ECLI:NL:GHSHE:2024:1704

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
200.314.154_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van huurovereenkomsten en schadevergoeding voor huurders van Recreatiepark Duinrand

In deze zaak gaat het om de opzegging van huurovereenkomsten door de verhuurder/exploitant, Duinrand Recreatie B.V., voor vaste standplaatsen op Recreatiepark Duinrand. De verhuurder heeft de opzegging gedaan in het kader van een beoogde herstructurering van het recreatiepark. De huurders, die vakantiehuisjes op het park hebben, vorderen schadevergoeding als gevolg van deze opzegging. Het hof heeft in een tussenarrest van 8 augustus 2023 al een aantal zaken vastgesteld, maar heeft nu aanvullende taxatierapporten van de huurders nodig om de schadevergoeding te kunnen vaststellen. De huurders zijn in deze procedure vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. M.P.H. van Wezel, terwijl Duinrand wordt bijgestaan door mr. A.M.E. van Wijk-Driessen. Het hof heeft de huurders opgedragen om de benodigde taxatierapporten in het geding te brengen, en heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling. De uitspraak van het hof is een vervolg op eerdere arresten en vonnissen, waarbij het hof de huurders heeft verzocht om hun vorderingen verder te onderbouwen met de juiste documentatie. De zaak is van belang voor de huurders, die mogelijk recht hebben op schadevergoeding, en voor de verhuurder, die de herstructurering van het park wil doorvoeren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.314.154/01
arrest van 21 mei 2024
in de zaak van
Duinrand Recreatie B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Duinrand
advocaat: mr. A.M.E. van Wijk-Driessen te Nijmegen,
tegen

3.[geïntimeerde 3] , wonende te [woonplaats] (Duitsland);

4.
[geïntimeerde 4], wonende te [woonplaats] ;
5.
[geïntimeerde 5], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
8.
[geïntimeerde 8], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
9.a.
[geïntimeerde 9a], wonende te ' [woonplaats] ;
9.b.
[geïntimeerde 9b], wonende te [woonplaats] ;
11.
[geïntimeerde 11], wonende te
[woonplaats] ;
12.
[geïntimeerde 12], wonende te [woonplaats]
(België);
13.
[geïntimeerde 13], wonende te [woonplaats] ;
21.
[geïntimeerde 21], wonende te [woonplaats] ;
23.
[geïntimeerde 23], wonende te [woonplaats] (België);
25.
[geïntimeerde 25], wonende te [woonplaats] ;
26.a.
[geïntimeerde 26a], wonende te [woonplaats] ;
26.b.
[geïntimeerde 26b], wonende te [woonplaats] ;
28.
[geïntimeerde 28], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
30.a.
[geïntimeerde 30a],
wonende te [woonplaats] ;
30.b.
[geïntimeerde 30b], wonende te [woonplaats] ;
33.a.
[geïntimeerde 33a], wonende te [woonplaats] ;
33.b.
[geïntimeerde 33b], wonende te [woonplaats] ;
34.a.
[geïntimeerde 34a], wonende te
[woonplaats] ;
34.b.
[geïntimeerde 34b], wonende te [woonplaats] ;
37.
[geïntimeerde 37], wonende te [woonplaats] ;
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna tezamen aan te duiden als de huurders,
advocaat: mr. M.P.H. van Wezel te Utrecht,
als vervolg op het door het hof gewezen arrest van 8 augustus 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaak-/rolnummer 9279541 / CV EXPL 21-1786 gewezen vonnis van 25 mei 2022.

5.Het vervolg van de procedure in hoger beroep

Het vervolg van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het arrest van 8 augustus 2023;
  • de door Duinrand genomen memorie na tussenarrest met producties 54 tot en met 56;
  • de door de huurders genomen memorie na tussenarrest met producties 15 tot en met 19;
  • de door Duinrand genomen antwoordmemorie na tussenarrest;
  • de door de huurders genomen antwoordmemorie na tussenarrest met producties 20 tot en met 23.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
6.1.1. Het in deze zaak gewezen voorafgaande arrest van 8 augustus 2023 is ten dele een eindarrest en te dele een tussenarrest.
6.1.2. In het deel dat eindarrest is, heeft het hof het door de kantonrechter gewezen vonnis van 25 mei 2022 vernietigd en, opnieuw rechtdoende in conventie:
  • voor recht verklaard dat de huurovereenkomsten van de in de kop van dat arrest genoemde huurders op 31 december 2023 zullen eindigen;
  • elk van de in de kop van dat arrest genoemde huurders veroordeeld om de door hem of haar gehuurde standplaats op het vakantiepark Duinrand-West uiterlijk op 31 maart 2024 geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Duinrand te stellen;
  • elk van de in de kop van dat arrest genoemde huurders veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250,-- per dag indien hij of zij niet tijdig voldoet aan de zojuist genoemde veroordeling, en bepaald dat elk van de betreffende huurders boven een bedrag van € 25.000,-- geen verdere dwangsommen verbeurt;
  • vordering III in conventie afgewezen;
  • de proceskosten van het geding bij de kantonrechter in conventie tussen de partijen gecompenseerd, aldus dat elke partij de eigen proceskosten moet dragen;
  • de in de kop van dat arrest genoemde huurders in de proceskosten van het geding in principaal hoger beroep veroordeeld;
  • het arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
6.1.3. In het deel van het arrest van 8 augustus 2023 dat tussenarrest is, heeft het hof:
  • bepaald dat op vordering IV in conventie wordt beslist gelijktijdig met de beslissing in reconventie;
  • de zaak in verband met de verdere beoordeling van de vordering in reconventie naar de rol verwezen voor door Duinrand en de huurders gelijktijdig te nemen memories na tussenarrest met de in rov. 3.18.12 van het arrest omschreven doelen (waarna antwoordmemories na tussenarrest van Duinrand en de huurders, gelijktijdig te nemen).
6.1.4. De door hof bevolen memoriewisseling heeft plaatsgevonden. Het hof kan nu verder oordelen over de vorderingen van de huurders in reconventie en over vordering IV in conventie. Die vordering moet om de in rov. 3.18.6 van het arrest van 8 augustus 2023 genoemde redenen worden opgevat als een verweer in reconventie.
6.1.5. Volledigheidshalve roept het hof in herinnering dat de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, in vervulling is gegaan zodat verder over die vordering moet worden geoordeeld (zie rov. 3.18.1 van het arrest van 8 augustus 2023).
Over de resterende partijen in dit hoger beroep
6.2.1. Een van de opdrachten die het hof in rov. 3.18.12 van het arrest 8 augustus 2023 aan partijen heeft gegeven, is de opdracht om te vermelden met welke eisers in reconventie op het moment van het nemen van de memorie na tussenarrest nog geen minnelijke regeling is getroffen, zodat ten aanzien van hen een beslissing in reconventie moet worden genomen.
6.2.2. Duinrand heeft in punt 6 van haar memorie na tussenarrest vermeld dat zij met geïntimeerden sub 35.a ( [geïntimeerde 35a] ), 35.b ( [geïntimeerde 35b] ) en 39 ( [geïntimeerde 39] ) een minnelijke regeling heeft getroffen. Volgens Duinrand hebben deze geïntimeerden de jaarstandplaatsen inmiddels ontruimd en is er met hen afgerekend. Duinrand heeft het hof verzocht om de procedure ten aanzien van deze huurders, die volgens Duinrand overigens geen eisers in reconventie zijn, door te halen.
6.2.3. De huurders hebben niet voldaan aan het verzoek van het hof om te vermelden met welke eisers in reconventie op het moment van het nemen van de memorie na tussenarrest nog geen minnelijke regeling is getroffen. Zij hebben niet betwist dat Duinrand met geïntimeerden sub 35.a ( [geïntimeerde 35a] ), 35.b ( [geïntimeerde 35b] ) en 39 ( [geïntimeerde 39] ) een minnelijke regeling heeft getroffen. Ook hebben zij geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van het hof om de procedure ten aanzien van deze huurders door te halen.
6.2.4. Het hof constateert dat de bovengenoemde geïntimeerden sub 35.a ( [geïntimeerde 35a] ), 35.b ( [geïntimeerde 35b] ) en 39 ( [geïntimeerde 39] ) niet voorkomen in het deel van de memorie na tussenarrest van de huurders waarin de individueel gevorderde schadevergoedingen worden toegelicht. Deze huurders betreffen kennelijk inderdaad, zoals door Duinrand gesteld, geen eisers in reconventie. Het hof constateert dat deze huurders geen partij meer zijn in dit geding. De zaak is voor hen met het arrest van 8 augustus 2023 geëindigd. Het hof heeft hen daarom niet vermeld in de opsomming van partijen op blz. 1 van het onderhavige arrest.
6.2.5. Hetzelfde geldt voor huurder 10a ( [geïntimeerde 10a] ) en huurder 10b ( [geïntimeerde 10b] ). Die huurders komen niet voor bij de door Duinrand in punt 3 van haar memorie na tussenarrest opgesomde eisers in reconventie en in het verlengde daarvan ook niet in het deel van de memorie na tussenarrest van de huurders waarin de individueel gevorderde schadevergoedingen worden toegelicht. Het hof constateert dat deze huurders (10a en 10b) geen partij meer zijn in dit geding. De zaak is voor hen met het arrest van 8 augustus 2023 geëindigd. Het hof heeft ook hen daarom niet vermeld in de opsomming van partijen op blz. 1 van het onderhavige arrest.
Uitgangspunten voor de begroting van de vergoeding die Duinrand verschuldigd is aan de individuele huurders van een standplaats met een niet verplaatsbaar kampeermiddel
6.3.1. De vordering van de huurders met een niet verplaatsbaar kampeermiddel in reconventie strekte aanvankelijk tot veroordeling van Duinrand tot voldoening van schadevergoeding:
  • primair conform de aan het vonnis te hechten schadeopstelling uit productie 6 en 9 ‘Taxatie Minderhoud Verkoop’;
  • subsidiair minimaal conform de aan het vonnis te hechten schadeopstelling uit productie 6 en 9 ‘Taxatie Minderhoud Technisch’;
een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof heeft in rov. 3.18.5 van het arrest van 8 augustus 2023 al geoordeeld dat de primaire vordering in reconventie niet toewijsbaar is. In hun memorie na tussenarrest vorderen de huurders toewijzing van hun subsidiaire vordering: schadevergoeding voor elke huurder conform de ‘Taxatie Minderhoud Technisch’.
6.3.2. Vordering IV van Duinrand in conventie moet om de in rov. 3.18.6 van het arrest van 8 augustus 2023 genoemde redenen worden opgevat als een verweer in reconventie. Dit verweer strekt ertoe dat aan de eisers in reconventie geen hogere vergoedingen moeten worden voldaan dan de vergoedingen die genoemd zijn in het als productie 47 bij de memorie van grieven overgelegde overzicht. Naar het hof begrijpt, zijn die bedragen gebaseerd op het door Duinrand als productie 19 bij de inleidende dagvaarding overgelegde taxatierapport van VOF [xxx] recreatie bedrijfsmakelaardij (hierna: [xxx] ). Het verweer houdt verder in dat de vergoedingen pas hoeven te worden voldaan indien en zodra de eisers in reconventie de door hen gehuurde jaarplaatsen op vakantiepark Duinrand-West geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Duinrand hebben gesteld.
6.3.3. Het hof heeft in rov. 3.18.12 van het arrest van 8 augustus 2023:
  • aan de huurders opgedragen om in de door hen te nemen memorie na tussenarrest per resterende eiser in reconventie gemotiveerd, onder vermelding van de huisnummers van de betreffende standplaats/vakantiewoning en onder verwijzing naar de relevante paginanummers van het door hen overgelegde deskundigenbericht, te stellen welke vergoeding aan die partij toekomt; en om daarbij ook te reageren op de stellingen die Duinrand in reconventie heeft ingenomen over de vast te stellen schadevergoeding;
  • aan Duinrand opgedragen om in de door haar te nemen memorie na tussenarrest per resterende eiser in reconventie gemotiveerd, onder vermelding van de huisnummers van de betreffende standplaats/vakantiewoning en onder verwijzing naar de relevante paginanummers van het door haar overgelegde deskundigenbericht, te stellen welke vergoeding aan die partij toekomt; en om daarbij ook in te gaan op de reactie die de huurders op het verweer van Duinrand in reconventie hebben gegeven in hun spreekaantekeningen bij de zitting bij de kantonrechter.
6.3.4. Alvorens op de door partijen genomen memories na tussenarrest in te gaan, stelt het hof nog het volgende voorop. Bij de vaststelling van de schadevergoedingen moet in aanmerking worden genomen dat de waarde van het kampeermiddel niet meer is dan de waarde van het kampeermiddel zelf. De standplaats zelf, en de daarmee in dit geval onlosmakelijk verbonden eigenschappen zoals de ligging nabij strand, bos en duingebied, behoren immers niet toe aan de huurder maar aan de verhuurder/exploitant (rov. 3.18.5 van het arrest van 8 augustus 2023).
6.3.5. De huurders hebben in hun memorie na tussenarrest (punt 26) gesteld dat aan hen niet alleen een schadevergoeding conform de schadeopstelling uit de ‘Taxatie Minderhoud Technisch’ moet worden toegekend, maar ook met betrekking tot elk door hen te verwijderen niet verplaatsbaar kampeermiddel een bedrag van € 6.050,-- aan sloopkosten. Duinrand heeft in haar memorie van antwoord na tussenarrest (punt 32) gesteld dat dit een vermeerdering van de eis in reconventie betreft, die de huurders in strijd met de in artikel 347 lid 1 Rv neergelegde tweeconclusieregel niet tijdig, namelijk niet in hun memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep hebben neergelegd. Duinrand heeft zich uitdrukkelijk verzet tegen deze eisvermeerdering.
6.3.6. Dit verweer van Duinrand ten aanzien van de sloopkosten is terecht voorgedragen. Het gaat hier om een vermeerdering van eis die de huurders op grond van vaste rechtspraak uiterlijk bij hun eerste proceshandeling in hoger beroep hadden moeten instellen. Er is geen sprake van een omstandigheid die het rechtvaardigt om een uitzondering te maken op deze hoofdregel. De huurders hadden al bij het instellen van hun eis in voorwaardelijke reconventie rekening moeten houden met deze kosten. De eis in voorwaardelijke reconventie was immers juist ingesteld voor het geval de vorderingen in conventie zouden worden toegewezen en de huurders dus hun bouwsels zouden moeten verwijderen. Omdat de vermeerdering van eis ter zake de sloopkosten te laat naar voren is gebracht, zijn de door de huurders gevorderde vergoedingen voor sloopkosten niet toewijsbaar.
6.3.7. De huurders hebben in hun antwoordmemorie na tussenarrest (blz. 4 onderaan en blz. 5 bovenaan) aanspraak gemaakt op vergoeding van kosten van asbestverwijdering ten aanzien van de daar opgesomde 10 niet verplaatsbare kampeermiddelen. Deze vermeerdering van de eis in reconventie – in het laatste processtuk van de huurders – is om de twee navolgende zelfstandig dragende redenen niet toewijsbaar:
  • De gestelde kosten van verwijdering van in de kampeermiddelen aangetroffen asbest vormen onderdeel van de kosten van sloop en verwijdering van de kampeermiddelen. Die kosten zijn reeds om de in rov. 6.3.6 genoemde redenen niet toewijsbaar.
  • De gestelde kosten van asbestverwijdering zijn bovendien niet toewijsbaar omdat de huurders geen enkele onderbouwing hebben gegeven voor hun stelling dat in de 10 genoemde niet verplaatsbare kampeermiddelen asbest is aangetroffen en dat in verband daarmee de door hen opgesomde kosten moeten worden gemaakt. Het had op hun weg gelegen die stelling met verifieerbare bescheiden te onderbouwen, te meer nu zij deze stelling pas in het allerlaatste stadium van deze procedure naar voren hebben gebracht. Het hof concludeert dat de huurders ten aanzien van de beweerdelijke kosten van asbestverwijdering niet aan hun stelplicht hebben voldaan.
De verdere beoordeling per individuele huurder
6.4.1. Voor wat betreft de aan de individuele huurders toe te kennen schadevergoedingen beroept Duinrand zich op het door haar als productie 19 bij de inleidende dagvaarding overgelegde taxatierapport van [xxx] , en het daarop gebaseerde overzicht dat zij als productie 47 bij de memorie van grieven heeft overgelegd. De huurders beroepen zich op wat zij noemen de ‘Taxatie Minderhoud Technisch’.
6.4.2. Het hof constateert dat de huurders als productie 9 bij de conclusie van antwoord in conventie een taxatierapport van Minderhoud hebben overgelegd. Dit rapport telt (inclusief bijlagen) 51 pagina’s en heeft bij nadere beschouwing uitsluitend betrekking op het niet verplaatsbare kampeermiddel aan het adres Iepenpad 16D. Dit betreft het niet verplaatsbare kampeermiddel van de op blz. 1 van dit arrest genoemde huurder 5: T. Dammel. Taxatierapporten van Minderhoud met betrekking tot de andere nog in geding zijnde huurders hebben de huurders niet aan het hof overgelegd.
6.4.3. Het hof begrijpt uit het gestelde bij randnummer 108 van de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, dat de huurders in het geding bij de kantonrechter een USB-stick hebben overgelegd met daarop de taxatierapporten die Minderhoud ook ten aanzien van de andere huurders heeft opgesteld. Aan het hof hebben de huurders echter niet een USB-stick met de betreffende rapporten overgelegd of gedeponeerd.
6.4.4. Het hof wenst, alvorens nader over de aan de individuele huurders toekomende schadevergoedingen te oordelen, wel te beschikken over de rapporten die Minderhoud met betrekking tot de op blz. 1 van dit arrest genoemde huurders heeft opgesteld. Dat betreft de taxatierapporten met betrekking tot de navolgende niet verplaatsbare kampeermiddelen:
  • van huurder 3: [geïntimeerde 3] – [adres] ;
  • van huurder 4: [geïntimeerde 4] – [adres] ;
  • van huurder 5: [geïntimeerde 5] – [adres] ;
  • van huurder 8: [geïntimeerde 8] – [adres] ;
  • van huurders 9.a en 9.b: [geïntimeerde 9a] en [geïntimeerde 9b] – [adres] ;
  • van huurder 11: [geïntimeerde 11] – [adres] ;
  • van huurder 12: [geïntimeerde 12] – [adres] ;
  • van huurder 13: [geïntimeerde 13] – [adres] ;
  • van huurder 21: [geïntimeerde 21] – [adres] ;
  • van huurder 23: [geïntimeerde 23] – [adres] ;
  • van huurder 25: [geïntimeerde 25] – [adres] ;
  • van huurders 26.a en 26.b: [geïntimeerde 26a] en [geïntimeerde 26b] – [adres] ;
  • van huurder 28: [geïntimeerde 28] – [adres] ;
  • van huurders 30.a en 30.b: [geïntimeerde 30a] en [geïntimeerde 30b] – [adres] ;
  • van huurders 33.a en 33.b: [geïntimeerde 33a] en [geïntimeerde 33b] – [adres] ;
  • van huurders 34.a en 34.b: [geïntimeerde 34a] / [geïntimeerde 34b] – [adres] ;
  • van huurder 37: [geïntimeerde 37] – [adres] .
Het hof wenst deze taxatierapporten niet op een USB-stick maar – zoals bij producties te doen gebruikelijk – op papier te ontvangen. Het hof zal de zaak daarom naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van de huurders, waarbij zij de genoemde taxatierapporten in het geding moeten brengen (waarna geen antwoordakte van Duinrand). De door de huurders te nemen akte is uitsluitend bestemd voor het in het geding brengen van de genoemde taxatierapporten – zonder nadere toelichting, en niet voor enig ander doel.
6.4.5. Het hof zal elk verder oordeel nu aanhouden.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol van 18 juni 2024 voor een akte aan de zijde van de huurders, waarbij zij de hiervoor in rov. 6.4.4 genoemde taxatierapporten van Minderhoud (op papier) in het geding moeten brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. van Rijkom, I.B.N. Keizer en J.K. Six-Hummel en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 mei 2024.
griffier rolraadsheer