In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de wijziging van de partneralimentatie en de omgangsregeling na de echtscheiding tussen de vrouw en de man. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft in oktober 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 juli 2023. De man heeft in december 2023 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 maart 2024, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man zou zijn en dat de alimentatie voor de vrouw zou worden verlaagd. De vrouw verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de partneralimentatie te verhogen naar € 2.000,- per maand. De man verzocht het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven en de alimentatie op nihil te stellen.
Het hof oordeelde dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige een wijziging van omstandigheden opleverde die een herberekening van de alimentatie rechtvaardigde. Het hof stelde de aanvullende behoefte van de vrouw vast op € 862,- netto per maand voor 2024, terwijl de draagkracht van de man werd vastgesteld op € 967,- bruto per maand. De beslissing van het hof leidde tot een wijziging van de alimentatieverplichting van de man, die met ingang van 7 maart 2023 € 967,- bruto per maand aan de vrouw dient te betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.