ECLI:NL:GHSHE:2024:1648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
20-002311-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1981 en wonende te Bergen op Zoom, was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 opzettelijk hennep heeft geteeld in zijn woning, waar 353 hennepplanten zijn aangetroffen. Daarnaast heeft hij elektriciteit gestolen door een illegale aansluiting te maken. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de diefstal van elektriciteit, toegewezen tot een bedrag van € 3.151,18, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002311-23
Uitspraak : 14 mei 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 11 augustus 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-266983-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • ‘medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (het onder 1 – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – subsidiair tenlastegelegde) en
  • ‘medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking’ (het onder 2 – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – subsidiair tenlastegelegde)
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en ten behoeve van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 – na wijziging de tenlastelegging in hoger beroep – telkens primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en verzocht dat het hof de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging en aldus de grondslag van het onderzoek is gewijzigd en reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, terwijl het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast komt het hof tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand/appartement gelegen aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 353, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel;
subsidiair, althans, indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand/appartement gelegen aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 353, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand/appartement voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, toebehoorde(n) heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, althans, indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door die onbekend gebleven perso(o)n(en) toegang te verlenen tot en/of toe te staan gebruik te maken van zijn, verdachtes, meterkast.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en/of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom opzettelijk heeft geteeld (in een pand gelegen aan [adres 2] ) een hoeveelheid van 353, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel;
2. primair
hij in de periode van 15 augustus 2021 tot 27 oktober 2021 te Bergen op Zoom een hoeveelheid elektriciteit, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2022094930, gesloten d.d. 27 april 2022, in de wettelijke vorm op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant] , brigadier, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 84, nader te noemen: het politiedossier.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 3 november 2021 (pagina’s 4 tot en met 7 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Proces-verbaalnummer: PL2000-2021288427-1

Controle Basisregistratie Personen (BRP)

Op het adres [adres 2] , staat de volgende persoon ingeschreven:
Ingangsdatum: 13 februari 2020
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1981

Binnentreden woning

In voornoemde woning werd op 27 oktober 2021 binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst.

Kweekruimte 1

Na het binnentreden zag ik het volgende: dit betrof een kweektent van 6 bij 3 meter, waar 213 plantenpotten in stonden. De armaturen, koolstoffilters en slakkenhuizen waren reeds verwijderd. Er hingen nog 6 ventilatoren, 1 kachel en 1 thermometer. Tevens trof ik in de kweektent 9 vuilniszakken met knipafval en 2 vervuilde scharen aan.

Kweekruimte 2

Na het binnentreden zag ik het volgende: dit betrof een kweektent van 2 bij 3 meter, waar 70 plantenpotten in stonden. De armaturen, koolstoffilters en slakkenhuizen waren reeds verwijderd. Er hingen nog 4 ventilatoren.

Kweekruimte 3

Na het binnentreden zag ik het volgende: dit betrof een kweektent van 2 bij 3 meter, waar 70 plantenpotten in stonden. De armaturen, koolstoffilters en slakkenhuizen waren reeds verwijderd. Er hingen nog 3 ventilatoren en 1 thermometer. Tevens trof ik in de kweektent 3 vuilniszakken met knipafval en 1 vervuilde schaar aan.

Vaststelling hennep

Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere
ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.

Elektriciteitsvoorziening

De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht. Hierbij werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de stroom voor de meter rechtstreeks op de hoofdleiding was afgetakt. Deze aftakking was reeds verwijderd toen wij het pand betraden.

Verdachte

Als verdachte is aangemerkt [verdachte] . De verdachte is de enige ingeschreven volgens de Gemeentelijke Basis Administratie. Daarnaast is de verdachte de contractant van deze woning volgens de woningcorporatie.

Hennepplantenresten

Droge resten van hennepplanten waren aangetroffen op/in een doos in de woonkamer. Natte resten van hennepplanten waren aangetroffen op/in een 12-tal (60 liter) vuilniszakken met knipafval.

Knippen van hennep

In kweekruimte 1 en de hal naar kweekruimte 3 waren 3 knipschaartjes aangetroffen. Hierop bevonden zich hennepresten.

Lege jerrycans

In kweekruimte 1 en de badkamer waren 6x 10 liter Hypro A en 6x 10 liter B, 6x 5 liter Plagron, 12x 1 liter diverse voedingsmiddelen aangetroffen, waarin normaliter groei- en/of bloeimiddel is verpakt.
2.
Het proces-verbaal rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 14 april 2022 (pagina’s 47 tot en met 53 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Inleiding

Naar aanleiding van het proces-verbaal nummer 2021288427-1
(het hof begrijpt: PL2000-2021288427-1)d.d. 27 oktober 2021 heb ik een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1981

Ontnemingsperiode

Tussen 1 augustus 2021 en 27 oktober 2021. Deze periode beslaat 12 weken. Door de aanwezigheid van hennepresten en knipafval is vastgesteld dat er in ieder geval 1 oogst is geweest.
3.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, eerste lid onder sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifte van [benadeelde] -medewerker bekend onder nummer 73011, namens [benadeelde] (pagina’s 11 tot en met 36 van het politiedossier), voor zover inhoudende:
Ik ben in mijn hoedanigheid van Medewerker Beheersen Netverlies bij netwerkbedrijf [benadeelde] gerechtigd tot het doen van aangifte.
[benadeelde] transporteert en distribueert energie naar de contractant van pand [adres 2] . Op 27 oktober 2021 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [adres 2] . Uit onze administratie blijkt dat [verdachte] in elk geval op het moment van binnentreden op 27 oktober 2021 contractant was op genoemd perceel.
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting voor de hoofdbeveiliging was gemaakt, op de aansluitleiding in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep en de elektrische installatie in het betreffende pand voorzag van elektriciteit. De illegale kabel is buiten de hoofdveiligheid in de aansluitkast van [benadeelde] om aangesloten. Om deze aftakking te realiseren is het noodzakelijk geweest de verzegeling van de aansluitkast te verbreken en de kast te openen. De originele zegels zijn verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [benadeelde] geen toestemming verleend.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 november 2021 (pagina’s 41 tot en met 46 van het politiedossier), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [verdachte] :
‘V’ staat voor vraag verbalisant/verbalisanten.
‘A’ staat voor antwoord-opmerking verdachte.
‘O’ staat voor opmerking verbalisant/verbalisanten.
V; Waar woont u en waar staat u ingeschreven?
A: [adres 2] .
V: Woon je daar alleen?
A: Ja.
V: Staat u ingeschreven op dit adres?
A: Klopt.
V: Sinds wanner bent u eigenaar of huurder van de woning?
A: Ik denk sinds begin vorig jaar, januari of februari
(het hof begrijpt: 2020).
V: Wie betaalt de huur van de woning en hoeveel bedraagt deze?
A: € 635,00 per maand en die betaal ik zelf.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Standpunt verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de telkens primair tenlastegelegde feiten heeft de verdediging naar voren gebracht dat er geen bewijs voorhanden is voor het medeplegen of plegen, nu de verdachte een duidelijke verklaring heeft afgelegd over een derde, genaamd [medeverdachte] . De politie had hier nader onderzoek naar kunnen verrichten. Ten aanzien van de telkens subsidiair tenlastegelegde feiten heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte ontkent dat hij wetenschap had van de aangetroffen hennepkwekerij en dat dergelijke wetenschap op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld. Het enkele door de verdachte ter beschikking stellen van de woning aan een persoon die hij niet heel goed kende, is voor deze vaststelling naar het standpunt van de verdediging onvoldoende, omdat de verdachte daarover een duidelijke verklaring heeft afgelegd. Volgens de verdediging kan niet worden bewezen dat bij de verdachte sprake was van dubbel opzet.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft in het verhoor door de politie het volgende verklaard (het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 november 2021, pagina’s 41 tot en met 46 van het politiedossier). De verdachte zou samen met zijn vriendin in de woning aan [adres 2] gaan wonen, maar hun relatie kwam tot een einde. De verdachte ontmoette in Rotterdam een Bulgaarse persoon, welke persoon zichzelf ‘ [medeverdachte] ’ noemde. Deze [medeverdachte] vroeg aan de verdachte of hij over een woning beschikte. De verdachte heeft tegenover [medeverdachte] aangegeven dat hij over een woning beschikte, maar dat dit door lekkageproblemen en problemen met de verhuurder een kale woning betrof. [medeverdachte] gaf hierop aan dat hij de woning tot december 2021 wel wilde gebruiken en dat hij de woning in de tussengelegen periode zou opknappen en schilderen. Hierna zou [medeverdachte] naar zijn vrouw en kinderen in Bulgarije gaan. De verdachte heeft op 15 augustus 2021 de sleutel aan [medeverdachte] gegeven en is vanaf dat moment niet meer in de woning geweest. [medeverdachte] betaalde aan de verdachte geen vergoeding voor zijn verblijf in de woning en de verdachte hoefde aan [medeverdachte] niets te betalen voor het opknappen van de woning. [medeverdachte] heeft zijn achternaam niet verteld en heeft geen contactgegevens gegeven en documenten overgelegd ter legitimatie van zichzelf. De verdachte kon [medeverdachte] niet bereiken en beschikte niet een telefoonnummer van [medeverdachte] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte daaraan het volgende toegevoegd (het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 april 2024). De verdachte kreeg vanuit de gemeente geen vergoeding om de woning in te richten en beschikte enkel over meubels uit zijn vorige woning. Tijdens het contact tussen de verdachte en [medeverdachte] in Rotterdam bleek dat [medeverdachte] uit zijn huis was gezet en klusjesman was. Tijdens dit contact heeft de verdachte met [medeverdachte] afgesproken hoe het huis eruit moest komen te zien en hebben zij afgesproken dat de kosten voor de verbouwing zouden worden gedragen door [medeverdachte] . De vloer moest worden opgeknapt en er moest schilderwerk worden verricht. De verdachte wenste dat alles wit werd. Er werd niets afgesproken op papier en [medeverdachte] zou de sleutels na de afgesproken periode door de brievenbus gooien. [medeverdachte] betrof een man van 1.75 meter lang met kort haar, een redelijke baard en oorbel en reed in een Bulgaarse auto. De verdachte heeft twee tot drie keer een pakketje opgehaald bij de buren en heeft toen niets opvallends gezien met betrekking tot de door hem aan [medeverdachte] ter beschikking gestelde woning.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op grond van de door haar gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast. Op 27 oktober 2021 werden in het pand aan [adres 2] drie kweekruimtes aangetroffen. In en rondom de kweekruimtes werden 353 plantenpotten, vuilniszakken met daarin droog en nat hennepafval en apparatuur en voedingsmiddelen aangetroffen, welke goederen in verband kunnen worden gebracht met de hennepteelt. In de woning heeft in ieder geval één oogst plaatsgevonden, gedurende de periode 1 augustus 2021 tot 27 oktober 2021. Voorts werd in voormeld pand een illegaal aangelegde elektriciteitskabel aangetroffen die buiten de elektriciteitsmeter om liep en de elektrische installatie in voormeld pand voorzag van elektriciteit. De verdachte heeft in het verhoor door de politie verklaard dat hij staat ingeschreven op het adres [adres 2] , dat hij op dit adres alleen woont, dat hij sinds begin 2020 huurder is van het pand op dit adres en dat de maandelijkse huurlasten van € 635,00 en de kosten voor het gebruik van gas, water en licht van € 70,- door hem worden betaald.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof is de verklaring van de verdachte, zoals hiervoor weergegeven onder ‘
De verklaring van de verdachte’, niet aannemelijk geworden. In het bijzonder acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte zijn woning, die op dat moment niet geschikt was om te bewonen, juist ter bewoning ter beschikking heeft gesteld aan een persoon genaamd [medeverdachte] . De verdachte zou de woning gedurende meerdere maanden kosteloos aan deze [medeverdachte] ter beschikking hebben gesteld, terwijl de verdachte maandelijks een aanzienlijke huursom en daarnaast het gebruik van gas, water en licht was verschuldigd aan de verhuurder en een energiemaatschappij. Voorts kende de verdachte deze [medeverdachte] voorafgaand aan hun toevallige ontmoeting in Rotterdam in het geheel niet en heeft de verdachte noch tijdens noch na afloop van hun ontmoeting aan deze [medeverdachte] identiteits- of contactgegevens, zoals een telefoonnummer, gevraagd of gekregen. De verdachte beschikt enkel over een voornaam en een algemeen signalement van deze [medeverdachte] . De verdachte zou met [medeverdachte] tijdens hun ontmoeting in Rotterdam slechts zeer algemeen en mondeling geformuleerde afspraken hebben gemaakt over de in de woning te verrichten onderhoudswerkzaamheden en in de periode waarin deze onderhoudswerkzaamheden verricht zou in het geheel geen contact plaatsvinden tussen de verdachte en [medeverdachte] .
De door de verdachte eerder bij verhoor door de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geschetste gang van zaken waarbij een ander, een zekere ‘ [medeverdachte] ’ als gebruiker van de door verdachte gehuurde woning als de eigenlijke pleger van het aan verdachte tenlastegelegde dient te worden aangemerkt, is niet verifieerbaar en wordt op geen enkele wijze ondersteund door het procesdossier, zodat geen aanknopingspunten bestonden voor het verrichten van nader onderzoek. Het hof oordeelt op grond van het voorgaande dat de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden en zal de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde stellen.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte sinds begin 2020 de huurder is van de woning gelegen aan het adres [adres 2] en dat de verdachte hier alleen verbleef. Nu op basis van het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting en het thans voorliggende procesdossier voorts niet is gebleken van enige betrokkenheid van enig ander persoon bij de aangetroffen hennepkwekerij en daarbij geconstateerde illegale afname van elektriciteit, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het verdachte zelf is geweest die in de tenlastegelegde periode op het adres [adres 2] de tenlastegelegde hoeveelheid hennep heeft geteeld en de hoeveelheid elektriciteit heeft weggenomen (vgl. HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:554 en HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511). Het hof oordeelt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het telkens primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna bewezen is verklaard.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan de bespreking van het verweer, voor zover betrekking hebbende op de telkens subsidiair tenlastegelegde feiten.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van een grote hoeveelheid hennep. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de illegale handel in hennep en het criminele circuit dat zich doorgaans rondom illegale hennepteelt ontvouwt. Illegale hennepteelt gaat bovendien vaak gepaard met ongewenste neveneffecten voor de maatschappij in de vorm van een verhoogd risico op brandgevaar rondom teeltlocaties. Dat een dergelijk risico reëel is, blijkt ook uit de omstandigheid dat de hennepkwekerij in onderhavige zaak is aangetroffen naar aanleiding van een storing in de meterkast in het pand waar later de hennepkwekerij werd aangetroffen. Door deze storing is een gevaarlijke situatie in de meterkast ontstaan. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. Door aldus te handelen heeft de verdachte een gebrek aan respect getoond voor het eigendomsrecht van de energiemaatschappij en deze gedupeerd.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten. Nu deze strafbare feiten van relatief langer geleden zijn (de meest recente en enige strafbeschikking ter zake van een overtreding dateert van 19 oktober 2020 en de meest recente veroordeling ter zake van een misdrijf dateert van 25 mei 2009), zal het hof ten nadele van de verdachte slechts beperkt gewicht aan deze eerdere veroordelingen toekennen.
Daarnaast heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte over woonruimte beschikt, als schoonmaker werkzaam is voor de NS en hieruit inkomsten genereert. Deze omstandigheden heeft het hof meegewogen bij het bepalen van de strafmodaliteit.
Alles afwegende acht het hof voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Inleiding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 3.151,18 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende onderdelen:
1. Illegaal afgenomen elektriciteit: € 1971,02.
2. Administratiekosten: € 397,84.
3. Uurtarief fraude-inspecteur: € 156,00.
4. Uurtarief monteur (avond): € 140,00.
5. Capaciteitstarief: € 276,32.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.151,18, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 27 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Het hof oordeelt als volgt.
Toewijzing
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.151,18. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2021, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde pleegperiode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, veroordelen in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten behoeve van de benadeelde partij. [benadeelde] betreft een professionele organisatie die in staat kan worden geacht de incasso van de in onderhavige zaak toegewezen vordering ter hand te nemen. Oplegging van deze maatregel kan beter in dienst worden gesteld van particuliere slachtoffers van wie de kans groot is dat zij geneigd zijn niet tot een zelfstandige inning over te gaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.151,18 (drieduizend honderdeenenvijftig euro en achttien cent)als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.G. Remmink, griffier,
en op 14 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.R. Hartmann en mr. P.J.D.J. Muijen zijn buiten staat het arrest mede te ondertekenen.