Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
.
- het V8-formulier met bijlagen d.d. 11 april 2024 van de zijde van de moeder;
- het e-mailbericht met bijlagen d.d. 13 april 2024 van de zijde van de moeder.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019 in België. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg van 15 december 2023, waarin de minderjarige onder toezicht was gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend in een netwerkpleeggezin. De moeder voerde aan dat de uithuisplaatsing onterecht was, omdat er geen sprake zou zijn van een onhygiënische situatie en dat zij bereid was hulp te accepteren. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in hoger beroep, en de vader, als belanghebbende, stelden echter dat de zorgen over de opvoeding van de minderjarige ernstig waren en dat de moeder niet voldoende meewerkte aan de geboden hulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2024 zijn alle betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de raad, de vader en de gecertificeerde instelling (GI). Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder heeft tot op heden niet aangetoond dat zij de zorgen erkent en de noodzakelijke hulp accepteert. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.