ECLI:NL:GHSHE:2024:1617

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
20-002394-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van goederen in Roosendaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal. De politierechter had de verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voor het stelen van een trilplaat en een kruiwagen, en later een accu van een elektrische fiets en een scooter. De verdachte had tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en bevestiging van de straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de diefstal van de trilplaat en kruiwagen, en betwistte de vorderingen van de benadeelde partijen. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de trilplaat en kruiwagen, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het hof heeft de diefstal van de accu en scooter bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002394-23
Uitspraak : 8 mei 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 27 juni 2023, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, met parketnummers 02-082098-23 en 02-082103-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979 of [geboortedag] 1979,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Dordrecht te Dordrecht.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-082098-23 en het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-082103-23 bewezenverklaard, dat telkens gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] , deze toegewezen tot een bedrag van €1.940,= vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met veroordeling van verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij en deze begroot op nihil. Voorts heeft de politierechter de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 2] is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep niet gehandhaafd, zodat deze niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-082098-23 en het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-082103-23 bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat deze integraal toegewezen dienen te worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot datzelfde bedrag.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-082098-23 en het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-082103-23. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] is niet ontvankelijkheid bepleit van de benadeelde partijen in de vorderingen.
Indien en voor zover tot een veroordeling mocht komen is door de verdediging ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden voor zover deze ziet op de kosten van het kettingslot. Voor het overige gedeelte van de vordering heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] is primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden en subsidiair dat bij schatting van de hoogte van de vordering een lager bedrag dient te worden toegekend dan gevorderd.
Voorts heeft de raadsman van de verdachte verzocht om, bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, telkens af te zien van het opleggen van de gijzeling.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 02-082098-23:
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Roosendaal, althans in Nederland, een trilplaat en/of een kruiwagen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 02-082103-23:
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Roosendaal, althans in Nederland, een accu (van een elektrische fiets), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2022 te Roosendaal, althans in Nederland, een scooter (met kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 02-082098-23 tenlastegelegde
De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij dit feit ontkend. Het hof is, met de raadsman, van oordeel dat de foto’s en videobeelden van de diefstal die zich in het dossier bevinden, onvoldoende duidelijk zijn om tot een betrouwbare herkenning van de verdachte te komen. Het hof heeft de verdachte, welke ter terechtzitting is verschenen, daarop dan ook niet kunnen herkennen. Het enkele gegeven dat de verdachte op 8 juni 2022, 4 dagen na de diefstal, werd aangetroffen in de nabijheid van een kruiwagen, aangenomen dat het de kruiwagen van [benadeelde 2] is, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat het de verdachte is geweest die de kruiwagen en trilplaat op 4 juni 2022 heeft weggenomen.
Nu aanvullend bewijsmateriaal ontbreekt heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 02-082098-23 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 22 oktober 2022 te Roosendaal, een accu (van een elektrische fiets), die aan [benadeelde 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij 11 juli 2022 te Roosendaal, een scooter (met kenteken: [kenteken] ), die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een accu van een fiets en de diefstal van een scooter. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de slachtoffers en enkel oog gehad voor eigen gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 4 maart 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte reeds eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, waarbij aan hem onder meer vrijheidsstraffen en een ISD-maatregel zijn opgelegd. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof weegt die omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat hij ongewenst vreemdeling is en dat hij daardoor geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen, dat hij gezondheidsproblemen heeft en dat hij 2 dagen per week op de markt werkt.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de veelvuldige recidive ten aanzien van vermogensdelicten, de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ondanks dat het hof een diefstal minder heeft bewezenverklaard dan de politierechter, acht het hof gelet op het voorgaande eenzelfde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 625,00 aan materiële schade, zijnde de aanschaf van een nieuwe accu, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven. De vordering is onderbouwd met de factuur van de aanschaf van een nieuwe accu. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij toegelicht dat de weggenomen elektrische fiets ten tijde van het wegnemen van de accu ongeveer een half jaar oud was en dat deze niet was verzekerd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering integraal toegewezen dient te worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering tot schadevergoeding nu niet vast is komen te staan hoe oud de accu was en welke waarde de accu had op het moment dat deze werd weggenomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof begroot de materiële schade naar billijkheid op een bedrag van € 400,00 nu de benadeelde partij ter terechtzitting heeft verklaard dat de elektrische fiets een half jaar oud was maar dit niet met nadere stukken, waaronder de aankoopnota van de fiets (met accu) heeft kunnen onderbouwen. Het hof zal het meer of anders gevorderde met betrekking tot de materiële schade, groot € 225,00, afwijzen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 3] is toegebracht tot een bedrag van € 400,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 8 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om, bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, af te zien van het opleggen van de gijzeling daar de verdachte, omdat hij ongewenst vreemdeling is, de vordering niet op legale wijze kan voldoen met als gevolg dat het onvermijdelijk is dat de gijzeling ten uitvoer zal worden gelegd. Het voorgaande vormt voor het hof echter geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel, inclusief 8 dagen gijzeling indien verhaal niet mogelijk blijkt, niet op te leggen. Dit temeer nu er in de executiefase met bijzondere omstandigheden rekening kan worden gehouden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld. In het schade-onderbouwingsformulier d.d. 13 april 2023, wordt geen schadebedrag genoemd en in de bijlage van het schade-onderbouwingsformulier bevindt zich een factuur ter hoogte van € 1.890,00. Deze factuur, met factuurdatum 11 juni 2022, ziet op de aanschaf van de scooter. De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.940,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof beschikt enkel over een aantekening mondeling vonnis van 27 juni 2023 waardoor het voor het hof niet duidelijk was waarom het door de politierechter toegewezen bedrag, hoger was dan het bedrag als vermeld op de factuur gevoegd bij het schade-onderbouwingformulier. Het hof navraag gedaan bij de rechtbank om het voorstaande op te helderen. Hieruit is gebleken dat de benadeelde partij ter terechtzitting van 27 juni 2023 was verschenen en aldaar de vordering heeft bijgesteld tot een bedrag van € 1.940,00 aan materiële schade. De vordering valt uiteen in een bedrag van € 1.890,00 zijnde de nieuwprijs van de weggenomen scooter en een bedrag van € 50,00 voor een kettingslot. De benadeelde partij gaf daarbij als toelichting dat de scooter op het moment van de diefstal slechts een maand oud was en dat, met de diefstal van de scooter, ook een kettingslot was weggenomen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het hof de vordering integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat zelfde bedrag.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden voor zover deze ziet op de kosten van het kettingslot van € 50,00 nu de diefstal van het kettingslot niet ten laste is gelegd en de benadeelde partij daarvan ook geen aangifte heeft gedaan. Voor het overige gedeelte van de vordering heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.890,00, zijnde de nieuwprijs van de weggenomen scooter. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof is voor het overige deel, zijnde de kosten van het kettingslot groot € 50,00, van oordeel dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Bij gebreke van een nadere onderbouwing, kan het hof dit gedeelte van de vordering tot schadevergoeding niet beoordelen.. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof het onderzoek ter terechtzitting zou heropenen om de gegrondheid van de vordering tot schadevergoeding nader te onderzoeken. Het hof zal dan ook bepalen dat de vordering in zoverre overeenkomstig het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.890,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 1.890,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 28 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om, bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, af te zien van het opleggen van de gijzeling daar de verdachte, omdat hij ongewenst vreemdeling is, niet op legale wijze geld kan verdienen en de vordering niet derhalve kan voldoen met als gevolg dat het onvermijdelijk is dat de gijzeling ten uitvoer zal worden gelegd. Het voorgaande vormt voor het hof om redenen als hiervoor vermeld, echter geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel, inclusief 28 dagen gijzeling indien verhaal niet mogelijk blijkt, niet op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-082098-23 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van materiële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige, groot € 225,00, af;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 8 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.890,00 (duizend achthonderdnegentig euro) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat de vordering voor het overige, groot € 50,00 niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , in de zaak met parketnummer 02-082103-23 onder feit 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.890,00 (duizend achthonderdnegentig euro) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 28 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits en E.E. Lommers, griffiers,
en op 8 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.