ECLI:NL:GHSHE:2024:1660

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
20-002264-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 4 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in P.I. Zuid Oost te Roermond, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken wegens overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 8 januari 2023 te Venlo een motorrijtuig bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een bevestiging van de bewezenverklaring. De verdediging refereerde zich aan het oordeel van het hof met betrekking tot de bewezenverklaring, maar pleitte voor een voorwaardelijke straf. Het hof oordeelde dat het eerdere vonnis vernietigd moest worden, omdat de politierechter niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de recidive van de verdachte. Het hof heeft daarbij aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft geconcludeerd dat een aanzienlijke verhoging van de straf gerechtvaardigd is.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002264-23
Uitspraak : 19 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 4 augustus 2023, in de strafzaak met parketnummer 96-024871-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van ‘Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte te dier zake zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van het hof en met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat met toepassing van het bepaalde bij artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht- aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd dan wel dat zal worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de eerste rechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2023 te Venlo terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten b, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de A 67, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 januari 2023 te Venlo terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten b, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de A 67, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde feit verdachtes mentaliteit blijkt dat hij zich weinig aantrekt van beslissingen van de ten aanzien van rijbewijzen bevoegde autoriteit.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 juli 2023, waaruit blijkt dat hij ten tijde van het begaan van het onderhavige feit reeds vele malen eerder door de strafrechter is veroordeeld, waaronder meerdere keren (ook onherroepelijk) ter zake van feiten als het onderhavige;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van besturen van een motorrijtuig in geval van een (gedeeltelijk) ongeldig verklaard rijbewijs.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Gelet op voormelde recidive van verdachte ligt een aanzienlijke verhoging van de overwogen straf in de rede en kan niet worden volstaan met de door de verdediging bepleite afdoening. Het hof acht het in verband met de ernst van het feit en de persoon van de verdachte in elk geval niet raadzaam om te bepalen dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Het hof zal daarom de in het dictum te vermelden gevangenisstraf opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 19 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Duijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.