Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
-
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] .
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
De ondertoezichtstelling brengt niets positiefs. Niet voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , maar ook niet voor de relatie tussen de ouders, nu deze door de ondertoezichtstelling onder druk is komen te staan. Inmenging door een jeugdbeschermer geeft alleen maar onrust en is een belasting voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook als het hof de ondertoezichtstelling in stand laat, dan gaat de moeder niet in gesprek met de GI. Het doet de moeder teveel om haar verhaal bij de GI te doen. Daarbij is het niet noodzakelijk omdat het hartstikke goed gaat met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het enige dat de moeder aan het doen is, is zichzelf verdedigen, maar zij gaat niemand meer van haar gelijk proberen te overtuigen. De zorg dat [minderjarige 1] niet bij de vader wil slapen is onterecht. [minderjarige 1] kan goed zelf aangeven wat zij wil en is een pienter kind, wat ook wordt onderschreven door de GZ-psycholoog waarbij [minderjarige 1] recent is geweest.
Tot slot stelt de raad, als grondslag voor de noodzaak van een ondertoezichtstelling, dat de moeder een strijdende houding aanneemt richting de vader van [minderjarige 3] . De vader van [minderjarige 3] heeft echter de strijd laten escaleren door niet in overleg te treden en dwangsommen te innen. De moeder is uit deze strijd gestapt en heeft [minderjarige 3] overgedragen aan de vader. Dit kan geen aanleiding zijn om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vervolgens onder toezicht te stellen.
De raad maakt zich zorgen over de negatieve verhouding tussen de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Deze heeft reeds een lange geschiedenis en is op dit moment nog onverminderd aan de orde. In het verleden zijn er juridische procedures nodig geweest om te komen tot gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] en een contactregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader. Daarnaast zijn er zorgen dat de moeder volwassenzaken bespreekt met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Eén en ander heeft een negatieve invloed op de loyaliteit van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] richting beide ouders. De moeder laat de kinderen correspondentie met de vader lezen en doet een beroep op de kinderen in contact met de vader als het gaat om de financiën.
De raad verschilt van visie met de moeder over de (gevolgen van de) keuze die zij heeft gemaakt met betrekking tot [minderjarige 3] . De raad heeft uitvoerig met de moeder besproken wat de mogelijkheden zijn voor contactherstel en de raad maakt zich zorgen over de visie en onvoldoende bereidheid van de moeder met betrekking tot dit onderwerp. De moeder legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van contactherstel bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] terwijl zij zich dient te realiseren dat deze keuze bij de moeder moet liggen. De raad heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder de juiste hulp voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] faciliteert en hen voldoende ondersteunt in contactherstel met [minderjarige 3] . Er worden geen mogelijkheden meer gezien in het vrijwillig kader omdat eerder ingezette hulpverlening niet heeft geleid tot het wegnemen van de zorgen. Ook de eerste maanden van de ondertoezichtstelling heeft moeder, blijkens de informatie van de GI, niet gebruikt om de zorgen weg te nemen.
De raad volgt de moeder niet dat er binnen de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , voldoende aandacht kan zijn voor contact(herstel) met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het ontbreken van het contact met [minderjarige 3] is slechts een onderdeel van de ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De zorgen zien op de situatie waarin de moeder plots afstand deed van [minderjarige 3] , er onvoldoende zicht is op wat deze situatie betekent voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de zorg dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem zitten tussen de ouders, zij belast worden met volwassenzaken en dat het [minderjarige 1] niet lukt om bij de vader te slapen. Het is van belang dat een jeugdbeschermer zicht krijgt op het welzijn van de kinderen, kan monitoren of de ouders zich aan de contactregeling houden en of de kinderen niet worden belast met volwassenzaken.
De vader wil het beeld dat de moeder schetst, dat het als gevolg van de ondertoezichtstelling slechter gaat met de relatie van de ouders, nuanceren. Het is een periode een stuk minder grillig geweest, maar de vader kan niet zeggen dat de ondertoezichtstelling hierop impact heeft. De vader heeft de wens dat de ouders meer samen optrekken, maar de realiteit is weerbarstiger doordat de ouders regelmatig andere visies hebben. Het is van belang dat er wordt ingezet op contactherstel tussen [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit kan met behulp van de GI, maar de vader heeft zelf ook ideeën over hoe dit contactherstel kan worden gerealiseerd. Het is van belang dat het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voelbaar is dat ook de moeder hiermee instemt en dit niet slechts als een verplichting ziet.
Voor wat betreft het slapen van [minderjarige 1] bij de vader, voert de vader geen strijd meer. Als [minderjarige 1] bij de moeder wil slapen, dan gaat ze daar slapen. De vader vindt het wel jammer dat [minderjarige 1] met uitzondering van de vakanties nagenoeg niet bij de vader wil slapen. Het slaapprobleem lijkt wel te zijn versterkt sinds [minderjarige 3] is weggegaan.
De GI ziet het in de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als taak om de samenwerking met de moeder aan te gaan en gesprekken met de kinderen te voeren. Uit de gesprekken met de kinderen moet dan blijken wat zij willen, bijvoorbeeld in het contact met [minderjarige 3] . De kinderen dienen emotionele toestemming van de moeder te krijgen om het gesprek met de GI aan te gaan.