In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder van de minderjarige, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, betwist de noodzaak van de uithuisplaatsing en stelt dat zij in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen. De rechtbank had eerder besloten dat de minderjarige voor de duur van een jaar onder toezicht van de GI zou worden geplaatst in een netwerkpleeggezin, te weten het gezin van de grootmoeder en de stiefgrootvader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2024 is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. A.J.J. Kreutzkamp. De raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht de eerdere beschikking in stand te laten. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, maar de uitnodiging voor het kindgesprek was niet aangekomen. Na een gesprek met de minderjarige op 1 mei 2024, heeft het hof kennisgenomen van de zorgen van de moeder over de thuissituatie bij de grootmoeder en stiefgrootvader, waaronder het gebruik van verslavende middelen en de opvoedingssituatie.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende blijk heeft gegeven van erkenning van de zorgen die er zijn over haar opvoedvaardigheden en de situatie van de minderjarige. De moeder heeft weliswaar hulpverlening geaccepteerd, maar er zijn nog veel zorgen over de opvoeding en de thuissituatie. Het hof heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bekrachtigd, maar houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de uitkomst van een pleegzorgscreening die in mei 2024 zal worden afgerond. De raad is verzocht om uiterlijk 1 juni 2024 te rapporteren over de situatie.