Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Herstelbeschikking op grond van art. 31 en 32 Rv
[de vrouw] ,
[de man] ,
Overwegingen
.
De grief van de man in incidenteel appel hield in dat de rechtbank ten onrechte een draagkrachtpercentage van 100% heeft genomen, terwijl dit volgens de man 70% moet zijn. De man stelt zijn draagkracht in incidenteel hoger beroep, uitgaande van de berekening van de rechtbank, waarin is uitgegaan van een totaal bruto jaarinkomen overeenkomstig de aangifte IB van de man over 2022 van € 18.838,-, maar rekenend met een draagkrachtpercentage van 70% in plaats van 100%, op € 67,- per maand. Het hof heeft in de bestreden beschikking ten onrechte niet uitdrukkelijk beslist op deze grief. Het hof zal dit nu ambtshalve alsnog doen, op grond van artikel 32 Rv.
Het hof heeft geconstateerd dat de rechtbank in eerste aanleg in de draagkrachtberekening heeft gerekend met een werkelijke woonlast van € 301,- per maand. Tegen dit oordeel van de rechtbank zijn geen grieven gericht, zodat het hof hiervan uit dient te gaan.