Gebleken is dat de man met ingang van 1 november 2023 werkzaam is voor 32 uur per week bij [werkgever]. Hoewel de man heeft aangevoerd dat hij in de periode van
1 april 2023 tot 1 november 2023 een lager inkomen heeft genoten dan hetgeen hij nu verdient bij [werkgever], heeft hij dat niet met (voldoende) verificatoire stukken onderbouwd. Daar staat tegenover dat de vrouw heeft aangevoerd dat de man over voornoemde periode een hoger inkomen heeft genoten (en nog steeds geniet). Ook dat acht het hof onvoldoende aangetoond. Het overleggen van een enkel screenshot op de telefoon door de vrouw, waarvan de man de echtheid betwist, zonder dat daar overigens uit af te leiden valt dat dit stuk is te relateren aan inkomen dat de man zou genieten, is hiervoor onvoldoende.
Dit betekent dat het hof, bij gebrek aan nadere gegevens, voor de vaststelling van het inkomen van de man met ingang van 1 april 2023 uit zal gaan van het inkomen dat de man op dit moment geniet vanuit [werkgever]. Het hof rekent voor de berekening van de draagkracht van de man aldus met een inkomen uit dienstbetrekking bij [werkgever] van € 2.529,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
Voor zover de vrouw heeft betoogd dat de man zijn volledige verdiencapaciteit niet benut doordat hij niet fulltime werkt dan wel meer inkomen kan genereren dan hij op dit moment doet bij [werkgever], zal het hof daar aan voorbij gaan. Niet in geschil is dat de man kampt met PTSS vanwege zijn werkverleden bij defensie en ten gevolge hiervan voor 17,5 % arbeidsongeschikt is. De man werkt 32 uur per week, waarmee de man naar het oordeel van het hof - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - genoegzaam heeft aangetoond dat hij daarmee zijn maximale verdiencapaciteit benut.
Het hof zal daarnaast rekenen met een bruto militair pensioen ABP van € 676,23 per maand. Hierbij zal het hof rekening houden met het bruto bedrag, aangezien het hof niet is gebleken dat er, zoals de vrouw betoogt, geen rekening gehouden moet worden met de verschuldigde loonheffing. Niet is gebleken dat daarnaast rekening gehouden dient te worden met de militaire voorziening/verstrekking die de man vanuit het militair pensioen ontvangt. Niet betwist is dat er tegenover deze vergoeding kosten staan (onder meer waskosten) die verband houden met de PTSS van de man. Daarnaast heeft de man aangevoerd dat deze post verband houdt met een procedure die op dit moment loopt waarin de man schadevergoeding vordert. Naar het oordeel van het hof betreft dit een onzekere toekomstige omstandigheid waar niet op vooruitgelopen kan worden en waarvan bovendien volstrekt niet duidelijk is op welke titel de man al dan niet enige vorm van schadevergoeding zal krijgen. Het hof zal hieraan voorbij gaan.
Ook zal het hof voorbij gaan aan de stelling dat er gerekend dient te worden met de helft van de woonlasten aan de kant van de man, zoals de vrouw betoogt, nu hier geen grond voor is.
Gelet op het voorgaande strekt de draagkrachtberekening zoals die door de man is opgesteld tot uitgangspunt. Het hof zal die berekening, zoals die is gevoegd als productie 6 bij de brief van de advocaat van de man van 29 november 2023, volgen. Hierbij wordt gerekend met de van toepassing zijnde algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Dit leidt tot een NBI van € 2.752,- per maand en een draagkracht voor kinderalimentatie van € 526,- per maand in 2023.