Uitspraak
5.De procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 maart 2023;
- het tussenarrest van 23 mei 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- de door [appellante] ten behoeve van de mondelinge behandeling d.d. 21 juli 2023 in het geding gebrachte productie 4;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 juli 2023;
- de door [appellante] genomen memorie van grieven met productie 5;
- de door [geïntimeerde] genomen memorie van antwoord met producties 17 tot en met 27.
6.De beoordeling
- a. [geïntimeerde] exploiteert een organisatieadviesbureau. De werkzaamheden van [geïntimeerde] worden uitgevoerd door haar statutair bestuurder: [persoon A] (hierna: [persoon A] ).
- b. [appellante] is een onderneming gericht op de ontwikkeling, productie en verkoop van installaties voor de productie en beheer van allerlei soorten gassen. Zij voert die activiteiten uit op projectbasis en is internationaal actief bij meerdere opdrachtgevers.
- c. [persoon B] (hierna: [persoon B] ) is via [X Holding B.V.] directeur van [appellante] .
- d. Op 30 januari 2017 hebben [appellante] als opdrachtgever en [geïntimeerde] als opdrachtnemer een overeenkomst van opdracht gesloten. In die overeenkomst staat onder meer het volgende:
- e. Partijen zijn in of omstreeks februari 2017 op verzoek van [appellante] mondeling overeengekomen dat [geïntimeerde] niet meteen maandelijks de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden bij [appellante] zou declareren maar maandelijks een voorschot van € 4.000,-- exclusief btw aan [appellante] zou factureren, waarna [geïntimeerde] de resterende uren en kilometervergoeding achteraf, bij beëindiging van de overeenkomst of bij afronding van het project waarvoor [geïntimeerde] door [appellante] was ingeschakeld, zou declareren.
- f. Op basis van deze mondelinge afspraak heeft [geïntimeerde] aan [appellante] over de maanden februari 2017 tot en met oktober 2017 voorschotfacturen gezonden. [appellante] heeft deze negen voorschotfacturen van elk € 4.000,-- exclusief btw, dus in totaal € 36.000,-- exclusief btw, voldaan.
- g. De voorschotfactuur voor de maand maart 2017 heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 3 april 2017 aan [appellante] gezonden. [persoon B] heeft vervolgens bij e-mail van diezelfde datum aan [persoon A] onder meer het volgende geschreven:
- h. [geïntimeerde] heeft vervolgens bij elke voorschotdeclaratie die zij aan [appellante] zond, een specificatie gevoegd van de van de door [persoon A] in de voorafgaande maand verrichte werkzaamheden.
- i. Een belangrijk deel van de werkzaamheden van [geïntimeerde] (volgens [appellante] zelfs alle werkzaamheden van [geïntimeerde] ) had/hadden betrekking op het zogenaamde Fuenix-project, genoemd in artikel 1 onder b van de overeenkomst.
- j. [appellante] heeft in of omstreeks november 2017 aan [geïntimeerde] verzocht om de maandelijkse voorschotfacturen niet meer aan haar maar rechtstreeks aan Fuenix Ecogy I BV (genoemd in artikel 1 onder b van de overeenkomst van opdracht en hierna aan te duiden als Fuenix I) te zenden. [geïntimeerde] heeft vanaf november 2017 aan dat verzoek voldaan en de voorschotfacturen zijn sindsdien aan Fuenix I gericht en door deze BV betaald.
- een hoofdsom van € 18.733,53, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 12 april 2022;
- € 962,34 ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
- Kort na het ingaan van de overeenkomst zijn partijen op verzoek van [appellante] overeengekomen dat [geïntimeerde] niet na afloop van iedere (kalender)maand alle door haar gewerkte uren en kosten zou factureren, maar als voorschot iedere maand € 4.000,-- exclusief btw bij [appellante] in rekening zou brengen en vervolgens pas na het einde van de opdracht of het project waarvoor [geïntimeerde] was ingeschakeld, de daadwerkelijke werkzaamheden zou factureren onder aftrek van de betaalde voorschotten. [geïntimeerde] heeft bij iedere voorschotfactuur telkens een specificatie gevoegd van de in de voorafgaande maand verrichte werkzaamheden, zodat [appellante] op de hoogte was van de door [geïntimeerde] bestede uren en gemaakte kosten.
- Op verzoek van [appellante] heeft [geïntimeerde] met ingang van de maand november 2017 haar voorschotfacturen en specificaties gericht aan Fuenix I in plaats van aan [appellante] . Een aanzienlijk deel van de werkzaamheden betrof (advies)werkzaamheden voor het project Ecogy Fuenix I Weert en eventuele vervolgprojecten bij Fuenix I.
- Zodoende heeft [geïntimeerde] vanaf de maand november 2017 tot en met de maand maart 2021 maandelijks haar voorschotbedragen van € 4.000,= exclusief btw gefactureerd bij Fuenix Ecogy onder verstrekking van maandelijkse specificaties van de daadwerkelijk door de heer [persoon A] namens [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden.
- Per eind maart 2021 heeft [geïntimeerde] haar werkzaamheden voor het project Fuenix I beëindigd. [geïntimeerde] heeft Fuenix I in november 2021 een (slot)declaratie gestuurd, waarin zij het honorarium en kosten/uitgaven voor haar werkzaamheden in de periode januari 2017 tot en met maart 2021 heeft gefactureerd, onder aftrek van de door [appellante] en Fuenix I betaalde voorschotdeclaraties.
- Fuenix I heeft onderzoek laten doen naar de gegrondheid van einddeclaratie van [geïntimeerde] van 24 november 2021. Fuenix Ecogy II (als rechtsopvolger van Fuenix I) is vervolgens overgegaan tot betaling van de (eind)declaratie van [geïntimeerde] , met uitzondering van de werkzaamheden van [geïntimeerde] die verricht zijn in de maanden januari 2017 tot en met oktober 2017, daar Fuenix eerst met ingang van november 2017 betaalplichtig werd jegens [geïntimeerde] .
- [geïntimeerde] heeft daarom een einddeclaratie van 29 maart 2022 ten bedrage van € 18.733,53 inclusief btw aan [appellante] gezonden ter zake de maanden januari tot en met oktober 2017. [appellante] weigert ten onrechte om die einddeclaratie te voldoen.
- Het verweer van [appellante] dat de overeenkomst op 1 november 2017 is geëindigd, is niet van belang omdat de vordering van [geïntimeerde] betrekking heeft op de periode vóór 1 november 2017 (rov. 4.1, eerste deel).
- Van een contractovername door Feunix I is niet gebleken (rov. 4.1, tweede deel).
- De slotzin van artikel 3 van de overeenkomst kan [appellante] niet baten omdat partijen later mondeling afwijkende afspraken hebben gemaakt, inhoudende dat maandelijks een voorschotfactuur zou worden verzonden en dat op een later tijdstip een afrekening zou volgen aan de hand van de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden (rov. 4.2).
- Het verweer van [appellante] dat het van [geïntimeerde] ontvangen Excelsheet geen deugdelijke urenspecificatie is, gaat niet op omdat [appellante] de door [geïntimeerde] op 29 maart 2022 verzonden urenspecificaties alsnog heeft ontvangen en [appellante] moest weten dat zij op enig moment nog een eindafrekening zou ontvangen (rov. 4.3).
- De omvang van de door [geïntimeerde] in rekening gebrachte werkzaamheden is door [appellante] onvoldoende betwist (rov. 4.4, eerste volzin).
- Van verjaring is geen sprake omdat de slotfactuur pas in maart 2022 opeisbaar is geworden (rov. 4.4, tweede volzin).
- het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] ;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van al hetgeen [appellante] op basis van het vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente;
- Het hof heeft in rov. 3.1.2 van dit arrest een eigen opsomming gegeven van vaststaande feiten.
- Indien de kantonrechter al een bepaald feit onjuist heeft weergegeven of bepaalde feiten niet heeft weergegeven, brengt dat op zichzelf niet mee dat de kantonrechter tot een onjuist eindoordeel is gekomen.
“Attached also is my final invoice to [appellante] concerning my VAT (BTW)”, waarmee voor [appellante] duidelijk had moeten zijn dat de factuur uitsluitend “final” was voor zover het de btw betreft, terwijl tevens staat vermeld dat er nog te betalen uren ten bedrage van € 19.195,86 resteren.
- [appellante] in 2017 geen commentaar leverde op de specificaties die zij toen (naar aanleiding van haar verzoek van 3 april 2017) maandelijks van [geïntimeerde] ontving, en naar aanleiding van die specificaties ook niet heeft gevraagd om nadere informatie;
- [geïntimeerde] door middel van de btw-factuur van 12 december 2017 aan [appellante] opgave heeft gedaan van de kosten van haar werkzaamheden voor zover niet door de voorschotten gedekt, en [appellante] de factuur vervolgens heeft voldaan zonder vragen te stellen over de omvang van de betreffende kosten.
- Griffierechten € 2.135,--
- Salaris advocaat € 2.428,-- (2 punten x tarief II)
- Nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de