ECLI:NL:GHSHE:2024:1657

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
20-000614-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontucht met minderjarige en overtreding gedragsaanwijzing

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, een man die zijn kleindochter verzorgde, werd beschuldigd van meermalen ontuchtige handelingen met haar, terwijl zij de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige, en dat hij misbruik had gemaakt van zijn positie als verzorger. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing die hem was opgelegd. Het hof legde een gevangenisstraf van drie jaren op, met een contactverbod van vijf jaren met het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000614-23
Uitspraak : 17 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 24 januari 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, gewezen onder parketnummers 02-007920-22 en 02-018052-22 en 02-079930-22, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 02-018052-22 onder feit 2 tenlastegelegde.
De rechtbank heeft het overig tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en aan zijn zorg was toevertrouwd en bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, meermalen gepleegd (
  • ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd (
  • handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod, meermalen gepleegd (
  • opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd (
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding door Stichting Mozaïek of een soortgelijke instelling, een contactverbod met [slachtoffer/benadeelde partij] en een locatieverbod in een straal van 500 meter rond de woning van [slachtoffer/benadeelde partij] , waarbij aan de reclassering de opdracht is gegeven toe te zien op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 7.518,96, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte is tenslotte veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken proceskosten, tot heden begroot op nihil. De rechtbank heeft niet beslist op het beslag.
Tevens heeft de rechtbank het tegen de verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 02-018052-22 onder feit 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partij en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de rechtbank opgelegd. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer/benadeelde partij] en [benadeelde partij 2] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze telkens geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder feit 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder feit 2 tenlastegelegde heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit. Voor de overige tenlastegelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] heeft de verdediging bepleit dat deze gematigd dient te worden. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] . Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-007920-22:1.hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 te Oud-Gastel, gemeente Halderberge en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer/benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en/of welk kind hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of welke minderjarige aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer/benadeelde partij] , hebbende verdachte (telkens):
- een of meerdere vinger(s) in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer/benadeelde partij] geduwd/gebracht en/of vervolgens die een of meerdere vinger(s) een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of
- zijn geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer/benadeelde partij] geduwd/gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer/benadeelde partij] een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer/benadeelde partij] gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer/benadeelde partij] een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of dat geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer/benadeelde partij] een of meerdere malen heen en weer laten bewegen;
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 29 november 2020 tot en met 30 november 2021 te Oud-Gastel, gemeente Halderberge en/of elders in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, te weten [slachtoffer/benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , welke ontuchtige handeling(en) (telkens) bestond(en) uit
- het door verdachte betasten en/of aanraken en/of strelen van de borsten van die en/of[slachtoffer/benadeelde partij]
- het door verdachte met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten/aanraken en/of wrijven en/of strelen en/of kloppen van/over/op de clitoris en/of schaamstreek en/of de vagina en/of de billen van die (onder haar kleding en of over haar kleding) en/of[slachtoffer/benadeelde partij]
- het door verdachte zoenen/kussen van de vagina van die en/of[slachtoffer/benadeelde partij]
- het door die laten vasthouden/betasten/aanraken van zijn geslachtsdeel en/of laten wrijven over zijn geslachtsdeel en/of[slachtoffer/benadeelde partij]
- het door die laten aanraken en/of laten kussen/zoenen van zijn geslachtsdeel en/of[slachtoffer/benadeelde partij]
- het zichzelf aftrekken en/of zijn, verdachtes, geslachtsdeel betasten in het bijzijn van die ;
Zaak met parketnummer 02-018052-22:
1.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 14 januari 2022 en/of 15 januari 2022 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, in elk geval in Nederland, in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan , gemeente Halderberge, heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;[adres 2]
Zaak met parketnummer 02-079930-22:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 8 maart 2022 tot en met 30 maart 2022 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, meermalen althans eenmaal, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant en welke gedragsaanwijzing op 31 januari 2022 werd uitgebreid/gewijzigd door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mocht ophouden/bevinden in een straal van 100 meter van de woning en het perceel van en/of zich dient te onthouden van contact met (geboren op ).[adres 2] [slachtoffer/benadeelde partij] [geboortedatum slachtoffer]
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-018052-22 onder 1 tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het overtreden van een met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod, zoals hem in de zaak met parketnummer 02-018052-22 onder 1 is tenlastegelegd. De verdachte heeft ontkend dat hij op de hoogte was van het huisverbod. In het procesdossier is weliswaar een (overigens niet ondertekende) jegens de verdachte opgemaakte beschikking van de burgemeester houdende het opleggen van een huisverbod opgenomen, maar het hof kan op grond van het beschikbare dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de beschikking aan de verdachte is uitgereikt noch dat de verdachte anderszins ten tijde van het tenlastegelegde met de inhoud van dit huisverbod en de gevolgen van niet-naleving daarvan bekend was.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder parketnummer 02-018502-22 onder 1 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-079930-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-007920-22:
1.
hij in de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 te Oud-Gastel, gemeente Halderberge, met , geboren op , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en welk kind hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en welke minderjarige aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die , hebbende verdachte:[slachtoffer/benadeelde partij] [geboortedatum slachtoffer] [slachtoffer/benadeelde partij]
- een vinger in de vagina van die gebracht en die vinger heen en weer bewogen en
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die geduwd en[slachtoffer/benadeelde partij]
- zijn geslachtsdeel in de mond van die gebracht;
Zaak met parketnummer 02-079930-22:hij in de periode van 8 maart 2022 tot en met 30 maart 2022 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, meermalen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant en welke gedragsaanwijzing op 31 januari 2022 werd gewijzigd door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mocht ophouden/bevinden in een straal van 100 meter van de woning en het perceel van [adres 2] en zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer/benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder feit 1 tenlastegelegde en partiële vrijspraak bepleit voor het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder feit 2 tenlastegelegde, namelijk voor wat betreft het vierde en het zesde gedachtestreepje. Daartoe heeft de raadsman in de kern het navolgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde bevat het dossier enkel de verklaringen van [slachtoffer/benadeelde partij] . De belastende verklaringen van [benadeelde partij 2] en [getuige 1] zijn de-auditu verklaringen. Er is in zoverre sprake van slechts één bron, waardoor niet is voldaan aan het bewijsminimum, aldus de verdediging. De getuigen hebben niet gezien dat de verdachte is binnengedrongen bij [slachtoffer/benadeelde partij] , waardoor hun verklaringen geen enkele steun bieden aan de aangifte en om die reden niet als bewijs kunnen dienen. Voorts is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer/benadeelde partij] gelet op de inconsistenties onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient de verdachte dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 1 is tenlastegelegd, alsmede van hetgeen aan hem onder feit 2 is ten laste gelegd, voor zover betrekking hebbend op die onderdelen van de tenlastelegging die door de verdachte worden ontkend en betwist.
Het hof verenigt zich grotendeels met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en maakt die, met enige aanvullingen en verbeteringen, tot de zijne. Nu het hof op een aantal punten tot wijziging c.q. aanvulling van de bewijsoverwegingen komt, zal het hof ten behoeve van de leesbaarheid de bewijsconstructie in zijn geheel in het arrest opnemen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft bij de politie bekend dat er tussen hem en [slachtoffer/benadeelde partij] in de periode van 29 november 2020 tot en met 30 november 2021 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Deze seksuele handelingen bestonden eruit dat de verdachte [slachtoffer/benadeelde partij] meerdere keren bij haar blote borsten heeft gepakt, aan haar borsten heeft gevoeld en aan haar billen heeft gezeten. Ook heeft de verdachte meerdere keren aan haar vagina gezeten. Voorts heeft [slachtoffer/benadeelde partij] een kus op verdachtes penis gegeven en heeft de verdachte een kus op haar vagina gegeven. Toen [slachtoffer/benadeelde partij] een kus op zijn penis gaf, hield de verdachte zijn penis vast. Deze feiten kunnen op grond van deze verklaring en de verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] worden vastgesteld. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte de opa van [slachtoffer/benadeelde partij] is en dat zij aan zijn zorg was toevertrouwd. [slachtoffer/benadeelde partij] was destijds 12 en 13 jaar oud. Zij bevond zich in een kwetsbare positie, omdat zij bij haar opa en oma woonde en bang was dat zij uit huis zou worden geplaatst als zij over deze feiten zou praten.
De verdachte heeft de overige tenlastegelegde seksuele handelingen ontkend. Het hof dient de vraag te beantwoorden of er ook voor deze handelingen voldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Bewijsminimum
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de (beweerde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Dat leidt in de regel en ook in deze zaak tot de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het gaat hierbij niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook om de vraag of de verklaring van het slachtoffer in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Verklaring [slachtoffer/benadeelde partij]
heeft tijdens het studioverhoor op diverse punten – los van bovengenoemde seksuele handelingen – anders verklaard dan de verdachte. Zij heeft wezenlijk anders verklaard als het gaat om de vraag wie het initiatief heeft genomen tot de handelingen en ook heeft zij verklaard dat het seksueel misbruik veel vaker en langer heeft plaatsgevonden dan de verdachte heeft verklaard. Voorts zijn de seksuele handelingen volgens [slachtoffer/benadeelde partij] verder gegaan dan de handelingen waarover de verdachte heeft verklaard. Over het incident van 30 november 2021, dat de aanleiding is geweest voor de melding van seksueel misbruik bij de politie, heeft [slachtoffer/benadeelde partij] verklaard dat ze in de keuken zat te eten, toen de verdachte voor haar ging staan en vroeg om hem te pijpen, terwijl hij met zijn penis aan het “spelen” was. Toen de oma van [slachtoffer/benadeelde partij] binnenkwam, deed verdachte zijn broek over zijn penis en zei hij dat hij een plasticje moest weggooien.
Over het voelen aan haar vagina heeft [slachtoffer/benadeelde partij] verklaard dat het over haar kleren heen gebeurde, maar daarna ook onder haar kleren. Voorts heeft zij verklaard dat een paar maanden geleden (toen oma ziek was) verdachte wilde dat zij bij hem op bed kwam liggen en toen is hij ook verdergegaan. De verdachte had zich uitgekleed en ging vervolgens aan haar vagina voelen. Hij ging dan met zijn vinger erin en ging dan op en neer. Hij deed dit met zijn rechterhand terwijl hij met zijn linkerhand met zijn penis speelde. Hierna vroeg de verdachte aan [slachtoffer/benadeelde partij] hem te pijpen, wat zij ook deed. Ook heeft hij geprobeerd om zijn penis in haar vagina te duwen. Toen ze zei dat dat deed pijn deed, zei verdachte: “Het is maar een klein stukje, bijt er maar doorheen”. Volgens [slachtoffer/benadeelde partij] zou dit wel tien keer of vaker zijn gebeurd. Altijd met een stukje van zijn penis, omdat zij dan aangaf dat hij moest stoppen, omdat het pijn deed.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer/benadeelde partij] zoals hierboven genoemd, te weten het betasten van borsten, billen en vagina, en het (laten) kussen van de vagina en penis. De verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie bekend dat hij met het topje van zijn pink in haar vagina is geweest. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij met zijn hand over de bil(len) van [slachtoffer/benadeelde partij] wreef en met het topje van zijn vinger tussen haar schaamlippen is gekomen. Uit de verklaring van [benadeelde partij 2] volgt dat de verdachte tegen haar eveneens heeft verklaard dat hij een klein stukje met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer/benadeelde partij] is geweest.
Verklaring [benadeelde partij 2]
Over het incident van 30 november 2021 heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat zij, toen zij de trap afgelopen kwam, zag dat de verdachte in de keuken voor een stoel stond waarop [slachtoffer/benadeelde partij] zat. De verdachte stond in een hele rare houding. Het was net alsof hij stond te plassen. Toen zij vroeg wat er gebeurde, zag ze dat verdachte schrok en gaf hij aan dat hij een plasticje wilde weggooien. [benadeelde partij 2] zag toen een puntje in verdachtes joggingbroek zitten waarvan zij dacht dat dit zijn penis was. Het zag eruit als een stijve penis.
Verklaring [getuige 1]
, de broer van [slachtoffer/benadeelde partij] die ook bij verdachte inwoonde en door hem werd opgevoed, heeft verklaard dat hij op enig moment ’s nachts op de Playstation mocht van de verdachte. Toen hij aan de verdachte ging vertellen dat hij ging slapen, zag hij – toen hij de deur van de slaapkamer van opa en oma opendeed – [slachtoffer/benadeelde partij] naakt op bed liggen. Opa (het hof begrijpt: de verdachte) stond er naakt bij. [slachtoffer/benadeelde partij] lag met haar benen wijd, niet helemaal omhoog, maar halverwege. Ze lag met haar billen op het randje van het bed en haar benen staken er voorbij. De verdachte stond er ongeveer een halve meter vandaan met zijn gezicht naar [slachtoffer/benadeelde partij] toe. [getuige 1] dacht dat ze seks hadden.
Conclusie bewijsminimum
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat hiermee aan het bewijsminimum is voldaan. De verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] vindt op specifieke punten steun in ander bewijsmateriaal, te weten de verklaringen van de verdachte zelf en de verklaring van [benadeelde partij 2] en [getuige 1] . De verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] staat dus niet op zichzelf, maar is als het ware ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen. Hierbij acht het hof van belang dat in het bijzonder [getuige 1] zeer gedetailleerd heeft verklaard en het er nooit met [slachtoffer/benadeelde partij] over heeft gehad. Hij hoopte dat hetgeen hij gezien had niet juist was, maar toen hij het verhaal van [benadeelde partij 2] hoorde wist hij dat dit niet het geval was. De verdachte heeft bevestigd dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en dat hij met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer/benadeelde partij] is geweest en aldus sprake is geweest van binnendringen van het lichaam van [slachtoffer/benadeelde partij] . Het hof acht het niet geloofwaardig dat dit per ongeluk is gebeurd. Dat de verklaringen van de verdachte geen steun bieden aan de bestanddelen met betrekking tot het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer/benadeelde partij] door zijn penis in de vagina en in de mond van [slachtoffer/benadeelde partij] te duwen/brengen doet daaraan niet af, aangezien niet vereist is dat voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig is.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer/benadeelde partij]
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] betrouwbaar is. Het hof overweegt hierover als volgt. De door [slachtoffer/benadeelde partij] afgelegde verklaring vindt op meerdere onderdelen steun in de verklaringen van de verdachte, van [getuige 1] en van [benadeelde partij 2] , hetgeen naar het oordeel van het hof bijdraagt aan de betrouwbaarheid. Voorts is het hof van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] zeer gedetailleerd en authentiek is. Zij schetst geen eenzijdig negatief beeld van de verdachte, maar geeft ook aan dat het gezellig was bij opa en oma. Wat ook bijdraagt aan de betrouwbaarheid van haar verklaring is dat zij verklaart dat zij bepaalde seksuele handelingen fijn vond en dat zij soms vlinders voelde in haar buik. [slachtoffer/benadeelde partij] geeft ook aan dat er op bepaalde momenten dingen niet (meer) zijn gebeurd. Zo heeft zij verklaard dat de verdachte stopte als het pijn deed bij haar en over het moment van betrapping door oma heeft ze verklaard dat ze verdachte moest pijpen, maar dat het toen nog niet was gebeurd.
Het hof komt gezien het vorenstaande tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer/benadeelde partij] betrouwbaar zijn. Het hof zal bij haar oordeel dan ook uitgaan van de seksuele handelingen zoals deze door [slachtoffer/benadeelde partij] zijn beschreven. Voor het hof staat dan ook vast dat de verdachte met zijn penis (geslachtsdeel) in de vagina en in de mond van [slachtoffer/benadeelde partij] is geweest en dat hij met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer/benadeelde partij] is geweest. Het hof kan op basis van de bewijsmiddelen niet exact vaststellen hoe vaak de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar wel dat dit in de bewezenverklaarde periode meerdere malen is gebeurd.
Conclusie feit 1 en 2
De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder feit 1 en feit 2, alsmede het in de zaak met parketnummer 02-079930-22 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en dat aan zijn zorg of waakzaamheid is toevertrouwd en bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 02-079930-22 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met zijn kleindochter [slachtoffer/benadeelde partij] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Deze handelingen vonden plaats in de woning van de verdachte en zijn inmiddels ex-vrouw, waar [slachtoffer/benadeelde partij] al meerdere jaren woonde, omdat haar ouders niet in staat waren voor haar – en tevens haar broer [getuige 1] – te zorgen. De verdachte was tezamen met zijn ex-vrouw de verzorger en opvoeder van [slachtoffer/benadeelde partij] . Met zijn handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van die situatie en het gevoel van veiligheid en vertrouwen van [slachtoffer/benadeelde partij] geschaad. Juist bij haar opa en in haar thuissituatie had [slachtoffer/benadeelde partij] zich veilig moeten voelen. Het is algemeen bekend dat kinderen als gevolg van dergelijke handelingen ernstige geestelijke schade kunnen ondervinden. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn, omdat seksueel misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is niet voor niks dat door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar uitdrukkelijk wordt beschermd. Dat heeft de verdachte er echter niet van weerhouden zijn eigen seksuele behoefte voorop te zetten en zijn kleindochter te misbruiken. Met zijn handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond en een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. Dat het bewezenverklaarde tot op de dag van vandaag nog steeds impact heeft op het slachtoffer blijkt uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring. Het hof rekent het de verdachte zeer aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard. Het hof acht het voorts kwalijk dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Sterker nog, de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een slachtofferrol aangenomen en het slachtoffer en zijn ex-vrouw verweten dat zij de door verdachte verrichte handelingen hebben uitgelokt dan wel veroorzaakt. Het hof acht dit verwijt en daarmee het gebrek aan enig zelfinzicht bijzonder kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan overtreding van een aan hem opgelegde gedragsaanwijzing. Aan de verdachte was een locatieverbod ten aanzien van [adres 2] en een contactverbod met [slachtoffer/benadeelde partij] opgelegd. Desondanks heeft hij door [adres 2] gereden en contact opgezocht met [slachtoffer/benadeelde partij] . Het hof rekent dit de verdachte aan, nu [slachtoffer/benadeelde partij] en haar familie in deze periode vooral gebaat waren bij rust, die zij van de verdachte in zoverre niet hebben gekregen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 februari 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke strafbare feiten. Het hof ziet in het strafblad van de verdachte dan ook geen aanleiding voor enige strafverzwaring.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 12 maart 2024. Uit voornoemd reclasseringsadvies komt naar voren dat er sprake lijkt te zijn van een gebrekkige zelfbeheersing. De verdachte is met name gericht op zichzelf en het leed dat hem wordt aangedaan. Hij toont geen enkel inzicht in de gevolgen van zijn gedragingen op anderen. Hij blijft volhardend, zijn eigen zin doordrijven en toont zich niet leerbaar en niet aanspreekbaar. Voorts volgt uit voornoemd reclasseringsadvies dat de lichamelijke gezondheid van de verdachte achteruitgaat. De houding van de verdachte, zijn relatie met partner en gezin en de huisvesting ten tijde van onderhavige verdenkingen worden door de reclassering gezien als direct gerelateerd. Het feit dat de verdachte sinds de aangifte gescheiden woont van het slachtoffer en sinds mei 2022 een eigen woning heeft in een ander dorp worden als beschermende factoren gezien. Bij een gevangenisstraf langer dan drie maanden wordt door de reclassering geadviseerd om aan de opgelegde straf bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten een meldplicht bij reclassering, ambulante begeleiding, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod ten aanzien van een straal van 500 meter rond de woning van het slachtoffer.
Door de reclassering is verder gerapporteerd dat de verdachte zichzelf als slachtoffer beschouwt van leugens verteld door zijn kleindochter en gedragingen vanuit zijn vrouw, dochter en zoon. Zijn boosheid hierover zorgde er, volgens Veilig Thuis, voor dat hij begin 2022 zijn vrouw en kleindochter bleef benaderen en leidde uiteindelijk tot een huisverbod en een gedragsaanwijzing met een contact- en locatieverbod. De verdachte zocht vervolgens de grenzen op van de gedragsaanwijzing en werd daardoor tweemaal in korte tijd gearresteerd. Mocht het hof een detentiestraf langer dan drie maanden opleggen, dan schat de reclassering de kans hoog in dat de verdachte het slachtoffer en overige gezinsleden opnieuw lastig zal gaan vallen. Ondanks dat de verdachte momenteel geen contact zoekt met zijn kleindochter, ex-vrouw en kinderen, doet hij tijdens het gesprek met de reclassering op 8 februari 2024 wel dreigende uitspraken richting hen. Hij dreigt in het geval hem een lange detentiestraf wordt opgelegd iemand te regelen om hen allen om te laten leggen. Voorts volgt uit voornoemd rapport dat de verdachte in 2023 ook tegen [naam medewerker Stichting Mozaïek] van Stichting Mozaïek dreigende uitspraken deed richting zijn ex-vrouw en kinderen dat hij ze zou vermoorden.
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij een huurwoning heeft, dat hij als vrijwilliger bij een garage werkt, dat hij reuma heeft, dat zijn gezondheid in het algemeen achteruit is gegaan en dat hij een uitkering heeft.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor langere duur met zich brengt. Hoewel het hof de verdachte vrijspreekt van een feit en daarmee komt tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de rechtbank, legt het hof desalniettemin een straf op die hoger is dan de rechtbank, omdat een lagere straf geen recht doet aan de ernst van de feiten.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Het hof ziet geen meerwaarde in het opleggen van een (deels) voorwaardelijke (gevangenis)straf met bijzondere voorwaarden.
Het hof ziet echter wel aanleiding om ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten over te gaan tot oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de verdachte op geen enkele wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij] . Het hof heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op voornoemd reclasseringsadvies van 12 maart 2024 waarin is gerapporteerd dat de kans hoog wordt ingeschat dat de verdachte opnieuw het slachtoffer en overige gezinsleden zal lastigvallen en dat hij heeft gedreigd iemand te regelen hen allen om te laten leggen, indien het hof een gevangenisstraf voor langere duur zal opleggen.
Het contactverbod zal worden opgelegd voor de duur van vijf jaren. Het hof zal daarbij bepalen dat indien het contactverbod wordt overtreden, per overtreding twee weken vervangende hechtenis zal worden toegepast, waarbij de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt.
Het hof zal voorts bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu – gelet op het vorenstaande – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij] .
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Bij gelegenheid van het vooronderzoek zijn een DVD en diverse voorwerpen in beslag genomen en nog niet teruggegeven.
Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen de teruggave van deze voorwerpen. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan wie redelijkerwijs als rechthebbende van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen moet worden aangemerkt, zal het hof de bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij]
De benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 10.018,96 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in:
Reiskosten € 18,96
Immateriële schade € 10.000,00 +
Totaal € 10.018,96
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.518,96, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering integraal zal worden toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de vordering gematigd dient te worden.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 18,96. De benadeelde partij heeft reiskosten gemaakt naar Trivers, waar zij gespecialiseerde traumaverwerkingstherapie volgt. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering toewijsbaar is.
Immateriële schade
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Het is een feit van algemene bekendheid dat zedendelicten als de onderhavige een ernstige inbreuk maken op de integriteit en persoonlijke levenssfeer van slachtoffers en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben. Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van de normschending in dit geval dan ook mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat reeds daarom een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
Uit de bij het schadeformulier gevoegde stukken ter onderbouwing en de – namens de benadeelde partij – mondelinge toelichting ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de benadeelde partij ten gevolge van het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde psychische schade heeft geleden en tot de dag van vandaag nog steeds de gevolgen en klachten daarvan ondervindt. Dit is aan de verdachte toe te rekenen.
Voor wat betreft de hoogte van het toe te wijzen bedrag acht het hof een schadevergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade in ieder geval toewijsbaar. Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte reeds een bedrag van € 2.500,00 aan de benadeelde partij heeft betaald. De advocaat van de benadeelde partij heeft dit bevestigd. Het hof zal om die reden, rekening houdend met het bedrag dat de verdachte reeds als schadevergoeding aan de benadeelde partij heeft betaald, een bedrag van € 5.000,00 toewijzen. De schade is tot dit bedrag voldoende onderbouwd en staat ook in verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat te beoordelen of en in hoeverre die schade het rechtstreekse gevolg is van het door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het inwinnen van nadere informatie zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal daarom bepalen dat de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag, voor zover betrekking hebbend op de materiële schade, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022, een middeling van de data waarop de materiële schade is ontstaan.
Het toe te wijzen bedrag, voor zover betrekking hebben op de immateriële schade, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2021, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 5.018,96. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 over de materiële schade van € 18,96 en vanaf 30 november 2021 over de immateriële schade van € 5.000,00, tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.510,62 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in:
Reiskosten € 10,62
Immateriële schade € 2.500,00 +
Totaal € 2.510,62
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering integraal zal worden toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft geen standpunt ingenomen over de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor schadevergoeding in het strafproces op grond van artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering uitsluitend plaats is als de betrokkene rechtstreeks schade heeft geleden door een bewezenverklaard strafbaar feit. Van rechtstreekse schade is sprake als de betrokkene getroffen is in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.
Hoewel invoelbaar is dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , destijds echtgenote van de verdachte en medeverzorger van het slachtoffer, door de gebeurtenissen psychische gevolgen en klachten heeft ondervonden en kosten heeft gemaakt voor de door haar ondergane behandelingen dan wel therapie, is het hof onvoldoende gebleken dat sprake is van rechtstreekse schade als hiervoor bedoeld. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Deze beslissing laat onverlet de mogelijkheid van de benadeelde partij om een vordering tot schadevergoeding voor te leggen aan de civiele rechter.
Proceskosten
Het hof zal de benadeelde partij, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de verdachte. Deze proceskosten zijn tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 184a, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-018052-22 onder 2 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-018052-22 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-079930-22 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-079930-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer/benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , en beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de duur van deze vervangende hechtenis ten hoogste 2 weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een DVD (goednummer PL2000-2022019705-2472000);
- diverse voorwerpen (goednummer PL2000-2022019705-2472013);
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij]
wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.018,96 (zegge: vijfduizend achttien euro en zesennegentig cent)bestaande uit € 18,96 (zegge: achttien euro en zesennegentig cent) als vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente voor de materiële schade vanaf 1 juli 2022 en voor de immateriële schade vanaf 30 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer/benadeelde partij] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-007920-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.018,96 (zegge: vijfduizend achttien euro en zesennegentig cent)bestaande uit € 18,96 (zegge: achttien euro en zesennegentig cent) als vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente voor de materiële schade vanaf 1 juli 2022 en voor de immateriële schade vanaf 30 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 60 (zestig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 17 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F.P.E. Wiemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
I. Bewijsmiddelenbijlage
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale recherche, Team Zeden, dossiernummer 2022072113, gesloten d.d. 23 september 2022 (pg. 1-163). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Parketnummer 02-007920-22
1. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 4 december 2021 (pg. 8-10), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 8)
Gezinssituatie
[slachtoffer/benadeelde partij] woont en staat ingeschreven bij haar opa (
het hof begrijpt: de verdachte) en oma (
het hof begrijpt: getuige [benadeelde partij 2]), [adres 2] . Vader en moeder zijn gescheiden. Met vader heeft ze nog wel contact, met moeder niet meer. Via Jeugdzorg is [slachtoffer/benadeelde partij] samen met jaar 16-jarige broertje bij opa en oma geplaatst omdat er problemen tussen vader en moeder waren (pleegzorg).
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 21 december 2021 (pg. 20-27), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer/benadeelde partij] :
(pagina 20)
Achternaam: [slachtoffer/benadeelde partij]
Voornamen: [slachtoffer/benadeelde partij]
Geboortedatum: [geboortedatum slachtoffer]
V: De aangifte is gedaan naar aanleiding van wat er op 30 november 2021 in de woning van opa (
het hof begrijpt telkens: de verdachte) en oma (
het hof begrijpt telkens: getuige [benadeelde partij 2]) in [adres 2] is voorgevallen.
A: Ik zat in de keuken aan de tafel en was aan het eten. Opa ging ineens voor me staan en toen kwam oma binnen en ging opa heel snel bewegen oma vroeg zich allemaal dingen af. En toen vroeg oma allemaal dingen en toen zei opa dat hij een plasticje moest weggooien, maar dat was niet waar, dat had hij al eerder gedaan.
(pagina 21)
Ik heb verteld dat opa met me bezig was. Ik wilde het niet langer verzwijgen en niet langer die pijn hebben.
V: Wat deed opa dan bij jou?
A: Voelen en zo en ik ook bij hem voelen. Dat was niet alleen toen die keer in de keuken, maar ook op andere momenten. In de keuken wilde opa dat ik hem zou pijpen.
V: Hoe komt het dat je bij opa en oma bent?
A: Ons huis zou worden verkocht aan de buren. Mijn ouders gingen in een caravan achter het huis van opa en oma wonen en wij sliepen dan bij opa en oma in huis. Mijn vader kreeg ruzie met opa en dat liep uit de hand. Opa heeft mijn vader bij de keel gegrepen en opa heeft mijn vader en moeder weggestuurd. Dat heeft mijn oma aan me verteld, toen ik vroeg wat er allemaal was gebeurd waardoor we nog bij hun woonden. Mijn ouders zijn toen op Camping Oranje gaan wonen, maar die werd later gesloten. Wij zijn wel bij opa en oma blijven wonen en later zijn onze ouders uit elkaar gegaan. We zien ze nog wel eens, maar niet vaak. Er is een afspraak dat ik tot mijn 18 jaar bij opa en oma blijf wonen.
V: Is jullie verblijf bij opa en oma officieel geregeld?
A: Ja, met Jeugdzorg.
V: Sinds wanneer wonen jullie bij opa en oma?
A: Op 5 november 2014 is dat begonnen.
V: Wat is het verschil tussen bij je ouders wonen en bij opa en oma?
A: Mijn vader drinkt heel veel en mijn ouders hadden heel veel ruzie. Mijn vader was
heel vaak heel dronken. Mijn moeder is wel aardig. Ik kan niet veel over haar vertellen omdat ik haar al lang niet meer heb geien (
het hof begrijpt: gezien). Jeugdzorg heeft nu gezegd dat het beter is dat ik tot mijn 16de geen contact meer met haar zal hebben omdat dat beter voor mij is.
(pagina 22)
V: We gaan het toch nog even over opa hebben. Wie waren er 30 november 2021 allemaal bij opa en oma in huis?
A: Opa en oma en [getuige 1] (
het hof begrijpt: getuige [getuige 1]), maar die lag op bed. Ik was samen met opa beneden en toen kwam oma de keuken binnen.
V: Maar wanneer gebeurde het dan met opa?
A: Dat was in die ochtend. Ik zat in de keuken op een stoel, vlak bij de plastic-bak. Opa was aan het aanrecht bezig en kwam naar me toe. Hij gooide het plasticje weg en ging er toen mee spelen. Ik zei: “Nee ik wil dat nu niet doen.” Opa zei: “Toe nou”. Ik zei: “Nee, ik heb daar nu geen zin in.”
V: Waar wilde opa dan dat je mee zou spelen?
A: Met zijn ding.
V: Wat is dat dan?
(pagina 23)
A: Met zijn lul
V: Hoe wist je dat hij dat wilde?
A: Hij haalde zijn lul uit zijn broek en speelde er mee. Hij zei: “Speel er eens mee. Doe mij eens pijpen.” Ik moet dan zijn lul in mijn mond nemen en op en neer gaan.
V: Hoe weet je dat dat zo is?
A: Opa heeft me gezegd hoe ik dat moest doen. Dat was al een paar maanden van tevoren, sinds dat we daar mee bezig waren. Hij heeft toen aan me gevraagd of ik hem wilde pijpen en toen heeft hij ook uitgelegd hoe dat moest.
V: Wanneer vroeg opa dat?
A: Dat was in de winter van vorig jaar.
V: Heeft opa toen ook aan je gezeten of dat alleen maar gevraagd?
A: Nee, hij heeft toen ook al aan me gezeten en ik ook aan hem. Het begon er mee dat opa aan me voelde, maar ik niet aan hem. Dat was in de keuken van de woning van opa en oma. Eerst voelde hij over mijn kleren aan mij, daar beneden.
V: Wat bedoel je daar mee?
A: Ik noem het mijn muts.
V: Dus opa zat aan je muts en hoe ging dat?
A: Zo begon het en zo is het even doorgegaan. Daarna deed hij dat ook onder mijn kleren. Hij deed mijn broek open en ging aan mijn muts voelen. Dan deed hij de knoop en de rits open en deed mijn onderbroek opzij. Hij voelde dan met zijn handen aan mijn muts. Hij ging met zijn vingers over mijn muts.
V: Wat deed opa nog meer als hij aan je muts voelde?
A: Alleen voelen daar beneden.
V: Wat merkte je dan aan hem?
A: Ik merkte dan dat zijn lul stijf werd.
V: Toen dat gebeurde, heb je daar toen met iemand over gesproken?
A: Nee, opa had tegen me gezegd dat dit ons geheimpje zou zijn en dat als ik het zou vertellen hij naar de gevangenis zou moeten en ik uit huis zou worden geplaatst.
(pagina 24)
V: Hoe vaak heeft opa op die manier aan je muts gezeten?
A: Wel vaak. Ik denk dat ik toen nog 12 jaar was.
A: Na een week of weken verder, ging het ook verder. Opa ging verder met andere dingen doen.
A: Een paar maanden geleden was oma ziek en toen wilde opa dat ik bij hem op bed zou komen liggen en toen is het verdergegaan. Oma lag beneden en ik was met opa boven. Ik ging bij hem liggen en dan ging opa bij me voelen en ik deed hem dan pijpen en hij ging verder bij me voelen en daarna ging hij op me liggen en probeerde hij zijn lul in mijn muts te duwen. Ik zei dat het pijn deed en dat ik het niet wilde. Dit was in de slaapkamer van opa en oma.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Opa wilde dat ik mijn kleren uit deed en dan deed ik dat, omdat ik bang was dat hij anders boos op me zou worden. Ik trok mijn pyjama en onderbroek dus uit, omdat het van hem moest. Opa deed toen ook zijn kleren uit. We waren dus allebei bloot. Hij ging aan mij voelen, aan mijn muts. Eerst aan de bovenkant van mijn muts en daarna aan de onderkant. Hij wilde vingeren. Dat deed hij vaker en dat deed vaak pijn. Hij ging dan met zijn vinger erin en op en neer. Aan de bovenkant voelde hij met zijn vingertoppen en bewoog dan heen en weer. Hij deed dat met zijn rechterhand. Hij speelde dan met zijn linkerhand met zijn eigen lul. Dat liet hij dan altijd aan me zien. Ik zag dan dat zijn lul groeide.
V: Hoe ging dat dan verder?
A: Hij vroeg me of ik hem zou pijpen en dat deed ik ook. We lagen in het bed. Opa lag op zijn rug en ik zat op mijn knieën aan zijn rechter kant bij zijn bovenbenen. Ik stopte met pijpen en toen kwam opa op me liggen. Toen probeerde hij zijn lul in mijn muts te douwen. Dat deed heel veel pijn.
V: Hoe deed opa dat, proberen zijn lul in je muts te duwen?
A: Hij duwde hem er dan wel een stukje in en ik zei dan dat het pijn deed. Hij zei tegen me: “Het is maar een klein stukje, bijt er maar doorheen.” Dat gebeurde eigenlijk altijd. Ik zei dan dat ik er mee ging stoppen en dan trok opa zijn lul er uit. Dan wilde opa door gaan en zei dat ik terug moest komen liggen. Maar dan zei ik: “nee, dat doet pijn” Ik zei tegen opa dat ik wilde gaan slapen. Ik ben daarna naar mijn kamer gegaan om te gaan slapen. Altijd als het gebeurde deed opa de tv aan zodat [getuige 1] er niets van zou kunnen horen. Die was dan op zijn slaapkamer op zijn Playstation aan het spelen.
(pagina 25)
V: Hoe vaak is het gebeurd dat opa op je kwam liggen en zijn lul in je vagina of muts deed?
A: Misschien wel 10 keer of nog wel meer. Het was altijd op de slaapkamer van opa en oma. Hij kwam altijd met een stukje van zijn lul in mijn muts, nooit helemaal. Dat kwam omdat ik zei dat hij moest stoppen omdat het heel veel pijn deed.
V: We gaan nog even terug naar de keuken, toen oma binnenkwam op 30 november 2021.
A: Ja, opa stond voor me en deed zijn broek naar beneden. Hij zei: “Doe me even lekker pijpen”. Hij was al met zijn eigen lul aan het spelen. Ik zei: “Nee, ik heb daar nu geen zin in. Ik moet zo naar school.” Ik was net klaar met eten en toen kwam oma binnen en zei tegen opa: “Wat ben je aan het doen?”
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 12 december 2021 (pg. 30-35), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(pagina 31)
V: We hebben begrepen dat jij bij je opa en oma woont, welke opa en oma zijn dat?
A: Dat zijn de ouders van mijn vader, dat zijn [benadeelde partij 2] (
het hof begrijpt: [benadeelde partij 2]) en [verdachte] (
het hof begrijpt: verdachte [verdachte]). [slachtoffer/benadeelde partij] (
het hof begrijpt telkens: [slachtoffer/benadeelde partij]) woont ook bij onze opa en oma.
V: Sinds wanneer wonen jullie daar?
A: Uit mijn hoofd, sinds september 2014.
V: Wat is de officiële status van jouw opa en oma?
A: Mijn verzorgers.
V: Hoe is het zo gekomen dat jullie bij opa en oma wonen?
A: Lang verhaal kort, onze ouders konden niet voor ons zorgen.
(pagina 32)
V: Jij hebt zelf ook wat gezien. Aan wie heb jij dat verteld?
A: De avond dat oma mij vertelde dat ze opa uit huis had gezet heb ik het haar verteld.
V: Kun je ons eens alles vertellen over wat jij die keer hebt gezien?
A: Ik mocht 's nachts op mijn PlayStation van opa. Ik ging opa vertellen dat ik ging slapen dus ik liep mijn kamer uit naar de kamer van opa en oma toe. Ik deed de deur open en zag toen [slachtoffer/benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [slachtoffer/benadeelde partij]) naakt op bed liggen en opa naakt erbij staan alsof hij zijn pik erin wilde steken.
V: Wat deed dat met jou?
A: Ik ben snel terug naar mijn eigen kamer gelopen in de hoop dat het niet waar zou zijn. Ik ben gaan slapen in de hoop dat ik dit me niet meer zou herinneren maar dat is niet gebeurd, ik herinner het me nog als de dag van gisteren.
V: Wanneer was dit?
(pagina 33)
A: Lang geleden, het was nog voordat oma stopte met werken, dat was 5 maanden geleden. Dus het zal 8 à 10 maanden geleden zijn. Het was wel in dit jaar.
V: Hoe laat was het?
A: Het was tussen 23:00 en 24:00 uur. Oma ging altijd rond 22:30 uur weg naar haar
werk.
V: Jij loopt je kamer uit, wat zie je dan?
A: De slaapkamerdeur van opa stond op een kiertje. Ik deed de deur toen open. Ik kon opa en [slachtoffer/benadeelde partij] goed zien. Het grote licht op de slaapkamer van opa was aan. Ik zag toen [slachtoffer/benadeelde partij] helemaal naakt op het bed van opa liggen. [slachtoffer/benadeelde partij] lag aan opa's kant in de breedte over het bed. Haar hoofd lag op het deel van oma's bed.
A: [slachtoffer/benadeelde partij] lag met haar kont op het randje van het bed, haar benen staken daar voorbij. Opa stond daar ongeveer een halve meter vandaan. Ik zag dat [slachtoffer/benadeelde partij] op haar rug lag met haar beden wijd en omhoog op het bed lag. Haar benen waren niet helemaal omhoog maar tot halverwege, ze deed dit zelf.
V: Waar stond opa?
A: Opa stond aan zijn kant naast het bed. Hij stond recht voor [slachtoffer/benadeelde partij] . Hij stond voor [slachtoffer/benadeelde partij] met zijn gezicht naar haar toe. Opa had toen geen kleding aan. Hij droeg niks. Hij stond voor [slachtoffer/benadeelde partij] , hij keek naar haar. Ik zag alleen dat hij naakt was.
V: Wat voor situatie zag jij daar?
A: Ik dacht dat ze seks hadden.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 december 2021 (pg. 36-40), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [benadeelde partij 2] :
(pagina 37)
V: Uw kleinkinderen staan bij ingeschreven. Hoe komt dat?
A: Mijn zoon kon niet meer voor ze zorgen vanwege problemen. Mijn zoon drinkt. Via Jeugdzorg zijn ze toen bij ons gekomen. Daarna zijn ze weer even terug geweest naar hun ouders, maar de kinderen vonden het bij ons wel goed. Later zijn de kinderen officieel bij ons in komen wonen in overleg met Jeugdzorg. Wij hebben nu nog steeds begeleiding voor hun via Juzt.
V: Vanaf wanneer zijn uw kleinkinderen bij u komen wonen?
A: Al 7 jaar ondertussen. Hun vader en moeder zijn nu ca 2 à 3 jaar uit elkaar. Met
hun moeder hebben ze geen contact meer. Met hun vader wel.
Mijn kleinkinderen zijn [getuige 1] (
het hof begrijpt: [getuige 1]) van 16 jaar oud en [slachtoffer/benadeelde partij] van 13 jaar oud (
het hof begrijpt: [slachtoffer/benadeelde partij] ).
V: U bent hier om een verklaring af te leggen over het voorval tussen opa (
het hof begrijpt: de verdachte) en [slachtoffer/benadeelde partij] .
A: 29 november 2021 (
het hof begrijpt: 30 november 2021) in de ochtend lag ik op bed en ik had een onderbuikgevoel. Ik ben toen op mijn sokken naar beneden gelopen. Ik keek door het glas in de deur in de gang en ik zag [verdachte] (
het hof begrijpt telkens: de verdachte) in de keuken staan voor een stoel. Dat was ongeveer 5 meter bij mij vandaan. Het was een rare houding. Ik dacht dat hij moest pissen. Later zag ik dat in die stoel waar hij voor stond [slachtoffer/benadeelde partij] zat. Hij stond heel dicht op de stoel en dat hij met zijn onderbuik en zijn kont naar voren stond, alsof hij stond te pissen. Ik bleef even kijken en deed toen de deur open. Ik vroeg wat er gaande was en [verdachte] schrok.
(pagina 38)
Ik zag toen dat [slachtoffer/benadeelde partij] in die stoel zat waar [verdachte] voor stond en een beetje afwerende beweging met haar handen maakte en naar achteren leunde. Ik zag toen een puntje in zijn broek zitten. Ik denk dat het zijn pik was. Ik denk dat hij een stijve pik had, zo zag het eruit.
De volgende dag ging ik samen met [slachtoffer/benadeelde partij] het bed opmaken. Ik vroeg haar toen naar wat er gisteren tussen haar en [verdachte] was gebeurd. Zij zei toen dat opa een plastiekje (
het hof begrijpt: plasticje)in de prullenbak moest gooien. Ik vroeg aan [slachtoffer/benadeelde partij] of ze dat moest zeggen van opa. [slachtoffer/benadeelde partij] werd rood en keek mij niet aan. [slachtoffer/benadeelde partij] zei toen van ja. Daarna zei ik toen tegen [slachtoffer/benadeelde partij] dat ik dacht dat [verdachte] zijn pik aan haar had laten zien. Toen begon ze te huilen. Ze zei toen dat dat waar was en dat ze het niet wilde. Ik vroeg of hij vaker zijn pik had laten zien en of hij haar vanonder aan haar muts had aangeraakt en of hij haar pijn had gedaan. Ik heb ook aan haar gevraagd of ze het ook wel eens fijn vond. Zij zei toen dat ze het ook wel eens fijn voelt. Zij zei toen ook dat [verdachte] had geprobeerd zijn vinger in haar muts te stoppen maar dat dat pijn deed en dat hij toen stopte. Ik bedoel met muts haar vagina.
A: Hierna heb ik [verdachte] hiermee geconfronteerd. Hij gaf toen toe dat hij 1, of hooguit 2 keer aan haar muts had gezeten. Hij vertelde dat hij maar een klein stukje met zijn vinger in haar vagina was geweest. [slachtoffer/benadeelde partij] was daar bij, zij stond in de deuropening en zij zei tegen [verdachte] dat zij niet meer kon zwijgen. Zij huilde daarbij en zei ook tegen [verdachte] dat het vaker gebeurd was.
(pagina 39)
V: Wat heeft u nog met [getuige 1] besproken over dit gebeuren?
(pagina 40)
A: Ik heb verteld dat opa het huis uit gestuurd was vanwege wat er met [slachtoffer/benadeelde partij] gebeurd was. [getuige 1] vertelde toen tegen mij dat zijn gevoel dan toch juist was. Hij vertelde toen dat hij een keer de deur moest dichtdoen toen hij film keek. Toen hij klaar was met film kijken wilde [getuige 1] tegen opa zeggen dat hij ging slapen. Hij zag toen op de kamer van opa dat opa boven op [slachtoffer/benadeelde partij] lag, tenminste dat dacht hij.
5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 4 januari 2022 (pg. 63-71), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(pagina 65)
V: Met wie woont u op [adres 2] ?
A: Met mijn vrouw (
het hof begrijpt: [benadeelde partij 2]) en [slachtoffer/benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [slachtoffer/benadeelde partij]) en [getuige 1] (
het hof begrijpt: [getuige 1]), mijn kleinkinderen.
V: Ook uw kleinkinderen [getuige 1] en [slachtoffer/benadeelde partij] wonen bij u. Waarom is dat zo?
A: Mijn zoon woonde anti-kraak. Daar moesten ze uit. Toen is hij bij mij ingekomen. Er was geen andere oplossing. Ik had al een paar keer voor werk gezorgd, voor mijn schoondochter. Ze moest op dag een beginnen, en toen had ze zich al verslapen. Ze was te lui en hadden te veel schulden. Mijn zoon is gaan drinken en toen zijn ze op een camping Fort Oranje in Rijsbergen terecht gekomen. Toen hebben wij de kinderen via Jeugdzorg in huis genomen. Dit is inmiddels zeven jaar geleden.
V: Hoe gaat dat met opvoeden?
A: We deden dat alle twee.
(pagina 67)
V: U zegt dat u het niet had moeten doen. Wat heeft u gedaan?
A: Wij (
het hof begrijpt: de verdachte en [slachtoffer/benadeelde partij]) deden altijd veel kroelen. Als mijn vrouw ging werken stuurde ik de kinderen wel eens naar boven. Op een gegeven moment pakte ik haar vast. En pakte ik ook bij haar borstjes. Ik vroeg of ze dit lekker vond. “Ja” zei ze. Op een gegeven moment kwam ze mijn slaapkamer op. Ik zei: “Wat kom je doen?” “Lekker bij jou liggen”. Ze kroop onder het dekbed. Ik ging verder met film kijken. Ik legde mijn hand over haar heen. Ze pakte mijn hand en legde die over haar borsten. Als mijn vrouw moest werken op vrijdag, kwam ze weer bij mij op de kamer. Ik heb haar toen over haar bil geruist.
V: Wanneer was de allereerste keer dat u haar aan haar borstjes aanraakte?
A: In juni vorig jaar.
(pagina 68)
Ik heb haar ook twee of drie keer aan haar borstjes gevoeld terwijl ze op haar kamer stond. We waren wel bang om betrapt te worden. De enige die het had kunnen zien was [getuige 1] , omdat hij ook thuis was.
V: Hoe kon het gebeuren?
A: Ze was 13 jaar. Daarvoor knuffelden we en daarbij kwam het weleens voor dat ik haar dan aanraakte. Ik raakte haar weleens aan haar borstjes. Ze had toen nog bijna niks. Op een gegeven moment schoten ze als een raket naar voren, ze ontwikkelde. Ik denk dat het daardoor kwam. We deden ook elkaar kussen.
(pagina 69)
A: Ze vroeg of ze er een kusje op moest geven, op mijn piemel. Dat hebben we toen gedaan. Ik ook bij haar op haar vagina.
V: [slachtoffer/benadeelde partij] verklaarde dat het is begonnen in de keuken van de woning van opa en oma. Eerst voelde u over haar kleren aan, beneden. Ze noemt het mijn muts. Later voelde u ook aan haar muts, haar vagina, onder haar kleren. U ging met uw handen in haar broek en deed haar onderbroek daarbij opzij. U ging dan met uw vinger over haar muts.
A: Het gebeurde boven. Toen ze zich stond uit te kleden, toen heb ik haar over haar borstjes gewreven. Later heb ik met mijn volle hand over haar muts gewreven. Een paar weken later heb ik een klein stukje pink in haar vagina gedaan.
V: [slachtoffer/benadeelde partij] verklaarde ook dat u tegen haar heeft gezegd dat ze er met niemand over mocht praten omdat u dan naar de gevangenis zou moeten. Vertel eens?
A: Ik heb gezegd dat we ermee moesten stoppen omdat wanneer we gesnapt zou worden, opa het celletje in zou moeten.
6. Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep op 3 april 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik heb zes à zeven keer aan de borsten van [slachtoffer/benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [slachtoffer/benadeelde partij]) gezeten. Ik heb de vagina van [slachtoffer/benadeelde partij] gekust en zij heeft mijn penis gekust. Ik ruiste van boven naar beneden over haar bil. Ik kwam met mijn vinger tussen haar schaamlippen.
Parketnummer 02-079930-22
1. Het geschrift, inhoudende een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast d.d. 11 januari 2022 (pg. 90-91), voor zover inhoudende:
(pagina 90)
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland West Brabant gezien het
proces-verbaal van de politie Zeeland West Brabant d.d. 04-01-2022, proces-verbaal nummer 2021321629
Overwegende dat tegen de verdachte
Parketnummer: 02.007920.22
Vooma(a)m(en): [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Geboortedatum en plaats: [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Adres en woonplaats: [adres 2]
verdacht van art. 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ernstige bezwaren bestaan ter zake één of meer strafbare feiten
(X) waardoor de openbare orde gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord en/of waarbij de grote vrees voor herhaling bestaat dan wel
(X) in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens een persoon of personen,
hetgeen onder andere blijkt uit
(X) het proces-verbaal van politie o.a. inhoudende
- een aangifte van [getuige 2]
- een (getuigen)verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] en [benadeelde partij 2] en [getuige 1]
- het proces-verbaal van bevindingen van Veilig thuis, 2021321629-14
gezien: art. 509hh Wetboek van Strafvordering en (de) het artikel(en) 249 Wetboek van Strafrecht
beveelt de verdachte
(X) zich niet op te houden/te verblijven in de woning gelegen aan [adres 2] en zich tevens niet op te houden in [adres 2]
(X) zich te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [slachtoffer/benadeelde partij] ( [geboortedatum slachtoffer] )
Bepaalt dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en).
(pagina 91)
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang vanaf heden en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen t/m 10 april 2022.
Opgemaakt en blijkens bijgevoegde akte uitgereikt aan verdachte op 11 januari 2022.
De officier van justitie,
Mr. [officier van justitie 1]
2. Het geschrift, inhoudende een ondertekende akte uitreiking van de gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast d.d. 12 januari 2022 (pg. 92), voor zover inhoudende:
Van de gedragsaanwijzing, gevoegd in het dossier met procesdossiernummer 2021321629
parketnummer 02.007920.22 en bestemd voor:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te: [adres 2]
De hierboven bedoelde brief heb ik, ondergetekende:
heden, 12-1-2022,
te 10:00 uur,
te [adres 3] ,
uitgereikt aan de geadresseerde in persoon.
Handtekening voor ontvangst.
3. Het geschrift, inhoudende een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast d.d. 31 januari 2022 (pg. 126-127), voor zover inhoudende:
(pagina 126)
Wijziging op de gedragsaanwijzing uitgereikt op 12 januari 2022 aan
ondergenoemde verdachte: welke wijziging is onderstreept en ingaat op de dag van
de uitreiking en geldt overeenkomstig de eerder uitgereikte gedragsaanwijzing tot
en met 10 april 2022.
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant gezien het proces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant d.d. 04-01-2022, proces-verbaal nummer 2021321629
Overwegende dat tegen de verdachte
Parketnummer: 02.007920.22
Vooma(a)m(en): [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Geboortedatum en plaats: [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
Adres en woonplaats: [adres 2]
verdacht van art. 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ernstige bezwaren bestaan ter zake één of meer strafbare feiten
(X) waardoor de openbare orde gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord en/of waarbij de grote vrees voor herhaling bestaat dan wel
(X) in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens een persoon of personen,
hetgeen onder andere blijkt uit
(X) het proces-verbaal van politie o.a. inhoudende
- een aangifte van [getuige 2]
- een (getuigen)verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] en [benadeelde partij 2] en [getuige 1]
- het proces-verbaal van bevindingen van Veilig thuis, 2021321629-14
gezien: art. 509hh Wetboek van Strafvordering en (de) het artikel(en) 249 Wetboek van Strafrecht
beveelt de verdachte
(X) zich niet op te houden/te verblijven in de woning gelegen aan [adres 2]
en zich tevens niet op te houden in [adres 2] en zich niet op te houden/zich te bevinden in een straal van 100 meter van de woning en perceel van [adres 2]
(X) zich te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [slachtoffer/benadeelde partij] ( [geboortedatum slachtoffer] )
(pagina 127)
Bepaalt dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en).
De (gewijzigde) gedragsaanwijzing gaat in met ingang vanaf heden en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen t/m 10 april 2022.
Opgemaakt en blijkens bijgevoegde akte uitgereikt aan verdachte op of omstreeks 31 januari 2022.
De officier van justitie,
Mr. [officier van justitie 2] .
4. Het geschrift, inhoudende een ondertekende akte uitreiking van de gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast d.d. 12 januari 2022 (pg. 128), voor zover inhoudende:
Van de gedragsaanwijzing, gevoegd in het dossier met procesdossiernummer 2021321629
parketnummer 02.007920.22 en bestemd voor:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te: [adres 2]
De hierboven bedoelde brief heb ik, ondergetekende:
heden, 01-02-2022,
te 13.19 uur,
te [adres 4] ,
uitgereikt aan de geadresseerde in persoon.
Handtekening voor ontvangst.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2022 (pg. 129-130), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
(pagina 130)
Op 18 maart 2022, omstreeks 21.00 uur, zag ik dat mijn vader (
het hof begrijpt: de verdachte), in zijn auto door [adres 2] was gereden. Dit hadden mijn neefje en nichtje ook gezien. Hierbij heeft hij het verbod overtreden dat hij niet binnen 100 meter in de buurt van de woning mag komen. Zijn auto parkeert hij ook korter dan 100 meter van de woning vandaan. Mijn vader rijdt in een Dacia Duster, voorzien van kenteken [kenteken] .
6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 30 maart 2022 (pg. 142-143), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(pagina 143)
Ongeveer twee weken geleden van dit jaar. Ik weet niet exact wanneer toen kwam ‘die ouwe’ de straat in rijden. Daar bedoel ik [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) mee. U vraagt mij welke straat ik bedoel. Ik bedoel daarmee [adres 2] . Ik was samen met [slachtoffer/benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [slachtoffer/benadeelde partij]), wij liepen op dat moment op [adres 2] . Dit was ter hoogte van onze woning op huisnummer [huisnummer] . Wij liepen richting de [adres 5] . Ik bedenk me nu ineens dat het volgens mij vrijdag twee weken geleden is geweest maar het kan ook drie weken geleden zijn. Het moet dan op 18 of 11 maart 2022 zijn geweest. Het was ongeveer 21:00 uur. Op dat moment kwam ‘die ouwe’ met zijn auto voorbijgereden. Ik hoorde het geluid van een auto. Ik draaide me om en zag de auto van ‘die ouwe’. Hij rijdt in een zwart kleurige Dacia Duster. Ik zag dat hij ook als bestuurder in de auto zat.
Op 25 maart 2022, omstreeks 08:00 uur, fietste ik met [slachtoffer/benadeelde partij] bij de kruising van de Kruisstraat en de Kruislandseweg in Oud-Gastel. En weer stond ‘die ouwe’ bij het verkeerslicht. En weer zag ik dat hij voorbij reed en lachte en zwaaide. Ook nu claxonneerde hij met de toeter van zijn auto. Ik krijg het idee dat hij ons opzoekt en door blijft etteren. Ik bedoel hiermee dat hij dan lacht, zwaait, claxonneert en soms ook zijn middelvinger opsteekt.
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 30 maart 2022 (pg. 145-147), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer/benadeelde partij] :
(pagina 145)
Achternaam: [slachtoffer/benadeelde partij]
Voornamen: [slachtoffer/benadeelde partij]
Geboortedatum: [geboortedatum slachtoffer]
(pagina 146)
Op 25 maart 2022, omstreeks 08.00 à 08.15 uur fietste ik samen met [getuige 1] (
het hof begrijpt: [getuige 1]) over het fietspad aan de Oude Steenstraat ter hoogte van de Vierschaerstraat in Oud-Gastel. We waren onderweg naar school. Ik hoorde toen vanuit de richting Oud-Gastel een auto naderen en hoorde dat er vanuit die auto geclaxonneerd werd. Dit wekte mijn aandacht en daarom keek ik die kant. Ik zag toen dat het dezelfde auto betrof van mijn opa (
het hof begrijpt: de verdachte), de Dacia Duster en zag dat mij (
het hof begrijpt: hij) als bestuurder in de auto zat. Ik zag vervolgens dat mijn opa onze kant opkeek en richting ons lachte. Ik zag ook dat hij in het voorbijgaan naar ons zwaaide, ik dacht met zijn linkerhand.
Op 18 maart 2022 omstreeks 21.10 uur liep ik samen met mijn broer [getuige 1] over [adres 2] . Wij liepen op dat moment over het trottoir aan de gezien onze looprichting rechterzijde. Ik zag toen dat in [adres 2] een auto kwam gereden. Ik zag dat het hier een zwarte Dacia Duster, voorzien van het kenteken [kenteken] betrof, de auto van mijn opa. Ik herkende de bestuurder als zijnde mijn opa. Mijn opa woont in een duivenlokaal in de straat achter [adres 2] , de Oudendijk. Zijn auto parkeert hij binnen een straal van 100 meter van onze woning, wat formeel niet mag. Ik zie zijn auto daar regelmatig staan en in enkele gevallen heb ik mijn opa ook naar zijn opa (
het hof begrijpt: zijn auto) zien lopen. Dit was op moment dat ik via de achterzijde van de woning bij de poort was om naar school te gaan.
8. Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep op 3 april 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Op 25 maart 2022 heb ik [getuige 1] (
het hof begrijpt: [getuige 1]) en [slachtoffer/benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [slachtoffer/benadeelde partij]) zien fietsen. Ik heb getoeterd en ik deed twee van mijn vingers naar mijn gezicht. Ik gaf aan dat zij moesten opletten.