In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 4 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in P.I. Zuid Oost te Roermond, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken wegens overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 8 januari 2023 te Venlo een motorrijtuig bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een bevestiging van de bewezenverklaring. De verdediging refereerde zich aan het oordeel van het hof met betrekking tot de bewezenverklaring, maar pleitte voor een voorwaardelijke straf. Het hof oordeelde dat het eerdere vonnis vernietigd moest worden, omdat de politierechter niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de recidive van de verdachte. Het hof heeft daarbij aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft geconcludeerd dat een aanzienlijke verhoging van de straf gerechtvaardigd is.