ECLI:NL:GHSHE:2024:173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
200.328.511_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf, zorgregeling en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en de zorgregeling voor de minderjarige kinderen is vastgesteld. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft verzocht om de beschikking gedeeltelijk te vernietigen en om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem zullen hebben, alsook om een contactregeling en kinderalimentatie vast te stellen. De moeder, verweerster in principaal hoger beroep, heeft in haar verweerschrift verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen, met uitzondering van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

Tijdens de procedure is gebleken dat partijen op 31 augustus 2012 zijn gehuwd en uit dit huwelijk drie minderjarige kinderen zijn geboren. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en had een zorgregeling vastgesteld. In hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over de geschilpunten, wat heeft geleid tot een verzoek om de door hen ondertekende convenanten en ouderschapsplan aan de beschikking te hechten.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de door partijen getroffen regelingen als onderdeel van de beschikking opgenomen. Tevens zijn de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 25 januari 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 januari 2024
Zaaknummer: 200.328.511/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/404004 FA RK 22-5454
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M. Molkenboer,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M.J. van Uitert.
Deze zaak gaat (tevens) over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 24 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 juni 2023, heeft de vader verzocht, voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen en te bepalen dat:
de kinderen alsnog hun hoofdverblijf bij hem zullen hebben;
primair een contactregeling te bepalen tussen de moeder en de kinderen inhoudende drie weekenden per vier weken van donderdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
subsidiair, voor het geval het hoofdverblijf van de kinderen niet wordt bepaald bij de vader, te bepalen dat de contactregeling tussen de vader en de kinderen wordt uitgebreid aldus dat de vader gerechtigd is tot contact met de kinderen gedurende iedere week van donderdag 18:00 uur tot maandag 18:00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen;
alsnog af te wijzen het verzoek van de moeder terzake kinderalimentatie;
alsnog toe te wijzen het verzoek van de vader terzake kinderalimentatie, ergo
€ 350,-- per maand per kind;
6. alsnog af te wijzen het verzoek van de moeder tot voortgezet gebruik en bewoning van de echtelijke woning;
7. alsnog toe te wijzen het verzoek van de vader tot vaststelling van een door de moeder aan hem te betalen onderhoudsbijdrage tot een bedrag van € 455,-- bruto per maand;
8. kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2023, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, behalve voor zover het betreft de verdeling van de reguliere zorg- en opvoedingstaken en in incidenteel hoger beroep te bepalen, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur, alsook gedurende een nader af te spreken doordeweekse dag op maandag, dinsdag, woensdag of donderdag uit school(tijd) tot na het avondeten.
En voorts het verzoek tot voortgezet gebruik van de woning aan [adres] te [woonplaats] door de moeder alleen te wijzigen en wel zodanig, dat de vader enkel en alleen in die woning mag verblijven als de kinderen bij hem zijn in het kader van de zorgregeling, bij gebreke waarvan de moeder gerechtigd is de vader met behulp van de sterke arm van politie en justitie uit de woning te laten verwijderen.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2023, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder in het incidenteel hoger beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de advocaat van de vader d.d. 21 augustus 2023;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 6 december 2023;
  • het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 6 december 2023;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 14 december 2023;
  • het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 18 december 2023.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
Partijen zijn op 31 augustus 2012 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1]), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2]), op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3]), op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 20 juni 2023 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.1.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts:
-bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben;
-een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
-bepaald dat de vader met ingang van de datum van die beschikking ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de kinderen aan de moeder dient te voldoen een bedrag van
€ 77,-- per kind per maand;
-bepaald dat de moeder jegens de vader bevoegd is de bewoning van de woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand;
-het verzoek van de vader tot vaststellen van een door de moeder aan hem te betalen onderhoudsbijdrage afgewezen.
-de behandeling van de verzoeken tot het gelasten van de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.
3.3.
Partijen zijn tegen deze beschikking, ieder voor zich, in hoger beroep gekomen.
3.4.
Uit het bericht van de advocaat van de vader van 14 december 2023 en het bericht van de advocaat van de moeder van 18 december 2023 blijkt dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield. Door de advocaat van de vader zijn aan het hof het door partijen ondertekende (echtscheidings)convenant en het ouderschapsplan toegezonden. Partijen verzoeken het hof een beschikking af te geven en aan de beschikking te hechten de door de advocaat van de vader verzonden originele exemplaren van het (echtscheidings)convenant en het ouderschapsplan en de daarin opgenomen regelingen als herhaald en ingelast te beschouwen in de door het hof te geven beschikking.
3.5.
Het hof begrijpt uit de overeenstemming die partijen hebben bereikt dat partijen hun verzoeken hebben gewijzigd conform hetgeen zij zijn overeengekomen en dat zij over en weer met deze wijzigingen van de verzoeken instemmen en hiertegen geen verweer voeren.
3.6.
Het hof zal op grond van het voorgaande beslissen zoals hierna in het dictum vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 24 mei 2023;
bepaalt aanvullend dat de door partijen onderling getroffen regelingen, zoals opgenomen in de aan deze beschikking gehechte echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan, door partijen ondertekend op 13 december 2023, deel uitmaken van deze beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M Antens, A.M. Bossink en is op 25 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.