In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Coventry B.V. tegen [geïntimeerde]. Coventry B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.H.M. Roelofs, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 29 december 2022 was gewezen. De procedure kende een tussenarrest op 28 maart 2023, waarin het hof een datum voor arrest had bepaald. De zaak is vervolgens meerdere keren op de rol gekomen voor verschillende proceshandelingen, waaronder verzoeken tot royement en incidenteel appel door [geïntimeerde], vertegenwoordigd door advocaat mr. W.M.H. Weijmans.
Tijdens de procedure heeft Coventry B.V. verzocht om royement, maar [geïntimeerde] heeft hier niet mee ingestemd en heeft verzocht om doorprocederen. Het hof heeft vastgesteld dat Coventry B.V. niet tijdig de memorie van grieven heeft ingediend, waardoor het recht om dit te doen is vervallen. Dit leidde tot de conclusie dat Coventry B.V. niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het principaal hoger beroep.
Het hof heeft verder geoordeeld dat [geïntimeerde] voornemens is incidenteel hoger beroep in te stellen, omdat hij het niet eens is met het vonnis. De zaak is verwezen naar de rol van 2 juli 2024, waar [geïntimeerde] de mogelijkheid heeft om een memorie van grieven in incidenteel appel in te dienen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.