[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
wonende te [adres] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 30 november 2023 is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-126732-23 onder feit 1 t/m 3 ten laste is gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof onderworpen is.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- de verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd;
- het tenlastegelegde onder 1 en 3 bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen/regels van de jeugdreclassering (waarvan de eerste 6 maanden in het kader van ITB Criem indien het hof dit noodzakelijk acht) en een meldplicht bij de jeugdreclassering met toezicht van Bureau Jeugdzorg Limburg;
- de vordering van de benadeelde partij geheel zal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door de verdediging is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepleit en meer subsidiair is in het kader van de strafmaat een korte geheel voorwaardelijke werkstraf bepleit zonder bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen.
Het beroepen vonnis zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-126732-23:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2023 te Beugen, gemeente Land van Cuijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het maken van een foto van diens schoolpas en/of het doorzoeken van diens rugtas, door die [slachtoffer] tot stoppen te dwingen en/of een of meermalen te zeggen dat hij, die [slachtoffer] , diens zakken leeg moest maken en/of te zeggen dat die [slachtoffer] niet om hulp mocht roepen omdat hij anders zou worden geslagen en/of tegen [getuige 1] te zeggen dat hij moest komen als hij zijn vriendje nog heel wilde zien;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2023 te Beugen, gemeente Land van Cuijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door tegen [getuige 1] te zeggen dat hij dichterbij moest komen, omdat hij anders [slachtoffer] niet meer heel zou zien, van welke (indirecte) bedreiging die [slachtoffer] kennis heeft genomen;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2023 te Beugen, gemeente Land van Cuijk opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [getuige 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Het hof heeft evenals de advocaat-generaal uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 januari 2023 te Beugen, gemeente Land van Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten het maken van een foto van diens schoolpas en het doorzoeken van diens rugtas, door die [slachtoffer] tot stoppen te dwingen en te meermalen zeggen dat hij, die [slachtoffer] , diens zakken leeg moest maken en te zeggen dat die [slachtoffer] niet om hulp mocht roepen omdat hij anders zou worden geslagen;
3.
hij op 11 januari 2023 te Beugen, gemeente Land van Cuijk opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, die aan [getuige 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2023089651, gesloten d.d. 10 mei 2023 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 52), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2023 (pg. 7-10), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op 11 januari 2023 fietste ik met een schoolvriend van me op de openbare weg Boxmeerseweg in Beugen. Ik zag opeens dat er twee jongens naast me fietsen. Ze kwamen van achteren. Ik hoorde zeggen dat ik van de fiets af moest stappen. Ik zei dat ik dat niet wilde. Toen pakte die jongen (jongen 1) die naast me fietste me bij mijn arm vast. Toen riepen ze nog een keer, maar deze keer boos, dat ik van mijn fiets af moest stappen. Ik kon niet meer verder fietsen, omdat die jongen 1 me vast had. Dus ik stopte. Ik zag dat beide jongens van hun fiets afstapten.
Ze gingen dingen aan me vragen en rondjes om me heen lopen. Die andere jongen (jongen
2) vroeg het meeste. Hij vroeg of ik iets bij me had. Of ik iets in mijn zakken had en of ik geld bij me had. Ik hoorde dat die jongen 2 zei dat als ik mijn zakken kon legen, en niks bij me had, dat ik dan kon gaan. Ik zei dat ik mijn telefoon alleen bij me had. Ik moest deze laten zien en deed dat. Ik hoorde ze vragen of ik pasjes of zo in mijn telefoonhoesje had. Ze zeiden dat ze mijn telefoon niet zochten, die hoefden ze niet te hebben. Ik zei dat ik alleen mijn schoolpasje bij me had. Ze wilden mijn schoolpasje zien, maar hoefden deze niet te houden. Ik liet dit zien. Ze maakten hier een foto van, ik meen jongen 1, dat hij dat deed.
Ik zag fietsers voorbij komen en riep gericht naar hen “help mij.” Ik zag dat deze fietsers doorfietsten. Toen zei jongen 2 tegen mij, op een geïrriteerde toon, dat als ik nog een keer zou roepen dan zouden ze me “neerhoeken” of slaan of zoiets.
(…)
Op het moment dat er een foto van mijn pasje was gemaakt hoorde en zag ik een man aan
komen lopen. Ik hoorde deze man zeggen: “wat zijn we aan het doen mannen.” Ik riep meteen naar deze man dat ze me aan het overvallen waren.
(…)
Die man probeerde een foto te maken van die jongens. Ik zag dat die jongen 2 de telefoon uit de handen van die man sloeg. Ik zag dat die telefoon midden op de weg op het wegdek viel.
(…)
Een paar dagen later zijn mijn moeder en ik naar de woning gegaan, waar die man woont die me kwam helpen. Daar hoorden we dat zijn vrouw had gezien dat we daar buiten stonden. Haar gevoel was dat het niet klopte wat daar gebeurde. Ze had ook gezien dat ik mijn handen voor mijn ogen sloeg, ik denk van de stress. Ze had mede daarom haar man naar buiten, naar ons toe gestuurd.
(…)
Ik was wel heel bang en gestrest tijdens dit hele gebeuren.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 maart 2023 (pg. 32-39), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [medeverdachte] :
O: Je wordt verdacht van poging tot chantage/ afpersing en bedreiging. Je bent uitgenodigd om jouw verklaring af te geven voor het incident dat plaatsvond op 11 januari 2023 omstreeks 16.30 uur.
(pg.35)
V: Met wie was je samen?
A: [verdachte] . (…) Vanuit Boxmeer fietsten wij naar Heijen.
(…)
O: Uit de aangifte blijkt dat jij, samen met [verdachte] , al fietsend het
slachtoffer, [slachtoffer] , vast hebt gepakt en tot stilstand hebt gedwongen.
V: Wat kun jij hierover vertellen?
A: (…) Ik legde meer mijn hand op zijn arm en vroeg of hij kon stoppen.
(pg. 37)
V: Vervolgens kwam er een omstander bij. Wat kun je daarover vertellen?
A: De jongen was overstuur. Toen kwam er een man aangelopen.
(…) Die man haalde zijn telefoon uit zijn zak en begon uit het niets foto’s te maken. Uit reactie sloeg [verdachte] de telefoon van de man uit de handen. Deze viel op de straat.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 maart 2023 (pg. 42-50), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:
(pg. 45)
O: Zoals eerder vernoemd word je verdacht van een poging tot chantage / afpersing,
bedreiging en vernieling. Je bent uitgenodigd om jouw verklaring af te geven voor het
incident dat plaatsvond op 11 januari 2023 omstreeks 16.30 uur.
(pg. 46)
V: Met wie was je samen?
A: Met [medeverdachte] .
V: Wat deden jullie op de Boxmeerseweg in Beugen?
A: Wij waren naar huis aan het fietsen en toen zagen wij de twee jongens (…).
(…)
V: Wat gebeurde er toen?
Wij zeiden eerst rustig van 'stop stop' maar zij wilde niet stoppen. Vervolgens gingen
wij naast de jongens fietsen en zeiden wij nog een keer dat ze moesten stoppen.
(…)
O: Uit de aangifte blijkt dat jij, samen met [medeverdachte] , al fietsend het slachtoffer, [slachtoffer] , vast hebt gepakt en tot stilstand hebt gedwongen.
V: Wat kun jij hierover vertellen?
A: Wij vroegen eerst drie keer of hij wilde stoppen maar daar luisterde hij niet naar. Daarna pakte [medeverdachte] hem wel vast (…).
(pg. 47)
O: Uit de aangifte blijkt dat slachtoffer zijn zakken moest leegmaken om te kijken of hij waardevolle spullen en/of geld bij zich had. Ook zouden jullie hebben gezegd wanneer het slachtoffer niks van waarde bij zich had zou hij weer mogen gaan.
A: (…) Wij wilden alleen zijn naam weten. Wij vroegen of wij zijn schoolpasje mochten zien. (…) Wij hebben het pasje bekeken.
(…)
V: Hoe denk je dat het slachtoffer zich op dat moment voelde?
A: Hij was aan het huilen. (…) Wij wilden alleen zijn gegevens hebben.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 januari 2023 (pg. 18-20), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik begrijp dat u mij telefonisch wilt horen als getuige over de poging tot afpersing gepleegd op 11 januari 2023 omstreeks 16.30 uur aan de Boxmeerseweg te Beugen. Op die dag datum en omstreeks het tijdstip zag ik dat er [plaats] een incident gaande was. Ik zag dat twee jongens een kleinere jongen lastig vielen. Ik zag de paniek bij de kleinere jongen in zijn ogen en volgens mij moest hij huilen. Tevens zag ik dat twee jongens die hem staande hielden zijn boekentas doorzochten en het gaf mij een onheilspellend gevoel.
Ik liep naar buiten richting de drie jongens. Ik vroeg aan het kleinere jongetje, welke later bleek te zijn [slachtoffer] , wat er aan de hand was. [slachtoffer] moest huilen en riep om hulp waarna ik tegen hem zei dat hij maar naar huis moest gaan. Hetgeen [slachtoffer] deed.
(…)
Vervolgens maakte ik een foto van de twee jongens die [slachtoffer] lastig vielen. De jongen
met de donkere jas sloeg toen mijn telefoon uit mijn hand. (…) Doordat mijn telefoon op de grond viel ontstond er schade aan mijn telefoon.
(…)
U vraagt mij of dat ik iets gehoord heb over het gesprek tussen de twee jongens die [slachtoffer] belaagde met [slachtoffer] . Ik heb niets gehoord van dat gesprek maar ik heb gezien dat ze zijn schooltas aan het doorzoeken waren. Deze tas stond op de bagagedrager van [slachtoffer] . Dit in combinatie met het feit dat [slachtoffer] ontzettend overstuur was, wist ik wel dat het foute boel was.
5.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 januari 2023 (pg. 29-31), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Op 11-01-2023 omstreeks 16:30 uur fietste ik met mijn vriend [slachtoffer] (het hof begrijpt [slachtoffer] ) vanuit school naar huis. Wij fietsten door de straat Boxmeerseweg te Beugen. Ter hoogte van [nummer] hielden twee jongens op de fiets ons aan.
(…)
De jongens hielden ons aan door middel van het vastpakken van de arm van [slachtoffer] , terwijl
ze langs hem fietsten. [slachtoffer] werd vastgepakt door [medeverdachte] , tevens zei [medeverdachte] tegen [slachtoffer]
dat hij moest stoppen.
(…)
Wij stopten. Ik stopte iets verder, want ik voelde dat er iets niet goed zat. [verdachte] stopte langs [slachtoffer] . Hij zei tegen [slachtoffer] dat hij moest laten zien wat hij in zijn zakken had, hij zei herhaaldelijk tegen [slachtoffer] “zakken leegmaken.” [slachtoffer] zei dat hij met rust gelaten wilde worden en hij moest meteen huilen. Ik zag dat hij erg in paniek raakte en bang was. [slachtoffer] reageerde op [verdachte] en zei meerdere keren “ik heb niks.” Ik stond op een afstand van 6 meter. Ik kon goed horen wat er werd gezegd, maar ik durfde niet dichterbij te gaan staan.
(…)
Vervolgens herhaalde [verdachte] dat [slachtoffer] moest laten zien wat hij in zijn zakken had. [slachtoffer] haalde zijn telefoon uit zijn zak, deze pakte [verdachte] van [slachtoffer] af. [verdachte] vroeg aan [slachtoffer] wat hij achter het hoesje van zijn telefoon had zitten. Dit was de schoolpas van [slachtoffer] . Deze pakten ze vast en hielden ze onder hun eigen telefoon. Volgens mij maakten ze een foto van het schoolpasje van [slachtoffer] maar dat weet ik niet zeker, het leek er wel op.
Constant bleven [verdachte] en [medeverdachte] herhalen tegen [slachtoffer] dat hij zijn zakken leeg moest maken. Terwijl ze dit deden stonden ze heel dicht tegen [slachtoffer] aan en blokkeerden ze [slachtoffer] met hun fietsen zodat hij niet weg kon. [slachtoffer] was zeer emotioneel en bang. Er kwamen veel mensen langsfietsen en gereden. [slachtoffer] riep een paar keer om hulp. [verdachte] reageerde hierop richting [slachtoffer] dat hij dit niet moest doen want anders zou hij hem klappen geven, hij bedreigde [slachtoffer] hiermee.
Plots kwam er een oudere man naar ons, ik weet niet waar deze man vandaan kwam. Hij
sprak mij aan en vroeg aan mij wat er aan de hand was. Ik gaf aan dat die jongens, [verdachte] en [medeverdachte] , [slachtoffer] onder druk aan het zetten waren om de zakken van [slachtoffer] leeg te laten maken.
Deze man liep op [verdachte] af en zei tegen [verdachte] dat hij [slachtoffer] met rust moest laten. (…) Vervolgens pakte die man zijn telefoon om een video en/of een foto te maken van [verdachte] .
Hierop reageerde [verdachte] door de telefoon van die man uit zijn handen te slaan.
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 januari 2023 (pg. 18-20), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik begrijp dat u mij telefonisch wilt horen als getuige over de poging tot afpersing gepleegd op 11 januari 2023 omstreeks 16.30 uur aan de Boxmeerseweg te Beugen. Op die dag datum en omstreeks het tijdstip zag ik dat er [plaats] een incident gaande was. Ik zag dat twee jongens een kleinere jongen lastig vielen. Ik zag de paniek bij de kleinere jongen in zijn ogen en volgens mij moest hij huilen. Tevens zag ik dat twee jongens die hem staande hielden zijn boekentas doorzochten en het gaf mij een onheilspellend gevoel.
Ik liep naar buiten richting de drie jongens. Ik vroeg aan het kleinere jongetje, welke later bleek te zijn [slachtoffer] , wat er aan de hand was. [slachtoffer] moest huilen en riep om hulp waarna ik tegen hem zei dat hij maar naar huis moest gaan. Hetgeen [slachtoffer] deed.
(…)
Vervolgens maakte ik een foto van de twee jongens die [slachtoffer] lastig vielen. De jongen
met de donkere jas sloeg toen mijn telefoon uit mijn hand. (…) Doordat mijn telefoon op de grond viel ontstond er schade aan mijn telefoon.
(…)
U vraagt mij of dat ik iets gehoord heb over het gesprek tussen de twee jongens die [slachtoffer] belaagde met [slachtoffer] . Ik heb niets gehoord van dat gesprek maar ik heb gezien dat ze zijn schooltas aan het doorzoeken waren. Deze tas stond op de bagagedrager van [slachtoffer] . Dit in combinatie met het feit dat [slachtoffer] ontzettend overstuur was, wist ik wel dat het foute boel was.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat er geen sprake was van dwang. De verdachte en zijn vriend [medeverdachte] hebben aangever enkel tot stoppen gemaand en naar zijn identiteitsgegevens gezocht, omdat aangever even daarvoor schade zou hebben veroorzaakt aan de jas van [medeverdachte] door met een spuitbus in het rond te spuiten. Aangever had volgens de verdachte geen reden om bang te zijn, temeer omdat hij meermalen tegen aangever heeft gezegd dat er niets zou gebeuren. Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte en [medeverdachte] gerechtigd waren om aangever staande te houden in het kader van een burgeraanhouding vanwege de veroorzaakte schade aan de jas van [medeverdachte] .
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de verdachte geen opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) had op het vernielen/beschadigen van de telefoon van [getuige 2] . De verdachte heeft verklaard dat hij enkel zijn hand voor de telefoon van [getuige 2] wilde houden om te voorkomen dat [getuige 2] foto’s van hem zou maken. Voorts betwist de verdediging dat er sprake is van schade aan de telefoon, nu de verdachte heeft aangegeven dat hij dacht dat de telefoon niet op de grond was gevallen en er verder ook geen foto in het dossier zit van de schade.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Het hof stelt vast dat aangever heeft verklaard dat hij heel bang en gestrest was tijdens het hele gebeuren. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat twee jongens een kleinere jongen lastig vielen en dat hij de paniek in de ogen van de kleinere jongen (het hof begrijpt: aangever [slachtoffer] ) zag en dat deze jongen vervolgens moest huilen. Dat aangever moest huilen, heeft de verdachte ook bevestigd bij zijn verhoor bij de politie.
Het hof leidt uit de gedragingen van de verdachte en [medeverdachte] en de zichtbare reactie van aangever af, dat de verdachte en [medeverdachte] met opzet aangever hebben gedwongen tot het dulden van deze handelingen. Dat de verdachte en [medeverdachte] daarnaast ook tegen aangever hebben gezegd dat hij rustig moest blijven en dat er niets aan de hand was, maakt niet dat er geen sprake kan zijn van dwang tot het dulden van deze handelingen. Voorts is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van (het staande houden ten behoeve van) een burgeraanhouding, nu uit het dossier niet volgt dat er sprake was van een heterdaadsituatie, noch dat de verdachte of zijn mededader aangever [slachtoffer] heeft laten stoppen om hem aan te houden teneinde hem vervolgens onverwijld over te dragen aan de politie.
Het hof acht het onder 1 tenlastegelegde derhalve op basis van de aangifte van [medeverdachte] , die wordt ondersteund door de verklaringen van getuige [getuige 2] en [getuige 1] , wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Ten aanzien van feit 3
Het hof leidt uit bovenstaande bewijsmiddelen af dat zowel de getuigen [getuige 2] en [slachtoffer] als [medeverdachte] (de vriend van verdachte) hebben verklaard dat de verdachte de telefoon van [getuige 2] uit diens handen heeft geslagen, waardoor deze op de straat terecht kwam. Het hof heeft mede gelet op de wijze waarop de telefoon uit handen van aangever [getuige 2] is geraakt waardoor deze op de straat is terecht gekomen, geen enkele reden om twijfel te hebben aan aangevers verklaring dat de telefoon daardoor is beschadigd. Dat er geen foto is het dossier is opgenomen van de schade, doet daar niet aan af. Voornoemde getuigen verklaren allen dat de verdachte de telefoon uit de handen van [getuige 2] heeft ‘geslagen’. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte opzettelijk de telefoon van [getuige 2] heeft beschadigd. Het hof acht derhalve het tenlastegelegde onder 3 wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een ander door geweld en enige andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft het slachtoffer samen met een ander gedwongen te stoppen door van achteren naast hem te gaan fietsen en hem vast te pakken. Het slachtoffer werd vervolgens meermalen onder bedreiging met geweld gesommeerd om zijn zakken leeg te maken en te dulden dat zijn tas werd doorzocht en dat er een foto van zijn schoolpas werd gemaakt. Toen het slachtoffer om hulp riep, werd hij door de verdachte bedreigd met geweld. Dit alles was voor het slachtoffer een zeer angstige ervaring. Het slachtoffer kon vervolgens wegkomen doordat een getuige ingreep. Bij de confrontatie met deze getuige heeft de verdachte ook de telefoon van deze getuige beschadigd, door de telefoon uit diens handen te slaan.
Gelet op de ernst van deze feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, ziet het hof geen ruimte om toepassing te geven aan artikel 9a Sr, zoals door de raadsvrouw is bepleit.
Bij de strafoplegging heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 februari 2024, dat op het onderhavige feit na blanco is. Tevens heeft het hof acht geslagen op de zich in het dossier bevindende rapporten van de Raad van de Kinderbescherming.
In het meest recente rapport van 21 maart 2024 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een deels voorwaardelijke werkstraf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen/regels van de jeugdreclassering (waarvan de eerste 6 maanden in het kader van ITB CRIEM) en een meldplicht bij de jeugdreclassering met toezicht van Bureau Jeugdzorg Limburg. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte echter aangegeven dat hij geen hulp van de jeugdreclassering wil accepteren in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf, aangezien hij vindt dat hij die hulp niet nodig heeft. De verdachte heeft tevens aangegeven dat hij het niet eens is met het verslag van de Raad voor de Kinderbescherming, dat hij zelf kan bepalen of hij op een bepaalde manier hulp nodig heeft, dat hij geen hulp nodig heeft en dat hij, als hem hulp wordt opgelegd, deze dan ook niet zal aanvaarden. Uit het rapport en ook ter terechtzitting is gebleken van een afwijzende houding van vader ten aanzien van een mogelijk op te leggen begeleidingstraject. Ook zijn raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit om geen voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de verdachte niet gemotiveerd is om zich aan deze bijzondere voorwaarden te houden en dat het opleggen daarvan derhalve een onvoorwaardelijke straf zou inhouden.
Gelet op voorgaande zal het hof geen bijzondere voorwaarden opleggen bij het voorwaardelijk op te leggen strafdeel van de hieronder te bepalen werkstraf. Het hof heeft gezien de houding van de verdachte te weinig vertrouwen in het tot stand komen van een positieve samenwerking met de jeugdreclassering, waarbij de verdachte iets aan de geboden hulp van de jeugdreclassering kan hebben, terwijl bovendien niet te verwachten valt dat de ouders van de verdachte daarin een ondersteunende rol zullen gaan vervullen. Nu het hof om die reden geen bijzondere voorwaarden zal opleggen, zal het hof ‘ter compensatie’ wel een deel van de werkstraf onvoorwaardelijk opleggen. Alles afwegende acht het hof een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [getuige 2]
De benadeelde partij [getuige 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 135,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [getuige 2] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor zover de raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdediging de schade betwist, omdat de benadeelde partij het scherm van zijn telefoon blijkens de bon pas op 22 september 2023 heeft laten maken, terwijl het feit is gepleegd op 11 januari 2023, overweegt het hof dat uit de toelichting op het schadevergoedingsformulier volgt dat het scherm van het toestel aanvankelijk volgens opgave van Samsung niet vervangen zou kunnen worden, maar later pas is gebleken dat reparatie toch mogelijk was. Hiermee is de late reparatie van het toestel naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd. Het hof verwerpt dan ook het verweer op dit punt.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [getuige 2] is toegebracht tot een bedrag van € 135,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 284 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.