Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief van de raad d.d. 22 februari 2024;
- V6-formulier d.d. 5 april 2024 van de advocaat van de moeder met als bijlagen producties 4, 5 en 6.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 25 oktober 2023 de ondertoezichtstelling heeft verlengd tot 31 oktober 2024. De moeder heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen, terwijl de Stichting Jeugd Bescherming Brabant (de GI) en de vader zich verzetten tegen dit verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2024 zijn de moeder, de GI en de vader gehoord. De moeder stelt dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt en dat er geen ernstige bedreiging voor haar ontwikkeling is. De GI daarentegen betwist dit en stelt dat de moeder niet in staat is om een goede samenwerking met de vader te realiseren, wat leidt tot loyaliteitsproblemen voor [minderjarige]. De vader ondersteunt de stelling van de GI en wijst op de voortdurende spanningen tussen de ouders, die schadelijk zijn voor [minderjarige].
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en komt tot de conclusie dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk blijft. De moeder blijft zich verzetten tegen de hulpverlening en de GI kan geen concrete stappen zetten om de situatie te verbeteren. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.