[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 2.619,40, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is tenslotte veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken proceskosten, tot heden begroot op nihil.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade moet worden afgewezen en de immateriële schade, indien het hof tot een veroordeling mocht komen, dient te worden gematigd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 31 december 2018 te Best ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), door in de borsten van die [slachtoffer] te knijpen en/of de borsten en/of tepels van die [slachtoffer] te strelen en/of aan te raken en/of zijn hand in de broek van die [slachtoffer] te doen en/of in de billen van die [slachtoffer] te knijpen en/of de billen van die [slachtoffer] te strelen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2018 tot en met 31 december 2018 te Best ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), door in de borsten van die [slachtoffer] te knijpen en de borsten en tepels van die [slachtoffer] te strelen en/of aan te raken en zijn hand in de broek van die [slachtoffer] te doen en in de billen van die [slachtoffer] te knijpen en de billen van die [slachtoffer] te strelen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof verenigt zich grotendeels met de bewijsmiddelen van de rechtbank en maakt die, met enige aanvullingen en verbeteringen, tot de zijne. Nu het hof op een aantal punten tot wijziging c.q. aanvulling van de bewijsoverwegingen komt, zal het hof ten behoeve van de leesbaarheid de bewijsconstructie in zijn geheel in het arrest opnemen.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen 1 tot en met 4 zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van politie Eenheid Oost-Brabant, Zedenteam ’s-Hertogenbosch, BVH-nummer 2021154109, onderzoek Luipaard, gesloten d.d. 14 februari 2022, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-67. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 28 juli 2021 (pg. 11-13), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
[slachtoffer] (
het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer]) vertelde dat ze vanaf haar derde werd opgevoed door haar moeder en stiefvader ( [verdachte] , [geboortedatum] (
het hof begrijpt: de verdachte)). Ze vertelde dat haar moeder en stiefvader in 2019 uit elkaar zijn gegaan. In december 2018 heeft haar stiefvader haar aangerand. Haar moeder en zusje waren op dat moment niet thuis. Stiefvader en [slachtoffer] lagen op de bank en toen begon het ineens. Hij had drank op en begon opeens op een sensuele/bevredigende manier onder haar shirt aan haar borsten en tepels te zitten. Hij zat ook aan haar kont. In eerste instantie zei hij niks. Daarna had hij gezegd dat hij het niet normaal vond als vader bij stiefdochter. Hij had ook gevraagd naar bevestiging, maar [slachtoffer] kon niks zeggen. Er is verder niks gebeurd en [slachtoffer] heeft niks bij hem aangeraakt.
Waar is het gebeurd: [adres]
Wanneer is het gebeurd: December 2018
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 augustus 2021 (pg. 14-21), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum slachtoffer]
Waarvan kom je aangifte doen?
- Voor een aanranding met mijn vader. Officieel mijn stiefvader. [verdachte] .
Wanneer is het gebeurd?
- December 2018.
- We lagen op de bank en hij begon aan mijn borsten te zitten uit het niets. Hij is naar de wc gegaan. Toen hij terugkwam is hij verder gegaan. Hij is onder mijn bh gegaan en heeft aan mijn tepels gezeten. Daarna onder mijn broek naar mijn kont. Zo is het een tijdje doorgegaan. Toen is hij weer naar de wc gegaan en is het gestopt.
Dan liggen jullie daar op de bank, hoe begint het dan?
- Hij begon uit het niets aan mijn borsten te knijpen. Dat gebeurde wel vaker op een grappige manier. In eerste instantie dacht ik er niks van.
- Hij bleef dat een tijdje doen. Aan mijn borsten zitten. De eerste keer was over mijn kleren. Uiteindelijk is hij via hier (borstkas) naar boven gegaan.
Op welk moment is hij gaan vragen?
- Na een minuut of drie. De eerste keer was toen hij nog boven mijn kleding aan mijn borsten zat.
Hij ging via de hals erin?
- Toen is hij aan mijn tepels gaan zitten. Hij heeft toen ook weer gevraagd. Hij kneep en streelde over mijn tepels.
- Hij vroeg af en toe of het oke was. Toen was er een moment dat hij met zijn hand onder mijn broek ging. Hij was toen ook naar de wc geweest.
- Wanneer weet ik niet precies, maar wel nadat hij naar de wc ging.
Wanneer ging hij naar de wc?
- Vrij aan het begin. Hij zei toen niks.
- Toen kwam hij liggen. Ik kon toen niks. Hij ging verder waar hij gebleven was. Ik weet niet exact waar hij gebleven was.
Op welk moment gaat hij met zijn hand in je broek?
- Nadat hij naar de wc was geweest. Hij was toen al wel ff bezig. Hij kneep in mijn kont en streelde over mijn kont.
Op of onder je onderbroek?
Heb jij of heeft hij je bh uitgedaan?
- Dat heb ik niet gedaan.
Hij gaat ermee door. Wat bedoel je dan?
- Aan mijn tepels, borsten en kont zitten. Hij doet verder niks anders.
- Hij is er nog op teruggekomen. Ik heb uitspraken die hij heeft gedaan direct opgeschreven in 2018. Ik heb alles meteen opgeschreven omdat ik uit het verleden weet dat ik anders dingen ga vergeten.
Opmerking verbalisant: [slachtoffer] zit op haar telefoon om deze uitspraken op te zoeken.
Hij (
het hof begrijpt: zij, aangeefster [slachtoffer]) had opgeschreven:
- Dat het niet normaal was voor een dochter en vader;
- Dat hij mij niet wilde beschadigen;
- Hij vroeg of ik er problemen mee had vanwege eerdere ervaringen;
- Dat het niet waard was om mijn moeder daarvoor te verliezen;
- Dat we het maar moesten vergeten;
- Dat het tussen ons twee moest blijven;
- Dat als ik er ooit problemen mee zal krijgen dat ik het tegen niemand moest vertellen maar naar hem moest komen;
- Hij heeft gevraagd of ik dacht of het normaal was;
- Hij heeft gezegd dat ik mijn bh aan moest doen omdat andere het anders zouden zien.
- [adres] , in de woonkamer.
Is er nog iets gebeurd, vlak naderhand?
- Hij heeft toen die uitspraken gedaan, dat was meteen nadat hij terugkwam van de wc. Daarna helemaal nooit meer tot 1 juli.
Heb je nog contact gehad met [verdachte] ?
- Ik heb hem toen een keer geappt
Toen heb jij contact gezocht met [verdachte] . Wanneer was dat?
- Hoi papa, ik zit eigenlijk best met de avond dat jij zo aan mijn tepels en borsten hebt gezeten. Jij hebt altijd gezegd dat ik altijd naar je toe kan komen. Heb het hier best lastig mee.
Vervolgens zijn hier antwoorden op gekomen. Hoe ging dit?
- Hij heeft dezelfde dag nog drie berichten gestuurd. Bij het derde bericht heeft hij die direct meteen verwijderd. Daarna de andere twee ook. De eerste twee heb ik gelezen en de derde niet. Die was meteen weg. Ik heb wel screenshots van die eerste twee berichten voordat ze waren verwijderd.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van d.d. 2 februari 2022 (pg. 34-36) met bijlagen (pg. 65-66), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 11 augustus 2021 heb ik, [verbalisant 1] , onderzoek gedaan naar de communicatie tussen [slachtoffer] en [verdachte] .
Te zien is dat het nummer [telefoonnummer 1] afkomstig is van [slachtoffer] . Haar naam op WhatsApp is [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft tijdens het informatie gesprek aan ons aangegeven dat ze zichzelf [slachtoffer] noemt. Te zien is dat het nummer [telefoonnummer 2] afkomstig is van [verdachte] .
Communicatie tussen [slachtoffer] en [verdachte]
In de communicatie tussen [slachtoffer] en [verdachte] op 1-7-2021 tussen 15:51 uur en 16:37 uur is het volgende zichtbaar (hierbij zijn twee verwijderde berichten uitgewerkt, omdat [slachtoffer] daar een screenshot van had gemaakt):
[slachtoffer] , 15:51:
‘Hoi papa, Ik zit eigenlijk best met de avond dat jij zo aan mijn tepels en borsten hebt gezeten.. Je hebt gezegd dat ik altijd naar je toe kon komen. Heb het hier best lastig mee.’
[verdachte] , 15:57:
Deleted by the sender
Tekst te zien op screenshot (
pagina 65, met erop handgeschreven bijlage 9, van het procesdossier):
- Oke, hier overval je mij echt mee, snap dat het voor jou heel naar voelt. En mag jouw zeker geen naar gevoel geven. Jij mag zeker altijd naar mij toe komen. Ik heb het ook altijd als lastig gevonden dat ik geen contact met jou had. Maar wilde jou vooral de ruimte geven. Maar wat het betreft dat incident heb ik ook heel duidelijk bij gezegd dat ik jou vader ben en jou geen pijn wil doen en beschadigen. En dat ik wil ik nog steeds niet.
[verdachte] , 16:03:
Deleted by the sender
Tekst te zien op screenshot (
pagina 66, met erop handgeschreven bijlage 10, van het procesdossier):
‘Voor mij voelde dat op dat moment als een wisselwerking van iets wat zomaar tussen ons gebeurde. Maar heb ook heel duidelijk aan jou gevraagd of ik moest stoppen.’
(pagina’s 59 t/m 62)
[verdachte] , 16:04:
Deleted by the sender
[slachtoffer] , 16:09
‘Waarom heb je het nu verwijderd?’
[verdachte] : 16:10:
‘Oke, hier overval je mij mee’
[slachtoffer] : 16:10:
‘Ik snap dat het nooit je intentie was, maar ik heb nooit ja gezegd..’
[verdachte] , 16:11, 16:12, 16:13 en 16:14:
‘Ik zou het fijn vind als het daar heel lastig mee hebt dat jij daar met mij over komt praten’
‘Ik heb nooit de intentie gehad om jou pijn te doen. Jij weet hoeveel jij voor mij betekent’
‘Toen ik er naar vroeg ben ik gelijk gestopt omdat ik jou vader ben.’
4. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 10 februari 2022 (pg. 44-56), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
V: [slachtoffer] (
het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer]) heeft aangifte gedaan tegen jou. In die aangifte vertelt ze dat jij aan haar borsten zou hebben gezeten. Wat kun jij daarover verklaren?
A: We lagen ook vaak samen tegen elkaar aan op de bank tv te kijken. Ze begon toen op een gegeven moment mij plagerig of uitdagend in mijn borst te knijpen. Op een gegeven moment heb ik tegen [slachtoffer] gezegd dat ik als ze dit bleef doen dat ik het dan terug zou doen. Ik weet wel dat ik op een gegeven moment een keer tegen [slachtoffer] heb gezegd: " [slachtoffer] we moeten dit niet meer doen, ik ben je vader". Het is toen ook gestopt.
5. Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 3 april 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
U, voorzitter, merkt op dat in het dossier achter mijn verhoor bij de politie screenshots van WhatsApp gesprekken zijn gehecht tussen [slachtoffer] (
het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer]) en mij en vraagt mij of ik mij in de berichten herken. Dat klopt, ik herken mijzelf daarin. Ik reageerde op het WhatsApp-bericht dat [slachtoffer] had gestuurd naar mij.
U, voorzitter, vraagt mij of ik heb geknepen in de borst van [slachtoffer] of in de buurt van de borst. Ja.
De raadsman van de verdachte heeft in eerste aanleg gelijkluidende verweren gevoerd en integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman in de kern het navolgende aangevoerd. De verdachte ontkent en betwist dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Er zou hooguit sprake zijn geweest van plagerijen, waarbij de verdachte als reactie op een soortgelijke gedraging van aangeefster boven de borst van aangeefster heeft geknepen, wat in het geheel niet seksueel van aard was. Het geheel zou in een andere context moeten worden gezien en van ontuchtige handelingen kan aldus niet worden gesproken. Bovendien is er geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat er – naast het knijpen boven de borsten – andere gedragingen hebben plaatsgevonden en dat zij onder haar kleren is betast aan haar borsten, tepels en billen. Resumerend is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak.
Het hof verenigt zich grotendeels met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en maakt die, met enige aanvullingen en verbeteringen, tot de zijne. Nu het hof op een aantal punten tot wijziging c.q. aanvulling van de bewijsoverwegingen komt, zal het hof ten behoeve van de leesbaarheid de bewijsconstructie in zijn geheel in het arrest opnemen.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Vereist is dat de verklaring van een getuige voldoende wordt ondersteund door bewijsmateriaal uit een andere bron. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat aangeefster tijdens het informatief gesprek zeden en bij haar uitgebreide aangifte consistente en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd. Het hof acht de verklaringen geloofwaardig. Zij vinden bovendien steun in de overige gebezigde bewijsmiddelen.
Het hof gaat er bij de beoordeling van uit dat de door de verdachte verzonden WhatsApp-berichten, zoals hiervoor vermeld, betrekking hebben op hetgeen volgens aangeefster is voorgevallen op de avond die zij in haar eerste bericht aan de verdachte benoemt. Ook de verdachte spreekt immers over één incident, terwijl het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen enkel aanknopingspunt bieden om aan te nemen dat de verdachte een ander incident op het oog heeft dan aangeefster. Het hof acht ook volstrekt ongeloofwaardig dat de verdachte, zoals hij stelt, het woord ‘tepels’ in het eerste bericht van aangeefster (dat in totaal slechts 36 woorden telt) niet zou hebben gelezen toen hij op het bericht van aangeefster reageerde. Daarvan uitgaande en gelet op de ontkennende proceshouding van de verdachte is het bepaald opvallend te noemen dat in geen van de door de verdachte als reactie op dit bericht van aangeefster verzonden en deels ook weer verwijderde berichten – waar enige tijd mee was gemoeid – een ontkenning valt te lezen van het aanraken van de borsten en de tepels van aangeefster. Meerdere passages uit de door de verdachte verzonden berichten zijn in de gegeven situatie veeleer als impliciet bekennend aan te merken, met name de zinsnedes
(onderstreping door hof): ‘Snap dat
hetvoor jou heel naar voelt’ en ‘Voor mij voelde
datop
dat momentals een wisselwerking van iets wat zomaar tussen ons gebeurde. Maar heb ook heel duidelijk aan jou gevraagd of ik moest stoppen.’
Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de uitspraken van de verdachte, die ze meteen na het incident in haar telefoon heeft genoteerd omdat ze die anders wellicht zou vergeten, zoals hiervoor in de bewijsmiddelen weergegeven.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij enkel boven de borst van aangeefster heeft geknepen en dat dit knijpen door beiden werd gezien als plagerige handelingen die over en weer plaatsvonden. De verdachte heeft ten stelligste ontkend dat hij andere handelingen heeft verricht bij aangeefster. Met betrekking tot de WhatsApp-berichten die hij naar aangeefster heeft verstuurd, heeft de verdachte verklaard dat die berichten gingen over eerdergenoemde plagerijen tussen hem en aangeefster en dat hij enkele berichten had verwijderd, omdat de inhoud van de berichten niet overeenkwam met hetgeen daadwerkelijk was gebeurd. Het hof schuift de verklaringen van de verdachte, gelet op het hiervoor overwogene, als volstrekt ongeloofwaardig terzijde. De verklaringen acht het hof niet aannemelijk en vinden bovendien op geen enkele wijze steun in het procesdossier. Het hof neemt ook hierbij in aanmerking dat uit de inhoud van de WhatsApp-berichten die de verdachte ruim tweeëneenhalf jaar na het bewezenverklaarde naar aangeefster heeft verstuurd, volgt dat hij heel goed wist over welk voorval het ging en dat de berichten geenszins duiden op ‘onschuldig’ handelen dat destijds vaker dan één keer zou zijn voorgekomen.
De door aangeefster en de moeder van aangeefster, tevens ex-vrouw van de verdachte, in hoger beroep afgelegde verklaringen bij de raadsheer-commissaris geven het hof geenszins aanleiding om te komen tot een ander oordeel. Zij versterken het oordeel dat de tot het bewijs gebezigde inhoud van de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en juist is.
Conclusie
Het hof sluit zich aan bij de conclusie van de rechtbank, inhoudende dat het steunbewijs duidelijk aanwijzingen biedt dat tussen de verdachte en aangeefster een incident heeft plaatsgevonden waarbij verdachte de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen waarover aangeefster heeft verklaard, heeft verricht en dat de verdachte als stiefvader van de toen nog minderjarige aangeefster duidelijk heeft moeten weten dat dit niet had mogen gebeuren.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Resumerend acht het hof, gelet op de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met aangeefster, zoals hiervoor is bewezenverklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: