ECLI:NL:GHSHE:2024:1747

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
200.334.639_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgang met minderjarigen in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vrouw tot omgang met de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, die een relatie had met de overleden moeder van de kinderen, verzocht om een omgangsregeling, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank Limburg had eerder op 18 augustus 2023 de verzoeken van de vrouw afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en hebben te maken met traumagerelateerde klachten en hechtingsproblematiek. Het hof oordeelde dat omgang met de vrouw niet in het belang van de kinderen is, gezien de onrust die dit met zich meebrengt en de spanningen tussen de betrokken volwassenen. De vrouw betwistte de negatieve bejegeningen door de vader en de GI, maar het hof concludeerde dat de situatie voor de kinderen te instabiel is om contact te herstellen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de kinderen, die al veel verlieservaringen hebben gehad door de scheiding van hun ouders en het overlijden van hun moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 mei 2024
Zaaknummer: 200.334.639/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/302459 / FA RK 22-776
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens.
Als informanten zijn aangemerkt:
Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
[grootouders] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: oma en stiefopa dan wel de grootouders.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over het verzoek van de vrouw tot omgang met de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] ;
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 18 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 november 2023, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen haar en de kinderen alsnog toe te wijzen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 4 januari 2024, heeft de vader verzocht het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Brinkman;
  • mr. Ruyters-Stevens namens de vader;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
Als informant is [stiefopa] (stiefopa) verschenen en gehoord.
2.4.
De vader is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 15 juni 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit het huwelijk van [de moeder] (hierna: de moeder) en de vader zijn de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Het huwelijk is op 18 maart 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 18 januari 2019. De moeder is op [datum] 2021 overleden.
3.2.
De moeder en de vrouw hebben een relatie gehad.
3.3.
De kinderen staan met ingang van 9 februari 2022 onder toezicht van de GI. Zij hebben tot 24 mei 2022 met een machtiging uithuisplaatsing bij de grootouders verbleven.
3.4.
Bij beschikking van 15 augustus 2022 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om een informatieregeling vast te stellen afgewezen. Aan de raad is verzocht om een onderzoek in te stellen en te rapporteren over de vraag of omgang tussen de vrouw en de kinderen in het belang van de kinderen is en zo ja, hoe deze omgangsregeling vorm dient te krijgen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
3.5.
Bij beschikking van 20 april 2023 heeft het hof de beschikking van 15 augustus 2022 bekrachtigd en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen.
3.6.
Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om een omgangsregeling tussen haar en de kinderen vast te stellen, afgewezen.
3.7.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.8.
De vrouw voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De vrouw betwist de stelling van de raad dat zij er alles aan doet om de vader negatief te bejegenen. De vrouw betwist eveneens dat zij de jeugdbeschermers heeft bedreigd.
Vanaf augustus 2017 heeft de vrouw met de moeder de opvoeding en verzorging van de kinderen op zich genomen. De vrouw en de moeder hadden de intentie om samen te wonen en te trouwen. Er is nooit sprake geweest van een co-ouderschapsregeling tussen de moeder en de vader. De verklaring die de vader in het geding heeft gebracht, is vervalst.
Er heeft begeleid contact tussen de vrouw en de kinderen plaatsgevonden en deze contacten zijn uitstekend verlopen. Het is in het belang van de kinderen dat het contact wordt hersteld. De kinderen kunnen een groot deel van hun identiteit, ervaringen en gevoelens ontlenen aan de periode waarin de vrouw en de moeder samen voor de kinderen hebben gezorgd en veel leuke momenten met elkaar hebben meegemaakt. Gedurende de relatie met de moeder heeft de vrouw de kinderen en de moeder geleerd om over hun gevoelens te praten en om open en eerlijk te zijn. De kinderen hebben verder de normen en waarden van de vrouw meegekregen. De vrouw kan de kinderen in hun traumaverwerking helpen en zou hiervan een onderdeel moeten uitmaken. De kinderen worden geschaad in hun ontwikkeling indien omgang met de vrouw niet wordt toegestaan. [minderjarige 1] heeft de vrouw benoemd als dubbelmoeder. Zij heeft aangegeven dat zij de vrouw miste. [minderjarige 2] heeft eveneens tegen een raadsmedewerker verteld dat hij de vrouw soms zou willen zien.
Er is sprake van een gewijzigde situatie, omdat inmiddels is gebleken dat er sprake is van een uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en op korte termijn mogelijk ook van [minderjarige 1] . Van een loyaliteitsconflict hoeft dan geen sprake meer te zijn. De kinderen ervaren nu wellicht ruimte om het contact met de vrouw te herstellen. Het is in hun belang om er alles aan te doen om dit te bewerkstellingen en de kinderen niet langer bij de vrouw weg te houden.
3.9.
De vader voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Hij betwist dat de vrouw al vanaf medio 2017 een relatie met de moeder heeft gehad.
De vader en de moeder hebben tot december 2018 gezamenlijk in de echtelijke woning gewoond en samen voor de kinderen gezorgd. De vader betwist ook dat hij fraude zou hebben gepleegd voor wat betreft de schriftelijke overgelegde afspraak tussen hem en de moeder over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De vrouw heeft dit niet onderbouwd. Het is bovendien niet relevant voor de beoordeling van het verzoek van de vrouw. Evenmin is relevant hoe haar relatie met de moeder en de kinderen is geweest, aangezien reeds is vastgesteld dat er tussen de vrouw en de kinderen ‘family life’ bestaat.
Tussen de vrouw en de kinderen hebben er twee begeleide contacten plaatsgevonden. De begeleide omgang is stopgezet vanwege het dwingende gedrag en de opdringerige houding van de vrouw enerzijds en het belang van de kinderen anderzijds. Uit het onderzoek van de raad is naar voren gekomen dat een omgangsregeling met de vrouw te veel onrust en stress bij de kinderen zal veroorzaken. Uit het onderzoek van de raad komt een beeld naar voren waarbij de vrouw haar rol als ‘bonusmoeder’ opeist, zij zich niet houdt aan opgelegde voorwaarden, zij zich dwingend opstelt en zij de rol van de vader tracht te ondermijnen.
De kinderen hebben op dit moment meer dan genoeg aan zichzelf. Zij hebben een grote behoefte aan deskundige hulp en begeleiding, zodat zij weer een beetje een normaal leven kunnen gaan leiden. Omgang met de vrouw past daar niet bij.
De vader kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het hoger beroep door de vrouw is ingesteld om alsnog informatie over te kinderen te krijgen, nadat eerder door het hof is beslist dat de vrouw geen recht heeft op een informatieregeling.
3.10.
De raad adviseert, zakelijk weergegeven, als volgt.
De raad staat achter de beslissing van de rechtbank. De inhoud van de voortgangsrapportages van de GI geven geen aanleiding om het advies aan te passen. De raad adviseert nog steeds het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een omgangsregeling af te wijzen.
Het is juist dat de kinderen een goed contact met de vrouw hebben gehad en dat [minderjarige 1] haar een bonusmoeder heeft genoemd. De kinderen laten echter een ambivalente houding zien.
De vrouw is een bron van spanning geweest. Zo hebben er ruzies plaatsvonden in de onderlinge relaties en zijn de kinderen getuige geweest van scheldpartijen door de vrouw jegens de grootouders.
Aanvankelijk was er een mogelijkheid tot contactherstel, maar er waren veel spanningen en met de kinderen ging het niet goed. Het contact met de vrouw is niet in hun belang, ook niet in begeleide vorm. Voor de kinderen is het van belang dat zij rust krijgen. Er is inmiddels veel tijd verstreken en de kinderen missen de vrouw niet. Dit laat onverlet dat de situatie voor de kinderen heel triest is. Het was voor de kinderen het fijnste geweest als alle betrokken hechtingsfiguren met elkaar hadden kunnen samenwerken, maar zo is de situatie helaas niet. De onderlinge verhoudingen zijn verhard.
3.11.
De GI voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Door de rechtbank en het hof is beslist dat de vrouw geen recht heeft op informatie over de kinderen. Dit gegeven maakt het lastig om over de kinderen te praten.
Vanaf het moment van overlijden van de moeder zaten de kinderen klem tussen de vader, de grootouders en de vrouw. De vader heeft geïnvesteerd in het contact met de grootouders en de relatie is nu oké. Dit is voor de kinderen heel fijn. De vader heeft ook geprobeerd om het contact met de vrouw te verbeteren, maar dit is niet gelukt, omdat de vrouw zich niet aan de gemaakte afspraken hield.
Er heeft in het kader van de ondertoezichtstelling een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden naar de achtergrond en problematiek van de kinderen. Bij beide kinderen is sprake van traumagerelateerde klachten, zoals PTSS en van hechtingsproblematiek. [minderjarige 2] heeft mogelijk ook te kampen met ASS. De problemen van de kinderen zijn groot en dit vraagt veel van een opvoeder. De kinderen hebben dermate veel hulpverlening nodig, dat het niet mogelijk is gebleken om die hulpverlening op ambulante basis in te zetten. Er is voor gekozen om de kinderen voorlopig elders te plaatsen, op een neutrale plek. [minderjarige 2] is inmiddels al uit huis geplaatst en voor [minderjarige 1] wordt er nog gezocht naar een geschikte plek. Deze situatie brengt uiteraard de nodige spanning met zich.
Het is in deze instabiele en onrustige situatie niet realistisch om het contact tussen de kinderen en de vrouw te herstellen, terwijl de kinderen daar bovendien zelf niet om vragen.
Het wettelijk kader
3.12.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat.
Op grond van lid twee stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
De motivering van de beslissing
3.13.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank die tot de bestreden beslissing hebben geleid en neemt die na eigen onderzoek en waardering over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt hier, op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren is gebracht, het volgende aan toe.
3.14.
De kinderen hebben door de scheiding van de ouders, door het plotselinge overlijden van de moeder en alles wat daarna is gebeurd veel meegemaakt en zij hebben door deze gebeurtenissen veel verlieservaringen opgedaan. Zij hebben te kampen met traumagerelateerde klachten, zoals PTSS en met hechtingsproblematiek. Het wordt verder aannemelijk geacht dat de kinderen te maken hebben (gehad) met loyaliteitsproblemen vanwege de slechte verhoudingen tussen de vader en de grootouders, de vader en de vrouw en tussen de grootouders en de vrouw.
3.15.
Alhoewel er eerder mogelijkheden werden gezien om het contact tussen de kinderen en de vrouw vorm te geven, is het contact stopgezet wegens het destructieve gedrag van de vrouw. Zo is gebleken dat de vrouw de vader tegenover derden in een kwaad daglicht heeft gesteld, dat zij zich dreigend tegenover de jeugdbeschermers heeft uitgelaten en dat zij zich niet heeft gehouden aan de door de GI gestelde voorwaarden voor het contact. Daar kwam bij dat de contacten veel onrust bij de kinderen teweeg brachten, terwijl het voor hen van belang was dat zij konden gaan werken aan hun eigen problematiek.
3.16.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat het kennelijk noodzakelijk is gebleken om de kinderen uit huis te (gaan) plaatsen en dat het niet is gelukt om vanuit de thuissituatie van de vader de rust en stabiliteit te creëren die noodzakelijk is voor de behandeling van de kinderen. De uithuisplaatsing is wederom een ingrijpende gebeurtenis in het leven van de kinderen en brengt waarschijnlijk met zich dat er een omgangsregeling tussen de kinderen en de vader en tussen de kinderen en de grootouders tot stand moet worden gebracht.
Gelet op deze gewijzigde omstandigheden is er nog minder reden om het verzoek van de vrouw toe te wijzen. Een contactherstel tussen de vrouw en de kinderen kan nu niet van de kinderen worden gevergd, daargelaten de vraag of de kinderen in de huidige omstandigheden de wens of de behoefte hebben om contact met de vrouw te hebben.
Het risico is bovendien te groot dat de kinderen (opnieuw) klem komen te zitten in de strijd tussen de volwassenen, aangezien de verhoudingen tussen de voor de kinderen belangrijke volwassenen nog steeds heel spanningsvol zijn.
3.17.
Hetgeen door de vrouw verder nog naar voren is gebracht kan niet tot een andere beslissing leiden.
Slotsom
3.18.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 18 augustus 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, J.C.E. Ackermans-Wijn en F. Dunki Jacobs en is op 23 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.