voor wat betreft het bezit van (een gegevensdrager bevattende) kinderpornografisch materiaal waarop aangeefster [slachtoffer] zelf niet zichtbaar is. Daartoe heeft de raadsman in de kern aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij het aangetroffen kinderpornografische materiaal op de gegevensdragers heeft gezet. De verdachte keek nooit naar kinderpornografische websites en heeft geen kinderpornografische bestanden in zijn bezit gehad, met uitzondering van de foto’s en video’s waarop hijzelf en/of aangeefster te zien zijn. Voorts is aangevoerd dat op 23 september 2021 meerdere computers en usb-sticks door aangeefster uit de woning waren meegenomen, waaronder een HDD Hitachi, en dat deze gegevensdragers pas later, nadat de goederen al in handen van verschillende personen waren geweest, bij de politie zijn aangeleverd, waardoor niet kan worden vastgesteld hoe het kinderpornografisch materiaal op de gegevensdragers terecht is gekomen en evenmin wanneer die content erop is gezet. De verklaringen van [slachtoffer] en de getuige [getuige] hieromtrent komen niet overeen, aldus de verdediging. Tevens is bepleit dat niet kan worden bewezen dat de verdachte van het vervaardigen, verwerven en het bezitten van kinderporno-grafisch materiaal een gewoonte heeft gemaakt, nu niet kan worden vastgesteld wanneer de bestanden zijn vervaardigd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vast. Op 23 september 2021 heeft [slachtoffer] uit de woning van de verdachte een hoeveelheid aan gegevensdragers uit het kantoor van de verdachte en uit de woonkamer meegenomen. Met deze goederen, waaronder een HDD Hitachi, is zij eerst naar haar vriendin/collega [getuige] gegaan die haar van huis had opgehaald, en daarna heeft zij die goederen naar haar advocaat gebracht ( [advocaat slachtoffer] in Arnhem). Op 27 september 2021 heeft haar vriendin/collega de gegevensdragers daar opgehaald en afgeleverd aan verbalisant [verbalisant 1] op het politiebureau in Den Bosch, die deze vervolgens in beslag heeft genomen. [1]
Uit onderzoek is gebleken dat op de door [slachtoffer] weggenomen gegevensdragers een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal is aangetroffen. Niet alleen gegevensdragers met kinderpornografische afbeeldingen en beeldopnamen van [slachtoffer] , maar ook gegevensdragers met kinderpornografisch materiaal van andere kinderen. [2]
Er is geen begin van aannemelijkheid dat [slachtoffer] en/of anderen in de periode van 23 tot 27 september 2021 kinderpornografisch materiaal van anderen dan van haarzelf op die op het politiebureau afgeleverde gegevensbestanden hebben geplaatst. Het hof wijst daarvoor in de eerste plaats op het feit dat
nahet vertrek van [slachtoffer] uit de woning van verdachte op 23 september 2021, een dag later, op 24 september 2021, een doorzoeking van die woning heeft plaatsgevonden waarbij onder andere een iPhone in beslag is genomen (pg. 147, 311 en 330). In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2023 (OBRBC21166-75) van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] is gerelateerd dat op die gegevensdrager 21-0703-16, te weten de eerdergenoemde iPhone, kinderpornografische bestanden stonden betreffende andere kinderen dan [slachtoffer] als ook mediabestanden waarop de verdachte zelf is te zien.
Bovendien heeft [slachtoffer] in haar aangifte verklaard dat zij alles wat zij heeft meegenomen, in dezelfde staat heeft gelaten. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat zij wist dat de verdachte ook kinderpornografisch materiaal in bezit had dat bestond uit (hof: andere) jonge meisjes die seks hadden met een volwassene en dat zij dit heeft gezien op de computer van de verdachte, omdat zij van hem moest meekijken.
Het hof acht deze verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. Deze verklaring vindt niet alleen steun in de vondst van dergelijk kinderpornografisch materiaal in de woning van de verdachte nadat zij daaruit met medeneming van een aantal gegevensdragers was vertrokken. Bovendien zijn de verklaringen van [slachtoffer] omtrent de seksuele handelingen die de verdachte met haar verrichtte en het door de verdachte vervaardigde kinderpornografisch materiaal van [slachtoffer] in grote lijnen door de verdachte erkend. Het hof ziet dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot de door haar uit het huis van de verdachte meegenomen gegevensdragers en het bezit van het kinderpornografisch materiaal waar [slachtoffer] niet op stond afgebeeld.
Het hof is op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid is dat [slachtoffer] en/of een ander dan de verdachte het kinderpornografisch materiaal betreffende andere kinderen dan [slachtoffer] op de onder de verdachte inbeslaggenomen gegevensdragers heeft geplaatst.
De stelling van de verdachte dat hij geen enkele herinnering heeft aan de gegevensdrager HDD Hitachi en er niets mee te maken heeft, schuift het hof eveneens als ongeloofwaardig terzijde. Nog daargelaten dat het volstrekt onaannemelijk is dat een ander kinderporno-grafisch materiaal op de HDD Hitachi schijf heeft gezet in de periode tussen 23 en 27 september 2021, volgt uit het hiervoor overwogene dat ook op andere, niet door [slachtoffer] weggenomen, gegevensdragers kinderpornografisch materiaal is aangetroffen waar [slachtoffer] niet op stond afgebeeld.
Het hof acht aldus niet alleen bewezen dat de verdachte in de periode van 1 juli 2011 tot en met 1 oktober 2021 kinderpornografische afbeeldingen betreffende [slachtoffer] heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, maar ook dat hij in die periode kinderpornografisch materiaal betreffende andere kinderen dan [slachtoffer] heeft verworven en in bezit heeft gehad, en dat hij – gelet op de pleegperiode en de aangetroffen hoeveelheid – hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Het verweer wordt mitsdien in al zijn onderdelen verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 alsmede het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Aanvulling bewijsmiddelen
Het hof vult de bewijsmiddelen aan met de navolgende bewijsmiddelen:

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2023, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

Ter beantwoording van de volgende vragen, kunnen wij het volgende verklaren.
- Op welke gegevensdrager(s) zijn de ruim 7.000 kinderpornografische beoordeelde afbeeldingen en beeldopnamen (betreffende andere kinderen dan [slachtoffer] ) aangetroffen: alleen op de HDD Hitachi gegevensdrager (21-0703-004 -690262) of ook op andere gegevensdragers? Als het (een) andere gegevensdrager(s) betreft/betreffen dan voormelde Hitachi 690262, bevonden zich op die gegevensdrager(s) tevens films en/of foto's waarop de verdachte was te zien?
Op de gegevensdrager 21-0703-003 stond kinderporno en op deze gegevensdrager
stonden ook mediabestanden waarop de verdachte te zien is.
Op de gegevensdrager 21-0703-005-01 stond kinderporno en op deze gegevensdrager
stonden ook mediabestanden waarop de verdachte te zien is.
Op de gegevensdrager 21-0703-006 stond kinderporno en op deze gegevensdrager
stonden GEEN mediabestanden waarop de verdachte te zien is.
Op de gegevensdrager 21-0703-008 stond kinderporno en op deze gegevensdrager
stonden ook mediabestanden waarop de verdachte te zien is.
Op de gegevensdrager 21-0703-013-01 stond kinderporno en op deze gegevensdrager
stonden GEEN mediabestanden waarop de verdachte te zien is.
Op de gegevensdrager 21-0703-016 stond kinderporno en op deze gegevensdrager
stonden ook mediabestanden waarop de verdachte te zien is.
- Uit hoeveel originele en unieke films en foto's (niet zijnde onderdelen van die films) bestaan deze ruim 7.000 kinderpornografische bestanden (betreffende anderen dan [slachtoffer] )?
Het uitkijksysteem gaf aan dat er van alle kinderpornografische afbeeldingen en videobestanden er 5227 visueel unieke bestanden aangetroffen werden.
Uit hoeveel originele en unieke films en foto's (niet zijnde onderdelen van die films) bestaan de 3.770 kinderpornografische bestanden waarop [slachtoffer] is te zien?
Het uitkijksysteem gaf aan dat er van alle kinderpornografische afbeeldingen en
videobestanden waarop [slachtoffer] te zien is er 556 visueel unieke bestanden aangetroffen
werden.

2. Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal Onderzoek Rugvin d.d. 11 februari 2022 (pg. 204-211), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

(pagina 204)
In deze zaak werden meerdere digitale gegevensdragers in beslag genomen, welke eigendom en gebruik waren bij de verdachte [verdachte] en waarvan het vermoeden bestond dat daarop het seksueel misbruik van slachtoffer [slachtoffer] door de verdachte aanwezig was.
(pagina 205)
Over de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen merk ik, verbalisant, nog het volgende op. Ik zag dat al de aan mij aangeboden bestanden voorzien waren van beelden waarop te zien was dat een meisje, sterk gelijkend op het slachtoffer [slachtoffer] , seksueel misbruikt werd door een volwassen man, vermoedelijk zijnde haar stiefvader, de verdachte [verdachte] . Deze man op de aangetroffen bestanden werd door [verbalisant 2] ten overstaan van mij, verbalisant, aangewezen als zijnde de verdachte [verdachte] . Ik, verbalisant, zag dat dit seksueel misbruik door de verdachte van [slachtoffer] bestond uit het met de penis seksueel binnendringen van de vagina, de anus en de mond van [slachtoffer] , terwijl zij ogenschijnlijk de leeftijd had tussen de 13 en 16 jaar oud.
(pagina 210)
Afbeelding (video) 7:
- File Name: [bestandsnaam]
Op dit kinderpornografische videobestand is een licht getint meisje zichtbaar met een Aziatisch uiterlijk en lange zeer donkere haren welke zij in een lage paardenstaart draagt. Ik, verbalisant, herken dit meisje ambtshalve als zijnde het slachtoffer [slachtoffer] (
het hof begrijpt hier en hierna: aangeefster [slachtoffer]), geschatte leeftijd tussen de 13 en 16 jaar oud. Te zien is dat [slachtoffer] geheel naakt is en op haar buik op een eenpersoonsbed ligt. Te zien is dat [slachtoffer] geheel naakt is en op haar buik op haar dekbed ligt. Te zien is dat het bed met daarop [slachtoffer] gefilmd wordt vanaf de zijkant. Te zien is dat een blanke volwassen man met grijs kort haar naar het meisje loopt. Te zien is dat de man geheel naakt is en zijn linkerknie op het bed zet. Te zien is dat de man aan de rechterzijde van zijn onderrug een donkerkleurig moedervlekje heeft, ter grote (
het hof: grootte) van ongeveer een 1 euromunt. Te zien is dat de man zijn linkerbeen op het bed zet en dat hij met zijn rechterhand de arm van [slachtoffer] vastpakt en deze omhoog trekt, gelijkend alsof hij haar op haar rug wil draaien. Te zien is dat de man ook zijn andere been op het bed tilt en [slachtoffer] op haar rug draait. Te zien is dat [slachtoffer] half op haar linkerzij blijft liggen en dat de man met zijn hand haar benen uit elkaar doet. Te zien is dat [slachtoffer] haar mond wijd opent gelijkend alsof zij huilt of schreeuwt. Te zien is dat de man met zijn lichaam boven op het lichaam van [slachtoffer] gaat liggen en zijn hoofd naar haar hoofd brengt, gelijkend alsof hij haar zoent. Te zien is dat de man met zijn rechterhand de linkerborst van [slachtoffer] vastpakt en deze begint te kneden, terwijl hij haar mond blijft zoenen. Te zien is dat de man zijn hoofd naar haar borst brengt en deze begint te zoenen. Te zien is dat [slachtoffer] met haar hand zijn hoofd probeert terug te duwen. Te zien is dat de man
(pagina 211)
met zijn rechterhand haar pols vastpakt en haar arm op het bed drukt. Te zien is dat de man overeind komt en zijn lichaam naar het voeteinde van het bed verplaatst. Te zien is dat de man met zijn beide handen de benen van [slachtoffer] uit elkaar duwt en dat hij zijn gezicht naar haar vagina brengt. Te zien is dat [slachtoffer] haar beide handen tegen haar gezicht duwt. Te zien is dat de man met zijn gezicht op en neer gaande bewegingen maakt ter hoogte van de vagina van [slachtoffer] , gelijkend alsof hij haar vagina met zijn tong likt. Te zien is dat de man overeind komt en op zijn knieën tussen de benen van [slachtoffer] gaat zitten. Te zien is dat hij [slachtoffer] overeind trekt zodat zij zittend tegenover hem zit. Te zien is dat hij zijn rechterhand op het achterhoofd van [slachtoffer] legt en hiermee haar hoofd naar zijn stijve geslachtsdeel duwt. Te zien is dat hij zijn heupen naar voren beweegt en dat zijn penis in de mond van [slachtoffer] verdwijnt. Te zien is dat hij op en neer gaande bewegingen maakt met zijn heupen en dat zijn penis op en neer gaat in de mond van [slachtoffer] terwijl hij met zijn hand haar achterhoofd vasthoudt. Te zien is dat de man gaat verzitten en zijn penis weer in de mond van [slachtoffer] duwt, terwijl hij nu met zijn linkerhand haar hoofd vasthoudt. Te zien is dat hij op en neer gaande bewegingen maakt met zijn heupen waardoor zijn penis op en neer gaat in de mond van [slachtoffer] . Te zien is dat de man zijn penis uit haar mond haalt en dat [slachtoffer] weer op haar rug gaat liggen. Te zien is dat de man het rechterbeen van [slachtoffer] omhooghoudt, zodat haar voet richting het planfond wijst. Te zien is dat hij op zijn knieën tussen haar gespreide benen gaat zitten en zijn penis in haar vagina duwt en hiermee op en neer gaande bewegingen maakt. Te zien is dat de man vervolgens zijn benen strekt, waardoor alleen zijn tenen en zijn handen het bed raken. Te zien is dat hij met zijn heupen op en neer gaat. Te zien is dat zijn penis op en neer gaat in de vagina van [slachtoffer] . Te zien is dat de man stopt en van het bed afgaat. Te zien is dat hij de camera oppakt en deze richting [slachtoffer] beweegt. Te zien is dat aan de muur bij het voeteinde van het bed de grote vierkante spiegel hangt met de brede roze lijst. Te zien is dat de man de camera richt op de vagina van [slachtoffer] te zien is dat uit de vagina van [slachtoffer] een witte vloeistof sijpelt, gelijkend op sperma.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich gedurende tien jaar lang schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn stiefdochter [slachtoffer] . De verdachte heeft zeer vergaande seksuele handelingen met [slachtoffer] gepleegd, die begonnen toen zij negen jaar oud was (en verdachte 53 jaar), tien jaar lang met een frequentie van meermalen per week. Uit de beelden volgt dat het seksueel misbruik zeer ingrijpend was en dat de verdachte [slachtoffer] daarbij als een object heeft misbruikt, volledig voorbijgaand aan haar kind-zijn, zichtbare angst, verdriet en afkeer. [slachtoffer] woonde pas een half jaar in Nederland en zij was ingetrokken in het huis van haar moeder en de verdachte, toen het seksueel misbruik begon. De seksuele handelingen vonden plaats in de woning van [slachtoffer] en de verdachte, telkens op het moment dat zijn partner en tevens de moeder van [slachtoffer] buitenshuis (aan het werk) was. De verdachte was tezamen met zijn vrouw de verzorger en opvoeder van [slachtoffer] . Met zijn handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van die situatie en het gevoel van veiligheid en vertrouwen van [slachtoffer] ernstig geschaad. Door zijn bedreiging dat als zij het tegen haar moeder zou zeggen, er een mes in de keuken lag, was die weg voor [slachtoffer] afgesloten. Juist daar waar [slachtoffer] zich in haar thuissituatie en bij haar stiefvader veilig had moeten voelen, heeft de verdachte gezorgd voor een uitermate onveilige situatie. Het is algemeen bekend dat kinderen als gevolg van dergelijke handelingen ernstige geestelijke schade kunnen ondervinden. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn, omdat seksueel misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Met zijn handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond en een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. En niet alleen de lichamelijk en seksuele integriteit is ernstig aangetast, de verdachte heeft ook zijn stiefdochter een vrije, onbezonnen jeugd en ontwikkeling afgenomen. De verdachte is aan dit alles compleet voorbijgegaan en heeft zijn eigen seksuele behoeftes jarenlang, telkens weer, vooropgezet. De gevolgen voor [slachtoffer] zijn groot. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het bewezenverklaarde tot op de dag van vandaag nog steeds grote impact heeft.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezitten, verwerven en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, waarvan hij een deel zelf heeft vervaardigd met het slachtoffer [slachtoffer] . Van het vervaardigen, verwerven en bezitten van dit kinderpornografisch materiaal heeft de verdachte bovendien een gewoonte gemaakt. De overige door de politie onder de verdachte aangetroffen foto’s en video’s betreffen onder meer het eveneens ernstige misbruik van zeer jonge kinderen die zich op geen enkele manier kunnen teweerstellen en compleet aan de mannen op de beelden zijn overgeleverd. Op sommige beelden gaat het om kinderen van drie die als een pop door volwassen mannen op de meest ernstige wijzen seksueel worden misbruikt. Dit is schokkend, laf en bijzonder verwerpelijk. De verdachte heeft door zijn bezit van dit materiaal, gezien de hoeveelheid en het feit dat hij zelf kinderpornografisch materiaal (van zijn stiefdochter) heeft vervaardigd, - kennelijk om zich daaraan te verlustigen - een bijdrage geleverd aan dit misbruik. Geen aanbod, zonder vraag. Het hof rekent het de verdachte zeer aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het seksueel misbruik ook voor [slachtoffer] een plezierige bezigheid was, dat het initiatief van beide kanten kwam en dat hij altijd goed voor haar heeft gezorgd. Ook na confrontatie met bevindingen in het strafdossier heeft de verdachte volgehouden dat het seksuele contact met consensus heeft plaatsgevonden. Het hof acht die verklaringen van de verdachte volstrekt onbegrijpelijk en volledig in tegenspraak met de bevindingen in het strafdossier. Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof een compleet gebrek aan zelfinzicht en verantwoordelijkheid. Met deze houding brengt hij nog meer schade toe aan het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van de Pro Justitia-rapportage d.d. 12 december 2021, opgemaakt door GZ-psychologen [deskundige 1] en [deskundige 2] . Daaruit komt als conclusie naar voren dat sprake is van een pedofiele stoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De verdachte heeft vanuit de pedofiele stoornis een seksuele voorkeur voor jongere, meisjesachtig ogende Aziatische vrouwen. Narcistische persoonlijkheidstrekken zoals egoïsme, egocentrisme, gebrek aan empathie en het idee bijzondere rechten te hebben waren drempelverlagend bij het plegen van het tenlastegelegde. Dit geschiedde echter niet in die mate, dat hierdoor de keuzevrijheid van de verdachte werd beperkt. Vanuit antisociale motieven heeft hij er bewust voor gekozen om zijn delictgedrag voort te zetten. De verdachte was zich bewust van het feit dat wat hij deed niet mocht en heeft voor zijn eigen directe behoeftebevrediging gekozen. De verdachte heeft geen van de verschillende mogelijkheden die tot zijn beschikking waren ingezet om zichzelf te helpen te stoppen met wat hij deed. Geadviseerd wordt de tenlastegelegde feiten volledig toe te rekenen.
Het hof verenigt zich met de hierboven aangehaalde conclusie van het rapport en de gronden waarop dit berust en maakt die tot de zijne.
Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van het door de Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 30 juni 2022. Daarin wordt geconcludeerd dat er, gezien de stoornissen die zijn geconstateerd, de (grotendeels) bekennende houding en het gegeven dat de verdachte openstaat voor hulpverlening, mogelijkheden worden gezien voor behandeling gericht op het voorkomen van recidive. Niet valt uit te sluiten dat de verdachte in de toekomst in een situatie belandt waarin (klein)kinderen aan zijn zorg worden toevertrouwd. Het gegeven dat hij in staat is een dubbelleven te leiden en seksueel misbruik te verheimelijken, vergroot de kans op recidive. Daarnaast lijkt het seksueel misbruik pas te zijn gestopt met de aanhouding van de verdachte. Door de reclassering wordt derhalve een vorm van (gedwongen) behandeling geïndiceerd. Bij een veroordeling wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en ambulante behandeling.
Het hof acht, evenals de reclassering, het recidiverisico groot. Het hof baseert op de vastgestelde stoornis en de duur en de frequentie van het misbruik, als ook op de houding van de verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde delicten.
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij in het verleden een herseninfarct heeft gehad, dat hij sinds 2018 volledig is afgekeurd, dat hij in zijn vrije tijd sleutelt aan snaarinstrumenten, dat hij acht kinderen en dertien kleinkinderen heeft, dat hij vanuit zijn detentie hulp en behandeling krijgt vanuit Kairos en dat zijn lichamelijke gezondheid achteruit is gegaan.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Vanwege de lange (tien jaar) duur en hoge frequentie van het zeer ernstige seksuele misbruik vanaf het negende jaar van het slachtoffer en het gebrek aan verantwoordelijkheid bij de verdachte, acht het hof een gevangenisstraf van lange duur passend. Naar het oordeel van het hof doet de door de rechtbank opgelegde en tevens door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Redelijke termijn
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Het eerste verhoor van de verdachte vond plaats op 1 oktober 2021. Op 1 augustus 2022 is door de rechtbank vonnis gewezen. Namens de verdachte is op 11 augustus 2022 hoger beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis. Het hof doet heden bij arrest van 27 mei 2024 einduitspraak. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling in eerste aanleg en in hoger beroep – in het geval van preventief gedetineerden – telkens dient te zijn afgerond binnen 16 maanden. De rechtbank is tot een vonnis gekomen binnen deze termijn. In de procedure in hoger beroep is het recht van de verdachte op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM geschonden met vijf maanden, zonder dat die overschrijding door bijzondere omstandigheden wordt gerechtvaardigd. Echter, nu de totale behandeling van de strafzaak in eerste aanleg en hoger beroep tezamen binnen 32 maanden is afgerond, zal het hof volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 242, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene, voor het overige (dus inclusief de beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij, de opgelegde schadevergoedingsmaatregel en ten aanzien van het beslag).
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 27 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Zie proces-verbaal van aangifte, opgenomen op vrijdag 1 oktober 2021, dossierpagina’s 22 en 39-41 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2022, dossierpagina 145.
2.Kennisgevingen van inbeslagneming, dossierpagina’s 279 (Samsung laptop uit kantoortje van de verdachte, goednummer 690252), 281 (Mac Book: van bank woonkamer: goednummer 690254), 283 (Sony camera, goednummer 690258), 285 (Hitachi, zakje met kabels en een harde schijf uit kantoortje van de verdachte, goednummer 690262), 287-290 (zwart mapje met twee HDD schijven uit kantoortje van de verdachte, goednummers 690263 en 690264), 291 (zwart mapje met een HDD schijf uit kantoortje van de verdachte, goednummer 690265), 293 (USB stick data traveler Kingston, goednummer 690326), 295 (micro sd adapter Samsung, goednummer 690328), 297 (geheugenkaartje Samsung, goednummer 690332) en 299 (computerkast, goednummer 690334) in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 februari 2022, dossierpagina’s 173-203 (met name ook pagina 175) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2023 (OBRBC21166-75) van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .