ECLI:NL:GHSHE:2024:1673

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
200.337.034_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 25 oktober 2023 de ondertoezichtstelling heeft verlengd tot 31 oktober 2024. De moeder heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen, terwijl de Stichting Jeugd Bescherming Brabant (de GI) en de vader zich verzetten tegen dit verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2024 zijn de moeder, de GI en de vader gehoord. De moeder stelt dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt en dat er geen ernstige bedreiging voor haar ontwikkeling is. De GI daarentegen betwist dit en stelt dat de moeder niet in staat is om een goede samenwerking met de vader te realiseren, wat leidt tot loyaliteitsproblemen voor [minderjarige]. De vader ondersteunt de stelling van de GI en wijst op de voortdurende spanningen tussen de ouders, die schadelijk zijn voor [minderjarige].

Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en komt tot de conclusie dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk blijft. De moeder blijft zich verzetten tegen de hulpverlening en de GI kan geen concrete stappen zetten om de situatie te verbeteren. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 16 mei 2024
Zaaknummer : 200.337.034/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/414008 / JE RK 23-1663
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser,
tegen
Stichting Jeugd Bescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).
Het hof merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: [regio] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige:
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 januari 2024, heeft de moeder verzocht het beroep gegrond te verklaren, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het inleidend verzoek van de GI wordt vernietigd.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 maart 2024, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift met bijlage, ingekomen ter griffie op 12 maart 2024 heeft de vader verzocht de grieven tegen de bestreden beschikking te verwerpen dan wel ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Kosten rechtens.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-de moeder, bijgestaan door mr. Leijser;
-[vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI;
-mr. Van Gorkum namens de vader.
2.4.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.2.
De raad is, met bericht van verhindering d.d. 22 februari 2024, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de raad d.d. 22 februari 2024;
  • V6-formulier d.d. 5 april 2024 van de advocaat van de moeder met als bijlagen producties 4, 5 en 6.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens hun relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend en de vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.2.
[minderjarige] staat sinds 31 januari 2020 onder toezicht van de GI. Deze maatregel is daarna telkens verlengd.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 31 oktober 2024.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. [minderjarige] ontwikkelt zich goed en positief en wordt niet ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De moeder heeft een goede samenwerking met de school en met de thuisondersteuning van [instantie 1] en voert geen strijd met professionals. Wel heeft de moeder een duidelijke visie over de opvoeding, groei en ontwikkeling van [minderjarige] en die strookt niet altijd met die van de GI.
[minderjarige] heeft onbelast contact met de vader en de contactregeling met de vader wordt nageleefd. De moeder is van mening dat een gezinstaxatie onnodig is. De moeder beschikt over voldoende opvoedingsvaardigheden en biedt [minderjarige] een warm en veilig thuis. Ouderschapsbemiddeling zal evenmin soelaas bieden. De vader en de moeder hebben al meerdere trajecten doorlopen en dat heeft geen positief effect gehad. Er is dan ook geen hulpverlening nodig en voor zover er wel zorg wordt geboden, accepteert de moeder deze in voldoende mate. De moeder is van mening dat er op diverse vlakken inmiddels duidelijkheid is ontstaan en dat er sprake is van een eindstation. De ondertoezichtstelling hoeft niet meer te worden verlengd.
3.6.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is op goede gronden verlengd. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Het lukt de moeder niet om de vader te accepteren zoals hij is, [minderjarige] aan de vader toe te vertrouwen en haar te laten genieten van de contactmomenten met hem. De moeder blijft zich bemoeien met zaken die in de thuissituatie van de vader gebeuren en blijft zich negatief uiten over de vader. Hierdoor kampt [minderjarige] met loyaliteitsproblematiek. De moeder is het nergens mee eens en pas nadat de rechtbank een dwangsom heeft opgelegd, lukt het haar om de vastgestelde zorgregeling na te komen. [minderjarige] heeft nog steeds geen onbelast contact met de vader. De moeder blijft gedurende een lange periode dezelfde zorgen uiten over de omgang tussen [minderjarige] en de vader. De vader heeft echter de hulpverlening van de Gezinsmanager positief afgerond en ook de jeugdbeschermer die goed contact heeft met de vader en zijn netwerk, geeft aan dat er geen zorgen zijn over de thuissituatie van de vader. De GI wil ook graag zicht krijgen op de thuissituatie van de moeder maar dat is niet gelukt. De moeder voert strijd met alle betrokkenen en is niet in staat een samenwerkingsrelatie aan te gaan met hulpverlening. Voor zover de moeder verwijst naar de rol van de thuisondersteuning van [instantie 1] , is de GI gebleken dat deze al sinds april 2023 niet meer in het gezin werkzaam is.
De GI betwist nadrukkelijk dat de moeder de hulpverlening voldoende accepteert. In opdracht van de GI heeft [instantie 2] geprobeerd hulpverlening te bieden. Dit is niet gelukt door de opstelling van de moeder.
De GI is van mening dat er in het belang van [minderjarige] een uitbreiding dient te komen van een reguliere zorgregeling waarmee vele spanningsmomenten worden ondervangen. Er dient zoveel mogelijk voorkomen te worden dat de moeder actief contact zoekt met de vader (via mail) omdat het de moeder niet lukt ‘aan haar eigen kant te blijven’ en met de vader te mailen op ouderniveau.
De GI vindt het zeer zorgelijk dat de moeder signalen af blijft geven die duiden op ouderverstoting danwel loyaliteitsproblematiek. Zo heeft de moeder het over negatieve verhalen die [minderjarige] bij de moeder zou vertellen over de vader, terwijl zij het bij de vader heel fijn en gezellig heeft en het daar goed gaat. Hoewel de GI bijna aan het plafond zit wat betreft de middelen en mogelijkheden, kan de GI de situatie nog niet loslaten. De reële kans bestaat dan dat het goede, mooie en leuke contact tussen [minderjarige] en de vader geen mogelijkheid meer krijgt om verder uit te groeien daar de moeder geen ruimte aan [minderjarige] laat om haar eigen beeld te vormen.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De moeder stelt zich tijdens de overdrachtsmomenten dusdanig agressief en vervelend op naar de vader dat dit veel spanning bij de vader teweeg brengt. De moeder blijft, tegen de afspraken in, doorgaan met vervelende mails naar de vader. Er is sprake van een heftige ouderstrijd waardoor [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zo zijn er de afgelopen jaren meer dan twintig procedures gevoerd. De vader maakt zich ernstig zorgen over de situatie bij de moeder omdat zij de vader van haar oudste zoon ook geen bestaansrecht gaf. De vader ziet hierin een patroon. De ondertoezichtstelling is nog steeds nodig om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen.
Om zo min mogelijk contact tussen de vader en de moeder te laten plaatsvinden was de vader voornemens een nieuwe procedure starten en te verzoeken om de zorg- en contactregeling zodanig te wijzigen dat de overdrachtsmomenten op school plaatsvinden en de ouders elkaar dus veel minder hoeven te zien. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van de vader echter aangegeven een poging te willen wagen om in onderling overleg (via de advocaat van de moeder) te komen tot een ouderschapsplan waarin de zorg- en contactregeling wordt opgenomen.
De motivering van de beslissing
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan die grond is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.3.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof onderschrijft de door de rechtbank en de GI genoemde zorgen. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] ziet niet alleen op de heftige ouderstrijd en het feit dat de moeder de vader blijft diskwalificeren maar ook op strijd die de moeder blijft voeren tegen de hulpverlening. [minderjarige] wordt voortdurend blootgesteld aan de spanningen tussen de ouders. De negatieve houding die de moeder tegenover de vader heeft en het feit dat zij negatief over hem praat en hem geen volwaardige rol in het leven van [minderjarige] gunt, staat een onbelast contact tussen [minderjarige] en de vader in de weg. Ook de vele procedures die door de ouders gevoerd worden, brengen veel spanningen met zich wat een negatieve weerslag op [minderjarige] heeft.
Doordat de moeder nog steeds strijd blijft voeren tegen de hulpverlening, kunnen er door de GI geen concrete stappen gezet worden. Zo wil de GI zicht krijgen op de thuissituatie van de moeder en om die reden een huisbezoek bij haar afleggen. De moeder is echter niet bereid om mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] van de GI thuis te ontvangen, zo heeft zij tijdens de mondelinge behandeling nog uitdrukkelijk naar voren gebracht. De GI en de moeder staan lijnrecht tegenover elkaar en de moeder stelt overal haar eigen voorwaarden aan. Ondanks dat de doelen van de ondertoezichtstelling inzichtelijk zijn, komt een en ander door deze weigerachtige houding van de moeder niet van de grond. Om de doelen te kunnen bereiken en de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] af te wenden, is de hulp van de GI in de zin van begeleiding en toezicht nodig. Dat gaat de ouders, gezien hun jarenlange strijd en vele procedures, in het vrijwillig kader niet lukken.
De advocaten van de ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling wel een goede stap gezet door af te spreken dat zij gaan proberen een concept ouderschapsplan (gericht op parallel soloouderschap) op te stellen waarin onder meer concrete afspraken gemaakt worden over de verdeling van de zorgtaken. Ook zal daarin vastgelegd worden over welke zaken er tussen de vader en de moeder overleg gevoerd moet worden en welke zaken iedere ouder zelf kan bepalen. Het hof vertrouwt er op dat de ouders hun toezeggingen dat zij hieraan de komende maanden zullen gaan werken, nakomen.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om die ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De grieven van de moeder falen derhalve.
Conclusie
3.8.4.
De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
Proceskosten
3.8.5.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 oktober 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, G.M. Goes en K.A. Boshouwers en is in het openbaar uitgesproken door mr. C.N.M. Antens op 16 mei 2024 in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.