V. Met welke personen heb je hier destijds in [plaats 2] gezeten?
A: Onder andere met [benadeelde partij I] , [benadeelde partij IV] , [benadeelde partij III] , [getuige I] , (…) en [benadeelde partij II] .
p. 137
V: Zijn er bedreigingen gepleegd door [verdachte] tegen anderen waarvan jij getuige bent geweest?
A: De bedreigingen vonden bij iedereen plaats van de groep [plaats 2] .
p. 138
Hij gebruikte altijd een bepaalde periode een bepaald voorwerp. Het ene moment was het een staalkabel, het andere moment een mes. Dit was dan zijn middel die periode en dat hing dan ergens aan een kapstok of lag het naast hem. Zo werd ook de riem van de honden gebruikt of een zweep.
V: Volgens [benadeelde partij II] ben jij getuige geweest van het feit dat [verdachte] haar met een vuurwapen heeft bedreigd. Wat kun jij hierover verklaren.
A: Er zijn zeker vuurwapens geweest. Het zal zeker gebeurd zijn.
p. 139
V: Wat kun je ons vertellen over mishandelingen tegen jou gericht, gepleegd door [verdachte] ?
A: Dit was met name het slaan. [verdachte] sloeg altijd tegen de zijkant van het hoofd. Naar mate van het verzet, kreeg je meerdere slagen tegen je hoofd. [verdachte] sloeg dan altijd met de vlakke hand tegen het hoofd. Hij sloeg dan ook met kracht. Dit gebeurde tijdens de periode in [plaats 2] . Dit slaan gebeurde vaak in de showroom. Ook dit slaan gebeurde weer altijd in de groep en was iedereen hier bij.
Ook ben ik door [verdachte] een aantal keren aan mijn haren achterover getrokken. Al zijn agressieve acties waren altijd plotsklaps. Ook dit gebeurde weer in de showroom waar iedereen bij zat.
[verdachte] heeft mij ook vaker gewurgd. Hij knijpt dan met een hand de keel dicht. Dit gebeurde weer in dezelfde setting en op dezelfde manier als het trekken aan de haren. In de showroom, met de hele groep en heel onverwacht. Een reden, was er ook nu vaak niet. Maar [verdachte] had dus altijd een aanleiding, waarom hij ergens iets van vond en er gestraft moest worden. Dit kon al een opmerking zijn die je maakte. Ik denk dat dit 5 à 10 keer is gebeurd. Het gevolg van het dichtknijpen van de keel was, dat je de dag erna meestal zijn vingers in je keel had staan.
V: Zijn er mishandelingen gepleegd door [verdachte] tegen anderen waarvan jij getuige bent geweest?
p. 140
A: [benadeelde partij III] , [benadeelde partij II] , [benadeelde partij IV] en [getuige I] hebben echt het meeste te verduren gehad en dan vooral [benadeelde partij III] in de laatste periode. Toen is het echt heel erg geweest.
Ik kan me herinneren dat [benadeelde partij III] door [verdachte] heel veel geslagen is. Dit gebeurde soms wel meerdere keren per dag. Er zijn ook momenten geweest dat ze wel eens dagen achter elkaar geslagen is. Hij sloeg [benadeelde partij III] dan ook tegen haar hoofd. Hij sloeg dan meerdere keren en sloeg haar ook op andere plaatsen op haar lijf zoals de benen en armen. Dit gebeurde ook weer in de showroom in het bijzijn van de groep. Ze moest ook toelaten dat het allemaal gebeurde op deze momenten. Dit is meerdere keren gebeurd.
Dan is [benadeelde partij III] ook meerdere keren door [verdachte] aan de haren getrokken. [benadeelde partij III] is zelfs meters aan haar haren door [verdachte] over de grond gesleurd. Dit was echt niet normaal. Dit was ook weer in de showroom in het bijzijn van de groep. Dit is meerdere keren gebeurd. Ook is [benadeelde partij III] meerdere keren de keel dichtgeknepen. Dit gebeurde dan weer op dezelfde wijze en plaats als het bij mij gebeurde.
Dan is [benadeelde partij III] ook gebeten door een van de honden van [verdachte] . Deze honden werden door [verdachte] niet goed opgevoed. De hond [naam hond] , een American Bully, reageerde heel erg op prikkels en kon soms heel onstuimig zijn. De hond [naam tweede hond] was een Presa Canario en was ook niet goed hanteerbaar in stresssituaties. [verdachte] was de baas over de honden en als [verdachte] over de zeik ging, werden deze honden onstuimig.
Zo heeft [naam hond] , [benadeelde partij III] gebeten op het moment dat ze bedreigd werd door [verdachte] aan de eettafel. [verdachte] begaf zich op dat moment naar [benadeelde partij III] om haar te bedreigen en te slaan, waarop [benadeelde partij III] hysterisch werd. Dit was voor de hond de reden om [benadeelde partij III] te bijten. [betrokkene II] die ernaast zat, probeerde te helpen en werd ook nog door de hond gebeten. We moesten toen weer naar het ziekenhuis.
Dit alles heb ik dus zelf gezien en ben ik getuige van geweest.
[benadeelde partij II] , [benadeelde partij IV] , [betrokkene II] , [betrokkene III] en [getuige I] zijn ook veel geslagen door [verdachte] . Ze zaten dan op de bank en kregen dan klappen tegen hun hoofd, been of armen. Net waar [verdachte] hun raken kon. Ook werden ze door [verdachte] geslagen met een staalkabel. Ze moesten dan ook op de bank gaan zitten met hun billen naar achteren. Verder werden ze ook door [verdachte] aan hun haren getrokken en gesleurd en hun keel dicht geknepen.
Dit alles heb ik zelf gezien en gebeurde weer op dezelfde wijze en plaats als het bij mij en [benadeelde partij III] gebeurde.
Dan zijn er ook nog bedreigingen geweest met een gloeiende kachelpook. Hier stond [verdachte] dan in ieder geval met een gloeiende kachelpook voor
p. 141
deze persoon. Dit gebeurde ook weer op dezelfde plaats en wijze zoals ik al vaker heb omschreven.
Dan had [verdachte] er ook een handje van om ons hardhandig weg te stompen/duwen, zodat we uit onbalans raakten en op een andere plek terechtkwamen, dan waar we stonden of zaten. Of ergens tegenaan vielen. We moesten dan vaak voor hem gaan staan, waarop we klappen kregen en vervolgens hardhandig weggeduwd werden. Dit gebeurde eigenlijk bij iedereen uit de groep en gebeurde ook in de showroom. Dit is ook bij mij gebeurd en ik heb het ook veelvuldig gezien bij anderen.
V: [benadeelde partij I] heeft verklaard dat jij getuige bent geweest van het feit dat [verdachte] een keer op tafel is gesprongen en vervolgens een waxinelichtje in een glazen pot naar hem toe heeft geschopt. Wat kun jij ons hierover verklaren?
A: Ja. Daar was ik bij. Dit gebeurde ook met een hele lading aan dreigementen dat hij [benadeelde partij I] iets aan zou doen. Dit was in de showroom aan de eettafel. [benadeelde partij I] zat aan de kant van het raam. [verdachte] sprong op tafel en schopte. Het kaarsvet vloog alle kanten op. Het kaarsvet kwam tegen [benadeelde partij I] aan en het raam achter hem. Dat kaarsvet mocht van [verdachte] niet van het raam gehaald worden. Dit als triomf.
V: Volgens [benadeelde partij III] ben jij getuige geweest van het feit dat [verdachte] haar met lampenolie overgoten heeft. Wat kun je ons hierover verklaren?
A: Ik denk dat dit het voorval is, van wat ik heb gezegd met de hete olie. Dat [verdachte] haar in brand wilde steken.
V: Wat kun je ons verklaren over het bezit of gebruik van wapens, zoals messen door [verdachte] ?
A: [verdachte] had allerlei messen en zwaarden in verschillende soorten en maten.
p. 142
Ook had hij vaker vuurwapens bij zich in de showroom.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige I] (het hof begrijpt in dossier A ook genoemd: [getuige I]) d.d. 1 december 2020 (A. p. 147-157), voor zover inhoudende:
p. 147
V: vraag of opmerking verbalisant(en)
A: antwoord of reactie aangever
p.150
V: Zijn er bedreigingen gepleegd door [verdachte] tegen anderen waarvan jij getuige bent
geweest?
A: Ja dat ben ik zeker.
V: Wat kun je vertellen over overige bedreigingen van [benadeelde partij III] door [verdachte] ?
A: Hij heeft haar gedreigd om aan een spekhaak te hangen of met lampenolie te
overgieten. De spekhaal heb ik nooit gezien dat dit echt is gebeurd, de lampenolie wel. De dreigementen heb ik wel allemaal zelf gezien dat dit gebeurd is.
V: Wat kun je vertellen over overige bedreigingen van [benadeelde partij II] door [verdachte] ?
A: Bij [benadeelde partij II] heb ik ook bedreigingen gezien met een stok, stalen kabel, zweep en mes.
p. 151
V: Wat kun je ons vertellen over mishandelingen tegen jou gericht, gepleegd door [verdachte] ?
A: Ik ben door [verdachte] mishandeld in [plaats 2] . De mishandelingen gingen eigenlijk verder vanuit een dreigement. Ook heeft hij me meerdere keren geslagen met de vlakke hand in mijn gezicht. Dit slaan gebeurde echt met kracht. Hij sloeg altijd heel erg hard met zijn vlakke hand. Ook heeft hij mij meerdere keren de keel dicht geknepen. Meestal deed hij dit met 1 hand. Hij kneep dan zo hard, dat je de striemen in je hals had staan. Ik moest dan weer met een sjaal of iets dergelijks naar het werk, om mijn letsel te bedekken.
V: Wie waren getuige van deze mishandeling?
A: Deze vonden ook weer in de groep plaats, in de showroom. Dus iedereen die was er
getuige van.
p. 152
V: Zijn er mishandelingen gepleegd door [verdachte] tegen anderen waarvan jij getuige bent geweest?
A: Ja, dat ben ik.
V: Wat kun je vertellen over mishandelingen van [benadeelde partij IV] ?
A: Zij is ook door [verdachte] met de vlakke hand in haar gezicht geslagen. Ook meerdere keren en dit gebeurde dan ook vaak vanuit een dreigement. Er ging bij iedereen altijd wel iets aan vooraf. Ook is [benadeelde partij IV] gewurgd door [verdachte] , geduwd in de bank en aan haar haren getrokken. Dit eigenlijk op dezelfde manier, zoals het bij mij gebeurde. Ook dit gebeurde altijd in de showroom waar iedereen bij was. Er staat me ook iets bij, dat [benadeelde partij IV] door [verdachte] een keer met een stok of zweep geslagen is.
V: Wat kun je vertellen over mishandelingen van [benadeelde partij III] ?
A: [verdachte] sloeg altijd met kracht. [verdachte] sloeg haar ook met de vlakke in haar gezicht.
[benadeelde partij III] is ook door toedoen van [verdachte] door de hond [naam hond] in haar vinger gebeten. [verdachte]
was toen weer ontzettend boos en agressief. Omdat hij zo boos was, werden de honden ook agressief en op enig moment viel de hond [naam hond] dus aan en beet [benadeelde partij III] in haar vinger. Maar volgens [verdachte] was dit weer de schuld van [benadeelde partij III] zelf. Dit heb ik ook zelf gezien. [benadeelde partij III] moest hiervoor ook weer naar het ziekenhuis. Ook hier moesten we weer een ander verhaal vertellen, dan het echte verhaal dat het [verdachte] zijn schuld was. Verder heeft [verdachte] ook diverse keren [benadeelde partij III] aan haar haren getrokken en aan haar haren over de grond gesleept van de ene naar de andere plek. Dit kwam ook weer vanuit een bedreiging. Ook heeft [verdachte] haar meerdere keren gewurgd door haar keel dicht te knijpen. Dit gebeurde op dezelfde wijze als het bij mij gebeurde. En bij (… en) [benadeelde partij II] heeft [verdachte] ook meerdere keren een kussen op het gezicht gedrukt om ze te laten stikken. [verdachte] wist precies wanneer hij moest stoppen om erger te voorkomen.
p. 153
V: Wat kun je vertellen over overige mishandelingen van [benadeelde partij II] ?
A: [benadeelde partij II] is eigenlijk op dezelfde wijze mishandeld door [verdachte] als [benadeelde partij III] . Dus het slaan met een zweep, stok en vlakke hand. Het wurgen in de hals en het duwen van een kussen in het gezicht. Dit heb ik bij [benadeelde partij II] ook allemaal zelf gezien en gebeurde weer in de showroom.
p. 155
V: Wat kun je ons verklaren over de honden van [verdachte] ?
A: [verdachte] had twee honden [naam hond] en [naam tweede hond] . Het waren vechthonden. [naam hond] was wat kleiner en [naam tweede hond] was een grote, brede. Op zich konden ze rustig zijn, maar ze konden ook erg agressief zijn.
p. 156
Als [verdachte] weer eens agressief was, werden de honden ook helemaal agressief. Die waren hier in ieder geval heel gevoelig voor.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 10 november 2020 (B. p. 46-51), voor zover inhoudende:
p. 46
V: voor de vraag gesteld aan de verdachte
A: voor het door hem gegeven antwoord op de gestelde vraag
p. 47
V: Wat kun je ons nog vertellen over [benadeelde partij II] ?
A: Ze heeft wel klappen gehad in het gezicht.
p. 49
V: Ook [benadeelde partij III] heeft verklaard, dat jij [benadeelde partij II] vaker geslagen hebt. Dit is begonnen, nadat je [benadeelde partij III] niet meer sloeg, of in ieder geval aan het einde van deze periode?
A: [benadeelde partij III] heb ik wel eens een klap gegeven. De keren dat ik [benadeelde partij II] geslagen heb, kan [benadeelde partij III] dit zeker gezien hebben.
p. 50
V: [benadeelde partij II] heeft verklaard, dat jij haar meerdere keren in het gezicht heb geslagen.
A: De slagen die ik uitdeelde, waren met de vlakke hand. De week erop deed ik het weer. Iedereen was bang voor mij.
V: Volgens [benadeelde partij II] gebeurde dit in de showroom of buiten bij mooi weer.
A: Het gebeurde binnen, geen verdere getuigen dan de groep zelf.
V: Verder heeft [benadeelde partij II] verklaard dat jij haar vaker met vlakke hand tegen haar oren hebt geslagen.
A: Het kan zijn dat dit tegen het oor kwam.
11.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 11 november 2020 (B. p. 59-62), voor zover inhoudende:
p. 59
V: voor de vraag gesteld aan de verdachte
A: voor het door hem gegeven antwoord op de gestelde vraag
p. 60
V: Wat kun je ons nog vertellen over [benadeelde partij IV] ?
V: [benadeelde partij IV] verklaart dat ze ook door jou bedreigd is. [benadeelde partij II] heeft hier ook over verklaard en gezien dat jij [benadeelde partij IV] ook vaker bedreigd hebt. Dit gebeurde dan op dezelfde wijze, als je haar en anderen bedreigde. Hoe zit dit?
A: Als ik kwaad ben, dan praat ik dreigend. Dit is wel zo.
V: [benadeelde partij IV] heeft verklaard dat jij haar ook vaker mishandeld hebt. Je sloeg dan heel hard met je handen in haar gezicht. En het liefste sloeg je tegen haar oren. Hierdoor heeft zij 6 keer haar trommelvliezen gescheurd gehad.
A: Dat 6 keer lijkt me stug. Een keer is erg genoeg. En deze ene keer is een ongeluk geweest.
12.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 25 oktober 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
p. 3
U houdt mij voor dat mij wordt verweten dat ik een kaars of kaarslichthouder in de
richting van [benadeelde partij I] heb geschopt of gegooid. Het was een kaarsje en een houdertje. Ik heb het kaarsje geschopt.
p. 6
Ik heb [benadeelde partij II] met de hand geslagen in het gezicht. Dit was met de vlakke hand.
p. 7
Ik had een alarmpistool. U vraagt mij of ik de medebewoners heb laten weten dat het om een alarmpistool ging. Nee, dat heb ik ze niet laten weten. De jongens wisten het wel, maar de meiden (
het hof begrijpt o.a.: [benadeelde partij II] , [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV]) niet.
U houdt mij voor dat ik twee honden had. Dat klopt. De honden liepen daar rond. U
houdt mij voor dat [benadeelde partij III] heeft verklaard over een voorval met de honden op 28
februari 2016 waardoor zij naar het ziekenhuis moest. Het klopt dat ze is gebeten door de hond.
Ik heb [benadeelde partij III] met de vlakke hand geslagen
p. 8
Ik heb wel eens lampenolie over [benadeelde partij III] gegooid. Ik heb het over haar kleren gegooid.
U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat iedereen aanwezig was bij de bedreigingen. Dat klopt. U houdt mij voor dat ik verder heb verklaard dat ik handtastelijk werd en er klappen vielen als het na het dreigen niet stopte. Dat klopt. Als ik sloeg dan sloeg ik met de vlakke hand in het gezicht en ik wist waar ik sloeg.
De voorzitter gaat over tot bespreking van de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, mishandeling en de bedreiging van [benadeelde partij IV] (feit 1, 2 en 3 (
hof: thans feit 6, 8 en 9)). Het grijpen bij haar keel heeft een keer plaatsgevonden. Ik greep haar met twee handen bij de keel en schreeuwde haar dingen toe. Dat was aan tafel na het eten. Ik heb stevig gegrepen. Het zou kunnen dat
p. 9
ze geen lucht kreeg. Ik zal [benadeelde partij IV] vast met woorden hebben bedreigd.
Het slaan in het gezicht van [benadeelde partij IV] met de vlakke hand klopt.
13.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [benadeelde partij I] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 3 mei 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige:
p. 3
U houdt mij voor dat in mijn aangifte staat dat [verdachte] een waxinelichtje naar mij heeft
geschopt, u vraagt mij wat ik hierover kan vertellen. Toen is hij op tafel gesprongen en heeft een glas waar een waxinelichtje in zat keihard naar mij geschopt. Ik heb geluk dat het langs mij heen tegen de ruit is gegaan. Ik zat wel onder het kaarsvet.
U houdt mij voor dat [benadeelde partij II] en [benadeelde partij III] verklaren dat [verdachte] hen sloeg. U vraagt mij of ik dat heb gezien. Ik heb dat heel vaak gezien.
U houdt mij voor dat [benadeelde partij II] vertelt dat [verdachte] haar met een zweep sloeg. U vraagt mij of ik dat weet en daarbij was. Ik heb gezien dat hij haar, zoals ook bij [benadeelde partij III] , [getuige II] , [getuige I] en [benadeelde partij II] en nog een paar anderen, met de zweep sloeg. U vraagt mij of ik dat voorwerp kan omschrijven. Hij gebruikte verschillende zwepen. Een gevlochten zweep, een cowboys zweep van wel 4 meter lang, een bruine zweep, een soort ronde zweep.
p. 5
U houdt mij voor dat [benadeelde partij II] verklaart dat haar keel is dichtgeknepen en u vraagt mij of ik er bij was. Daar ben ik 1 of 2 keer bij geweest.
U houdt mij voor dat [benadeelde partij IV] heeft verklaard dat haar keel is dichtgeknepen. Ja, ik heb dat vaker gezien. Met de haren achterover over de stoelleuning, dat je haar nek hoort kraken is ze in haal keel geknepen.
U vraagt mij of ik specifieker kan zijn omtrent het kaarsvetincident. Achter mij was een
glazen pui, voor mij was een lange tafel, daar zitten we allemaal aan. Ik kan nergens heen want naast mij zitten mensen. Hij springt op tafel, daar stond een waxinelichtje en nog andere dingen, er schoot van alles mijn kant op. Er zat kaarsvet op het raam en op mij. U vraagt mij waar het kaarsvet zat. Het kaarsvet zat op mijn gezicht, schouder en vooral aan de linkerzijde van het raam en op mij.
14.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [benadeelde partij II] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 3 mei 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige:
p. 3
U houdt mij voor dat [benadeelde partij I] stelde dat hij een waxinelichtje naar zijn hoofd kreeg en u vraagt mij of ik daarbij was. Ja, [verdachte] stond op de tafel en trapte die kaarsenhouder naar [benadeelde partij I] . Dat kaarsvet knalt richting zijn kant op tegen het raam.
[verdachte] heeft niet alleen met zijn hand geslagen, hij sloeg tegen mijn oor en mijn gezicht met zijn hand, maar hij heeft mij ook
p. 4
geslagen met een hondenriem tegen mijn benen en armen.
U houdt mij voor dat [benadeelde partij III] verklaart dat [verdachte] haar sloeg en u vraagt of ik daar getuige van ben geweest en wanneer dat was. Ja, daar ben ik getuige van geweest. Dat was in dezelfde periode als dat hij mij sloeg. [benadeelde partij III] heeft dat zeker meegemaakt. U vraagt mij of ik erbij was toen [benadeelde partij III] haar keel werd dichtgeknepen. Jazeker.
U houdt mij voor dat [verdachte] honden had en dat uit het dossier naar voren komt dat de hond van [verdachte] [benadeelde partij III] gebeten heeft. U vraagt mij hoe dat ging. Hij ging steeds dichter
bij haar staan, en ook echt boven over haar heen hangen, en ik weet op dat moment niet
goed of hij haar toen sloeg. Maar wel dat hij heel bedreigend was naar haar. Volgens mij sloeg hij haar ook. Die honden werden er helemaal wild van, het zijn ook vechthonden. Een meisje van de groep probeerde de honden tegen te houden, dat lukte bij [naam hond] niet. Die greep haar dus in haar hand, waarna ze naar het ziekenhuis moest. U, raadsheer-commissaris, vraagt mij of de hond reageerde op de situatie en [verdachte] de hond dus niet zozeer heeft aangemoedigd. Ja dat klopt.
U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat [verdachte] wel eens met een zweep sloeg. U vraagt mij wat dat voor zweep was. Die zweep had hij van een hondenriem gemaakt, een leren gevlochten zweep. Hij
p. 5
gebruikte hem ook om te slaan.
U, raadsheer-commissaris, vraagt mij of er ook bedreigingen waren dat mij wat werd aangedaan. Jazeker, die gingen erover dat als ik niet zou deugen, dat hij me zou laten verkrachten door Bulgaren.
p. 6
U, advocaat-generaal, houdt mij voor dat op de tenlastelegging het dichtknijpen van mijn keel staat en u vraagt mij hoe dit ging. Hij heeft dat meermaals gedaan, maar dan zat ik op de bank en pakte hij mijn keel vast en kneep hij mijn keel dicht. U vraagt mij hoe dat voelde en wat ik voelde. Ik voel ademtekort, heel veel angst, ik voel ook pijn.
15.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [benadeelde partij III] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 3 mei 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige:
p. 2
U vraagt mij of ik erbij was toen [benadeelde partij I] een waxinelichtje naar zijn hoofd kreeg. Ja, daar was ik bij. We zaten gezamenlijk aan tafel om te eten. Er was een aanvaarding (
het hof begrijpt: aanvaring) tussen [verdachte] en [benadeelde partij I] . Achter [benadeelde partij I] was een raam. [verdachte] beschuldigde [benadeelde partij I] dat hij dingen niet goed had gedaan. [verdachte] sprong op de tafel en schopte de hele inhoud van de tafel naar [benadeelde partij I] toe. Het was een windlicht, dik glas. Er zat kaarsvet achter hem op het raam. Het kaarsvet moest op het raam blijven zitten en bleef daar totdat [benadeelde partij I] wegging.
U vraagt mij wanneer [verdachte] mij sloeg. Dat was heel vaak, beginnend in 2010 en eindigend in 2016. U vraagt mij met welke woorden [verdachte] mij bedreigde. Ik kan dat niet meer woordelijk precies zeggen, maar in ieder geval met vermoorden, verminken, omgekeerd in
p. 3
de schuur ophangen aan een spekhaak en wekenlang martelen. Hij zou met een staalkabel mijn bekken kapot slaan. Mijn keel doorsnijden, mijn kop eraf slaan, mijn hart stilzetten en Bulgaren op mij afsturen die mij gewelddadig zouden verkrachten.
Bij het voorlezen (
het hof begrijpt: van de verklaring van getuige [benadeelde partij III]) voegt mevrouw (
het hof begrijpt: getuige [benadeelde partij III]) toe dat verdachte haar met lampenolie heeft overgoten en vervolgens dreigde haar in brand te steken en met lucifers zat te spelen.
U vraagt mij of ik ben gebeten door een hond en of ik kan vertellen hoe dit ging. Ja, dat
klopt. Ik zat op dezelfde plek zoals toen met [benadeelde partij I] , we zaten met de hele groep bij elkaar
want het was zondag. Het was 28 februari 2016, dat was de laatste dag van februari dus
daarom weet ik dit nog. Hij begon op me in te slaan, en ik riep dat hij op moest houden, maar hij sloeg zo hard met zijn vuist dat ik op de grond viel en de honden begonnen van achter over hem heen te springen want die waren over de zeik geraakt. Toen lag ik op de grond tegen hem te schreeuwen dat hij moest stoppen, toen werd ik in mijn vinger gebeten.
U vraagt mij of [verdachte] de honden opdracht of commando gaf om mij te bijten. Nee, dat heeft hij niet gedaan. Maar mensen hebben wel tegen hem geroepen dat de honden agressief waren en daar deed hij niets mee. [verdachte] heeft altijd gezegd dat de honden er niet tegen
p. 4
konden als mensen emotioneel waren of huilden, dat [naam tweede hond] dan agressief werd en dat was algemeen bekend. Dat is ook vaker gebeurd dat [naam tweede hond] ging happen naar mensen die emotioneel waren. Van [naam hond] was het ook bekend, dat als [verdachte] met iemand bezig was ook al was het voor de grap, dan zelfs begon [naam hond] ertussen te springen en te happen. U, raadsheer-commissaris, vraagt mij of het goed genezen is. Nee, het is niet goed genezen. De vinger is verminkt. Ik heb drie maanden antibiotica elke dag moeten gebruiken, mijn vinger is verminkt, die staat vast, is vastgegroeid, er zit artrose in de vingertop en die kan ik niet meer goed gebruiken. Ik heb nog een chirurgische ingreep moeten ondergaan. Ik dacht dat de vinger geamputeerd moest worden. U, advocaat-generaal, vraagt mij of dit blijvend letsel is. Ja, dat is blijvend letsel.
U vraagt mij of ik mij kan het dichtknijpen van de keel kan herinneren waarover ik bij de politie heb verklaard. Ja. Dan heeft hij ook weleens mijn keel gepakt en met kracht dichtgeknepen zodat ik geen adem kreeg.
16.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [benadeelde partij IV] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 3 mei 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige:
p. 3
U vraagt mij of ik weet wanneer [benadeelde partij I] een waxinelichtje naar zijn hoofd kreeg en of ik
daarbij was. Ik was erbij en zat er tegenover. Ik weet de datum niet maar het was daglicht, de gordijnen waren open. Uiteindelijk kwam het kaarsvet op het raam terecht. [verdachte] sprong op de tafel, een heel grote tafel in [plaats 2] waar we gezamenlijk aan aten. Hij heeft toen inderdaad dat waxinelichtje geschopt naar het gezicht van [benadeelde partij I] toe. Uiteindelijk weet ik nog dat het kaarsvet achter [benadeelde partij I] op de ruit terecht is gekomen. Hij was echt heel dichtbij. Ik heb daarna nog aan [verdachte] gevraagd of ik dat kaarsvet op de ramen mocht opruimen, want we moesten alles vragen, maar dat werd verboden want hij wilde dat [benadeelde partij I] moest weten wie de baas was.
U vraagt mij of ik weet wanneer [verdachte] mij sloeg. Ontelbare keren, dat is een periode
jarenlang elke bijeenkomst geweest. U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat [verdachte] mijn keel heeft dichtgeknepen. Ook heel vaak. U vraagt mij of daar iemand bij was. Ja, dat deed hij waar mensen bij waren. U vraagt mij of ik zag dat hij dat ook bij [benadeelde partij II] deed. Dat deed hij volgens mij bij alle vrouwen op een enkeling na.
U vraagt mij of ik weet wanneer [verdachte] mij met de zweep sloeg. Dat is in 2017 geweest.
p. 4
Toen sloeg hij mij met die zweep op mijn arm. Ik had een striem op mijn arm. Hij had verschillende zwepen, ook een lange, maar toen was het volgens mij een korte, een dikke korte zweep. Hij had een heel arsenaal aan zwepen. Een paardenzweep en lange zweep waarmee hij in de lucht knalde, maar dit was een korte dikke.
p. 5
U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat ik ben bedreigd en u vraagt mij met welke
bewoordingen. Hij bedreigde dat hij me zou doden. Hij dreigde me ook te laten verkrachten.
U, advocaat-generaal, vraagt mij of er op enig moment honden aanwezig waren en waar dat was. Ja, dat begon in [plaats 2] . Het was een grote hond met grote kop, die heette [naam tweede hond] . En hij had een hond die heette [naam hond] .
We zaten aan diezelfde tafel als dat voorval met [benadeelde partij I] , [benadeelde partij III] zat aan de raamzijde. [verdachte] mishandelde haar en sloeg haar tot ze echt van haar stoel viel met haar hand onder de tafel. Toen [verdachte] haar aan het slaan was, sprong de grote hond met zijn poten op [verdachte] zijn schouders. Ik pakte de hond bij de hals en nam hem mee. Ik had de grote hond links en de kleine hond rechts bij me gehouden en [betrokkene II] probeerde toen nog om [verdachte] tot rust te manen. Maar [benadeelde partij III] lag toen al zo met die hand, en ik had de kracht niet meer om twee sterkte honden vast te houden. Toen moest ik de keuze maken welke van de twee ik moest laten gaan, en toen heb ik de keuze voor de kleine hond gemaakt. Die ging onder de tafel door en beet in haar hand.
p. 6
U, advocaat-generaal, vraagt mij waarom [verdachte] bang was dat ik zou gaan praten hierover, u vraagt mij of hij enige schuld had aan het feit dat de honden haar aanvielen. Ja, hij is verantwoordelijk voor de honden.
Zaak met parketnummer 03-031416-21
1.
Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 10 november 2020 (B. p. 14-15), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant III] en [verbalisant IV] :
Op 10 november 2020 hielden wij op de locatie [straat] , [plaats] , binnen de gemeente Leudal, als verdachte aan de heer [verdachte] .
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (B. p. 74), voor zover inhoudende:
Inbeslagname
Adres: [straat]
Postcode Plaats: [plaats]
Datum:10-11-2020
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
IBN-code / Voorwerpnummer: o1.01 / LB1 R020064_631278
Object: wapens/wapenstokken
Bijzonderheden: ploertendoder
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2020 (B. p. 69-73), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant V] en [verbalisant VI] :
p. 69
Op 10 november 2020 bevonden wij ons in de woning gelegen aan de [straat] , [plaats] . In de woning werd buiten heterdaad aangehouden de heer [verdachte] , geboren op [geboortedatum] . In de woning werd in de hal op de kast een ploertendoder aangetroffen. De ploertendoder lag direct voorhanden op circa twee meter van de voordeur.
Op 10 november 2020 werd door mij een onderzoek ingesteld naar de op
10 november 2020 te [plaats] inbeslaggenomen voorwerpen.
p. 71/72
Het is een wapen wat door middel van een slaande beweging uitgeschoven wordt. Het wapen is in drie delen, het handvat en twee verende delen met daaraan een verzwaard uiteinde.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat het aangetroffen voorwerp een ploertendoder betreft, te weten een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 1 onder 3 van Wet wapens en munitie.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 (B. p. 85-86), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant VII] :
Op 11 november 2020 heb ik op grond van de Wet wapens en munitie aan de eigenaar van de woning van de [straat] te [plaats] genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] , de uitlevering gevorderd van de in die woning daarvoor vatbare voorwerpen tot inbeslagname. Op 11 november 2020 ben ik samen met [verbalisant VIII] , de woning van [verdachte] , gelegen aan de [straat] te [plaats] , binnen gegaan. In de lade van de salontafel zag ik diverse messen liggen waaronder een mes met opdruk Al Mar in een bruine etui en een mes met opdruk Al Mar in een zwarte etui.
De genoemde goederen werden door mij inbeslaggenomen.
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (B. p. 127), voor zover inhoudende:
Inbeslagname
Adres: [straat]
Postcode Plaats: [plaats]
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
IBN-code / Voorwerpnummer: o2.lade salontafel.3 mes Al Mar in bruine etui /
LB1R020064 631925
Object: wapens/messen
Bijzonderheden: mes met opdruk Al Mar in bruine etui
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (B. p. 135), voor zover inhoudende:
Inbeslagname
Adres: [straat]
Postcode Plaats: [plaats]
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
IBN-code / Voorwerpnummer: o2.lade salontafel.7 mes Al Mar zwarte etui / LB1 R020064_631929
Object: wapens/messen
Bijzonderheden: mes merk Al Mar, in zwarte etui
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2020 (p. 156-158), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant IX] :
p. 156
Op 24 november 2020 heb ik, in de hoedanigheid aangesteld als taakaccenthouder Wet wapens en munitie, een onderzoek ingesteld naar de bij verdachte [verdachte] in beslag genomen wapens.
Wapen 1
Een mes waarvan het heft haaks op het lemmet staat of geplaatst kan worden en dat
bestemd is om bij gebruik in de palm van de hand te worden gehouden, terwijl het
lemmet tussen de vingers door naar buiten steekt. De lengte van het vilmes betreft
13,7 centimeter en de breedte (heft) 7 centimeter.
Dit betreft derhalve een zogenoemd vilmes in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I
onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Wapen 2
Het mes is voorzien van twee snijkanten waarvan de punt is gelegen op de as van de
lengterichting van het lemmet. Het gewicht van het lemmet is zwaarder dan dat van
het heft. Het mes is geborgen in een lederen foedraal. De lengte van het werpmes
betreft 20 centimeter.
Het mes betreft een werpmes in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Wapen 4
Ik zag dat het voorwerp een zogenoemde telescoopstok betrof bestaande uit 3 in elkaar schuifbare delen. Ik zag dat het dunste gedeelte een verdikt/zwaarder uiteinde
p. 157
had. Ik zag dat het dikste deel, de handgreep, voorzien was van rubber. In uitgeschoven toestand heeft deze ploertendoder een lengte van 45 cm. In ingeschoven toestand heeft deze ploertendoder een lengte van 20 cm. Dit voorwerp is een uitschuifbare en verende staaf met een verzwaard uiteinde.
Derhalve is dit voorwerp een ploertendoder en een wapen in de zin van artikel 2 lid
1, categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie.
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 25 oktober 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik een wapenstok voorhanden hebben gehad. Het klopt dat ik een vilmes voorhanden heb gehad. Het klopt dat ik een dubbelsnijdend mes voorhanden heb gehad.
Verweren van de verdediging ten aanzien van de in zaak met parketnummer 03-284808-20 tenlastegelegde feiten
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 03-284808-20 onder 1, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair, 7 primair, 8 en 9 tenlastegelegde feiten. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat ten aanzien van de tenlastegelegde feiten niet duidelijk is wanneer die feiten zouden hebben plaatsgevonden. Er is een lange pleegperiode tenlastegelegd, waarbij een exacte pleegdatum dan wel een redelijke pleegperiode ontbreekt. Op deze manier valt voor de verdediging niet te toetsen welke feiten al dan niet zijn verjaard, dan wel – aan de hand van een pleegdatum – te weerleggen dat bepaalde feiten niet hebben plaatsgehad. Bovendien hebben oud-leden van de leefgemeenschap contact met elkaar en zijn twee van hen zelfs met elkaar getrouwd, aldus de verdediging.
Nu het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het thans onder 7 (primair en subsidiair) tenlastegelegde feit, behoeft het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van dat feit geen nadere bespreking.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging in het bijzonder nog naar voren gebracht dat onduidelijk is wat er precies is gebeurd, alsmede dat verklaringen daarover tegenstrijdig zijn. Zo heeft [benadeelde partij III] eerst verklaard dat [benadeelde partij I] een bord en een kaars tegen zich aan kreeg gegooid, dit terwijl zij later heeft verklaard dat alles wat op tafel stond naar [benadeelde partij I] zou zijn geschopt. Voor zover al sprake zou zijn van het schoppen van een waxinelichtje in de richting van [benadeelde partij I] , levert dit geen poging tot zware mishandeling op. Veel vragen zijn onbeantwoord gebleven – waaronder hoe hard zou zijn geschopt en met welk(e) voorwerp(en) – zodat niet kan worden vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte de aanmerkelijke kans in zich had dat dit zou kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
Voorts heeft de verdediging bepleit dat de verdachte van de onder 3 primair, 4 primair en 6 primair tenlastegelegde pogingen tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging – kort gezegd – naar voren gebracht dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld met welke kracht en intensiteit het vastpakken en dichtdrukken van de keel heeft plaatsgevonden. Evenmin blijkt hoe lang het dichtgedrukt houden van de keel telkens heeft geduurd. Bovendien ontkent de verdachte gehandeld te hebben met de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe brengen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van alle onder 5 tenlastegelegde varianten (primair, subsidiair, meer subsidiair, meest subsidiair, uiterst subsidiair) dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het meest subsidiair tenlastegelegde – hetgeen het hof bewezen acht – heeft de verdediging aangevoerd dat het bijten door de hond van de verdachte niet aan hem kan worden toegerekend. De honden werden reeds door [benadeelde partij IV] vastgehouden zodat aan de verdachte niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij onvoldoende zorg heeft gedragen over de onder zijn gezag staande honden, door deze niet vast te zetten. Nu de honden door [benadeelde partij IV] werden vastgehouden was het ook niet duidelijk dat er een risico bestond dat een van de honden [benadeelde partij III] zou gaan bijten. Bovendien is het de vraag of de verdachte – die boos was – heeft meegekregen dat de honden zo te keer gingen, aldus de verdediging.
Tot slot heeft de verdediging bepleit dat de verdachte van de onder 8 en 9 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. In dit verband heeft de verdediging naar voren gebracht dat ten aanzien van deze feiten algemene – niet altijd met elkaar overeenkomende – verklaringen zijn afgelegd. Bovendien blijkt niet duidelijk – mede gelet op een mogelijke verjaring van de feiten – op welke datum en op welke plaats de feiten zich zouden hebben afgespeeld, zodat dit in strijd is met het recht op een
fair trial.
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof overweegt voorts als volgt.
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat de verklaringen van de aangevers [benadeelde partij I] , [benadeelde partij II] , [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] en van de overige getuigen op essentiële punten met elkaar overeenkomen maar wezenlijk verschillen met hetgeen de verdachte heeft verklaard. Ten aanzien van diverse aspecten staan de verklaringen van de aangevers en de getuigen enerzijds en de verklaringen van de verdachte anderzijds lijnrecht tegenover elkaar. Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid en de betrouwbaarheid van hetgeen de aangevers en de getuigen hebben verklaard. Hierbij heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verschillende aangevers ieder telkens op verschillende momenten – waaronder bij de raadsheer-commissaris – in de kern hetzelfde hebben verklaard. Bovendien vinden de verschillende verklaringen van aangevers steun in elkaars verklaringen en in de verklaringen van de getuigen [getuige II] en [getuige I] en deels in de door de verdachte zelf afgelegde verklaringen. Het hof heeft ook niet de indruk gekregen dat verklaringen van de aangevers en van de getuigen op elkaar zijn afgestemd. In dit verband heeft het hof in aanmerking genomen dat zij ten aanzien van bepaalde gebeurtenissen in de kern hetzelfde hebben verklaard, maar dat de verklaringen niet steeds letterlijk hetzelfde zijn. Het hof acht de verklaringen van de aangevers en de getuigen dan ook betrouwbaar en geloofwaardig en gebruikt die voor het bewijs. Uit hetgeen de aangevers en de getuigen hebben verklaard volgt dat de mishandelingen en bedreigingen telkens in [plaats 2] plaatsvonden.
Voor zover de verdediging naar voren heeft gebracht dat een lange pleegperiode is tenlastegelegd en dat het mede om die reden voor de verdediging moeilijk is om te weerleggen of bepaalde feiten wel of niet hebben plaatsgevonden, stelt het hof vast dat de verdachte zich ten aanzien van verscheidene gebeurtenissen/gedragingen heeft uitgelaten, waaruit het hof afleidt dat het voor de verdachte duidelijk was op welke verwijten hij respondeerde. Verdachtes verklaringen sluiten voor een deel ook aan bij de verklaringen van de aangevers dat zij in de door hen genoemde periode – en daarmee binnen de tenlastegelegde periode – door de verdachte zijn mishandeld en/of bedreigd. Het vorenstaande impliceert dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode continu en onafgebroken de hem verweten handelingen heeft verricht, maar wel dat hij dat op een (of meerdere) tijdstip(pen) in de tenlastegelegde periode heeft gedaan.
Zaak met parketnummer 03-284808-20, feit 1
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte in 2015 in [plaats 2] een glazen pot met daarin een brandend waxinelichtje op korte afstand met kracht naar het gezicht van [benadeelde partij I] heeft geschopt. [benadeelde partij I] heeft toen kaarsvet in het gezicht gekregen en er kwam kaarsvet op het raam. Nu er (vloeibaar) kaarsvet in het gezicht van [benadeelde partij I] en op het raam terecht is gekomen, kan naar het oordeel van het hof genoegzaam worden vastgesteld dat sprake was van een brandend waxinelichtje. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte ook verklaard dat hij het kaarsje (
het hof begrijpt: naar [benadeelde partij I]) heeft geschopt. Op basis van hetgeen [benadeelde partij III] ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verklaard, stelt het hof vast dat de glazen pot was gemaakt van dik glas. Uit hetgeen [benadeelde partij IV] bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard, leidt het hof af dat [benadeelde partij I] zich op korte afstand van de verdachte bevond toen de verdachte de glazen pot met daarin het brandende waxinelichtje naar het gezicht van [benadeelde partij I] heeft geschopt. [benadeelde partij I] heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat de verdachte het glas – waarin het waxinelichtje zat – keihard naar hem heeft geschopt.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof – en anders dan door de verdediging is bepleit – genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte terwijl hij op een eettafel stond met kracht en van een korte afstand een zich op die tafel bevindende glazen pot, gemaakt van dik glas, met daarin een brandend waxinelichtje en aldus vloeibaar kaarsvet, naar het gezicht van [benadeelde partij I] heeft geschopt, die aan die eettafel zat. Naar algemene ervaringsregels roept het met kracht en vanaf een korte afstand schoppen van een glazen voorwerp naar het gezicht van aangever de aanmerkelijke kans in het leven dat de aangever zwaar lichamelijk letsel oploopt, zoals oogletsel of zelfs blindheid. Bovendien bevond zich in het glas een brandend waxinelichtje met vloeibaar kaarsvet en heeft [benadeelde partij I] ook kaarsvet in zijn gezicht gekregen, hetgeen ook tot verwondingen en tot mogelijk blijvende en ontsierende littekens in zijn gezicht of ernstig dan wel blijvend zichtletsel had kunnen leiden. De gedragingen van de verdachte zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat hij die aanmerkelijk kans ook willens en wetens heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij I] .
Het verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-284808-20 onder 1 tenlastegelegde wordt verworpen.
Zaak met parketnummer 03-284808-20, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 6 primair
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2009 tot en met 30 september 2018 in [plaats 2] [benadeelde partij II] , [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] meerdere keren bij de keel heeft vastgepakt en de keel telkens heeft dichtgeknepen. Gelet op hetgeen de aangeefsters hebben verklaard kan naar het oordeel van het hof eveneens genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte de keel telkens ook enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden. In dit verband neemt het hof in aanmerking dat [benadeelde partij II] bij de politie heeft verklaard dat de verdachte haar keel vastpakte, langzaam met zijn hand de keel dichtkneep en dat zij daarna striemen in haar nek had. Ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft zij verklaard dat de verdachte haar keel vastpakte, haar keel dichtkneep, alsmede dat zij ademtekort voelde. [benadeelde partij II] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat de verdachte meerdere keren haar keel heeft dichtgeknepen.
[benadeelde partij III] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat de verdachte haar keel vastpakte en dat haar keel met kracht werd dichtgeknepen waardoor zij geen adem kreeg. [benadeelde partij IV] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte haar heel vaak heeft gewurgd. Uit haar verklaring blijkt dat de verdachte haar bij de keel pakte, dat er een enorme druk op haar strottenhoofd werd uitgeoefend en dat zij daardoor geen lucht kreeg. Ook getuige [getuige I] heeft het woord ‘wurgen’ gebezigd en heeft verklaard dat zij heeft gezien dat dit bij [benadeelde partij II] is gebeurd. Getuige [getuige II] heeft verklaard dat de verdachte haar eveneens meerdere keren heeft gewurgd, alsmede dat ‘het gevolg van het dichtknijpen van de keel was dat je de dag erna meestal zijn vingers in je keel had staan’. Voorts heeft [getuige II] verklaard dat bij [benadeelde partij III] meerdere keren haar keel werd dichtgeknepen en dat dit op dezelfde wijze gebeurde als bij haar. Het hof begrijpt de verklaring van [getuige II] aldus dat ook bij [benadeelde partij III] (afdrukken van) de vingers van de verdachte in de keel van [benadeelde partij III] zichtbaar waren. Voor wat betreft de bewezenverklaarde pleegdata gaat het hof op basis van de gebezigde bewijsmiddelen ervan uit dat de bewezenverklaarde gedragingen plaatsvonden ten aanzien van alle drie de aangeefsters in dezelfde periode. De verdachte hiermee geconfronteerd en hierover bevraagd in eerste aanleg, heeft die periode niet betwist en is daarop in hoger beroep niet teruggekomen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat de verdachte telkens met kracht de keel heeft vastgepakt en deze vervolgens heeft dichtgeknepen en voor enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden. Het gegeven dat is verklaard over ademtekort, het niet krijgen van lucht en/of de omstandigheid dat nadien striemen in de nek/verdachtes vingers nog zichtbaar waren, duiden daar op.
Het met kracht dichtknijpen en voor enige tijd dichtgeknepen houden van iemands keel brengt in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. De keel is immers een kwetsbaar lichaamsonderdeel en op deze plek bevinden zich kwetsbare en vitale weke delen van de hals, met daarbinnen de luchtweg en slagaders. Door aldus te handelen heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze kwetsbare en vitale delen beschadigd zouden raken waardoor – bijvoorbeeld ten gevolge van zuurstoftekort en/of een afgesloten slagader – zwaar lichamelijk letsel het gevolg had kunnen zijn.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij II] , [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] , zoals respectievelijk onder 3 primair, 4 primair en 6 primair is bewezenverklaard.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van voornoemde feiten wordt verworpen.
Zaak met parketnummer 03-284808-20, feit 5 meest subsidiair
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat een hond van de verdachte, [naam hond] genaamd, in de vinger van [benadeelde partij III] heeft gebeten waardoor zij artrose en een onbuigzaam onderste kootje van de rechter wijsvinger heeft opgelopen. Gelet hierop en hetgeen [benadeelde partij III] ten overstaan van de raadsheer-commissaris omtrent het letsel heeft verklaard, kan naar het oordeel van het hof genoegzaam worden vastgesteld dat zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit verband neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat uit de door [benadeelde partij III] op 3 mei 2023 bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring blijkt dat voornoemd letsel blijvend letsel is, alsmede dat zij nog een chirurgische ingreep heeft moeten ondergaan.
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat verdachtes honden gevoelig reageerden op stress, schreeuwen en op situaties waarin iemand aan het huilen was. Door de op 28 februari 2016 ontstane situatie – verdachte werd boos op [benadeelde partij III] en heeft haar bij die gelegenheid geslagen waarop [benadeelde partij III] schreeuwde dat hij moest stoppen – raakten de honden van de verdachte ernstig over hun toeren, zoals door [benadeelde partij III] is verklaard. Dat de verdachte daar niets van zou hebben meekregen – zoals door de verdediging naar voren is gebracht – acht het hof niet geloofwaardig. In dit verband heeft het hof mede acht geslagen op de door [benadeelde partij IV] bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring waarin naar voren komt dat op 28 februari 2016 een van verdachtes honden met zijn poten op de schouders van de verdachte sprong. [benadeelde partij III] heeft voorts verklaard dat [naam hond] de verdachte altijd te hulp schoot als er iets gebeurde. Zij heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris bovendien verklaard dat [naam hond] in dergelijke situaties er dan ertussen sprong en begon te happen. Gelet hierop kan naar het oordeel van het hof dan ook genoegzaam worden vastgesteld dat ook de verdachte wist dat [naam hond] zonder adequate begeleiding en/of controle, onder voornoemde omstandigheden, een gevaar vormde voor (mensen in) de omgeving.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte een onder zijn gezag staande hond [naam hond] onvoldoende onder controle heeft gehad, waardoor de hond in de vinger van [benadeelde partij III] heeft kunnen bijten. Naar het oordeel van het hof is het dan ook aan verdachtes schuld te wijten dat [benadeelde partij III] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voor zover de verdediging naar voren heeft gebracht dat [benadeelde partij IV] de honden heeft vastgehouden zodat aan de verdachte niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij onvoldoende zorg heeft gedragen voor de onder zijn gezag staande honden, volgt het hof de verdediging op dat punt niet. De twee honden van verdachte zijn niet de honden van [benadeelde partij IV] . Er bestond derhalve geen gehoudenheid van haar kant om deze honden vast te houden. Dit ligt geheel anders voor wat betreft de verdachte. Hij was daar zonder meer toe gehouden dan wel te doen wat redelijkerwijs nodig was om dit bijtincident te voorkomen, zoals het muilkorven of naar een andere ruimte geleiden. Niets van dit heeft de verdachte ondernomen.
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat [benadeelde partij IV] op een gegeven moment niet langer de kracht had om de twee sterke honden tegelijkertijd blijvend vast te houden. Zij heeft vervolgens een van verdachtes honden los moeten laten. Op basis van de inhoud van het dossier is het hof niet gebleken dat de verdachte op enig moment iets heeft gedaan – ook niet nadat [benadeelde partij IV] een van verdachtes honden los moest laten – om [naam hond] onder zijn controle en/of begeleiding te brengen, dan wel zijn hond uit de ruimte heeft verwijderd.
Het hof acht derhalve het onder 5 meest subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het verweer strekkende tot vrijspraak van dit feit.
Zaak met parketnummer 03-284808-20, feit 8
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – stelt het hof vast dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode de aangevers [benadeelde partij II] , [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] meerdere malen heeft mishandeld. De verdachte heeft [benadeelde partij II] mishandeld door haar met kracht met de platte hand in haar gezicht te slaan, door haar met kracht met een zweep op haar armen en benen te slaan en door haar met kracht tegen haar oren te slaan. Ook heeft hij een kussen in haar gezicht gedrukt. Het hof overweegt met betrekking tot deze gedraging dat het een feit van algemene bekendheid is dat dit bij de ander, in dit geval [benadeelde partij II] , een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam teweegbrengt. Hij heeft [benadeelde partij III] mishandeld door haar met kracht met platte hand in haar gezicht te slaan, door haar met kracht met de vuist te slaan in haar gezicht en buik, door haar met kracht te schoppen tegen haar benen, door haar met kracht aan haar huid bij de keel vast te pakken en hier vervolgens met kracht aan te trekken.
Voorts heeft de verdachte [benadeelde partij IV] mishandeld door haar met kracht in haar gezicht en tegen haar oor/oren te slaan, door haar met kracht te slaan of te stompen tegen haar lichaam waardoor zij achteroverviel en haar vervolgens, als zij was opgestaan, weer achterover te slaan en door haar met een zweep op haar arm te slaan.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt ook dat zij door de mishandelingen van de verdachte pijn en/of letsel hebben ondervonden.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van dit feit wordt verworpen.
Zaak met parketnummer 03-284808-20, feit 9
Gelet op de inhoud van de ten aanzien van feit 9 genoemde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte in de tenlastegelegde periode de aangevers [benadeelde partij I] , [benadeelde partij II] , [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] meerdere malen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met verkrachting.
Het hof stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte onder andere heeft bedreigd met de woorden: ‘als je weg gaat bij de groep dan laat ik je eerst gelukkig worden en dan vermoord ik je nog of laat ik je vermoorden’, ‘ik zet je hart stil in de nacht’ en ‘ik laat je verkrachten door Bulgaren’, althans met woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Uit de verklaringen van de aangevers en getuigen volgt voorts dat bedreigingen ook bestonden uit het dreigend op de keel zetten van een mes, het dreigend voorhouden van een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, het dreigend voorhouden van een kachelpook en te doen alsof hij met dit voorwerp wilde slaan. Ten aanzien van [benadeelde partij III] blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen dat de verdachte haar met lampenolie heeft overgoten, een lucifer heeft gepakt en vervolgens heeft gedreigd de lucifer aan te steken en [benadeelde partij III] vervolgens in brand te steken. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte bekend dat hij de aangevers heeft bedreigd, maar dat hij zich de woorden waarmee hij dreigde niet meer kan herinneren. Ten aanzien van het dreigen met het vuurwapen heeft de verdachte bovendien verklaard dat hij een alarmpistool in zijn bezit had en dat de vrouwelijke aangeefsters ( [benadeelde partij II] , [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] ) niet wisten dat het om een nep vuurwapen ging.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de bedreigingen van dien aard zijn geweest en onder zodanige omstandigheden hebben plaatsgehad dat bij de aangevers in redelijkheid de vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd en zij zich bovendien, uit angst voor de gevolgen voor vertrek uit de groep, niet aan de voortduring van deze bedreigingen durfden te onttrekken.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van dit feit.
Zaak met parketnummer 03-031416-21, feit 1 en feit 2
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte een drietal wapens in de zin van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Het hof volgt daarbij de conclusies van verbalisant [verbalisant IX] dat de genoemde bij de verdachte aangetroffen wapens kunnen worden aangemerkt als een ploertendoder en een vilmes in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I onder 3, van de Wet Wapens Munitie en een werpmes in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III onder 3, van de Wet wapens en munitie. Voor zover de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat de wapenstok niet kan worden aangemerkt als ploertendoder omdat deze niet verend is, wijst het hof in de eerste plaats op de bevindingen van verbalisanten [verbalisant V] en [verbalisant VI] dat het in verdachtes woning aangetroffen voorwerp een wapen betreft dat door middel van een slaande beweging uitgeschoven wordt, dat het tevens een wapen betreft in drie delen, te weten het handvat en twee
verendedelen met daaraan een verzwaard uiteinde en voorts dat in artikel 2, eerste lid aanhef en onder g, van de Regeling wapens en munitie als ploertendoder wordt gedefinieerd “een verende of uitschuifbare staaf met een verzwaard uiteinde”. Dat betekent dat het voorwerp, ook al zou het niet veren (quod non), zoals verdachte naar voren heeft gebracht, onder de definitie van een ploertendoder valt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-284808-20 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: