ECLI:NL:GHSHE:2024:1610

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
20-002755-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs voor ontploffing van vuurwerk en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met zwaar vuurwerk en poging tot zware mishandeling. De politierechter had de verdachte partieel vrijgesproken van het voorhanden hebben van een Cobra/Nitraat vuurwerk. Het hof oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om vast te stellen dat de verdachte op 31 december 2021 een Cobra of Nitraat vuurwerk had afgestoken. Er was geen technisch onderzoek gedaan naar het voorwerp dat was ontploft, waardoor de aard ervan niet kon worden vastgesteld. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel of schade aan het voertuig van de buitengewoon opsporingsambtenaren. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de partiële vrijspraak van de politierechter.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002755-23
Uitspraak : 7 mei 2024
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 27 september 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-160360-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
BRP-adres: [adres 1] (postadres),
ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven verblijfadres van de verdachte:
[adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte partieel vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, te weten van het voorhanden hebben van een Cobra/Nitraat, in elk geval een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk in Gapinge. De politierechter heeft de verdachte, bij vonnis waarvan beroep, ter zake van de eendaadse samenloop van: ‘opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is’ en ‘poging zware mishandeling’ (feit 1 en feit 2 primair) en ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II’ (feit 3) veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte partieel vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde, te weten van het voorhanden hebben van een Cobra/Nitraat, in elk geval een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk in Gapinge. Het hof is van oordeel dat deze partiële vrijspraak als een beschermde vrijspraak moet worden beschouwd.
Het hoger beroep is onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat tegen deze beschermde partiële vrijspraak is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd en voorts omdat het vonnis niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2021 te Arnemuiden, gemeente Middelburg, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op straat
- waar zich op dat moment en/of op korte afstand een voertuig met daarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bevond
- een (aangestoken/tot ontbranding gebrachte) Cobra of Nitraat, in elk geval een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk, in de richting van voornoemd voertuig, te gooien en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat voertuig, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die voornoemde inzittenden van het voertuig, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die voornoemde inzittenden van het voertuig, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2021 te Arnemuiden, gemeente Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een aangestoken/tot ontbranding gebrachte Cobra of Nitraat, in elk geval een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk, heeft gegooid naar/vlakbij en/of in de richting vanhet voertuig waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2021 te Arnemuiden, gemeente Middelburg, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een aangestoken/tot ontbranding gebrachte Cobra of Nitraat, in elk geval een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk te gooien naar/vlakbij en/of in de richting van het voertuig waarin zich die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bevonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2021 tot en met 31 januari 2022 te Arnemuiden, althans in Nederland, één wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een Cobra of een Nitraat, in elk geval een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, maar met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aan dit oordeel ligt het navolgende ten grondslag.
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 december 2021, omstreeks 16:30 uur, waren buitengewoon opsporingsambtenaren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] belast met het maken van dronebeelden in verband met het toen geldende samenscholingsverbod bij ‘ [café] ’. De buitengewoon opsporingsambtenaren waren in burger gekleed en reden in een privé-voertuig. Toen zij na het maken van de dronebeelden wilden wegrijden, zagen zij dat de verdachte op de kruising bij de Nieuwlandseweg te Arnemuiden een voorwerp aanstak en op straat gooide. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden op dat moment achteruit omdat ze niet konden keren. Het voorwerp, cilindervormig en ongeveer 10 centimeter lang, kwam volgens [slachtoffer 2] ongeveer drie meter achter het voertuig terecht en ongeveer 3,5 tot 4 meter volgens [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft daarop zijn auto in de vooruit-stand gezet en is met slippende banden hard weggereden.
Toen de auto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op een afstand van ongeveer zeven meter van het voorwerp was, kwam het voorwerp tot ontploffing met een flits en harde knal. [slachtoffer 1] is vervolgens te voet achter de jongen aan gegaan en heeft hem gevraagd wat hij gegooid had. Hierop verklaarde de jongen, de verdachte, die onder invloed leek, dat het een Cobra was.
De verdachte werd hiervoor op 31 december 2021 buiten heterdaad aangehouden. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte werd in zijn slaapkamer bovenop een kledingkast een zwart cilindervormig voorwerp met de opdruk ‘Super Cobra 6’ aangetroffen. Dit voorwerp hebben de verbalisanten in beslag genomen. In het dossier bevindt zich een “Deskundigenverklaring gevaarzetting Super Cobra 6” d.d. 10 december 2021 van het NFI.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij vuurwerk van twee jaar geleden wilde afsteken op de oude binnendijk in Arnemuiden, zodat niemand er last van zou hebben. Hij wilde het afsteken in de berm. Hij had geen enkele intentie om iets of iemand iets aan te doen. Hij gooide iets in de berm en op dat moment kwam, van achterop, een auto aangereden. Hij zag de auto pas toen hij het voorwerp al had gegooid. Het vuurwerk ging af ruim voordat de inzittenden uit de auto stapten en het ging niet af in de buurt van de auto. De auto was 10 tot 20 meter verwijderd van het vuurwerk toen het ontplofte. De verdachte heeft verklaard dat hij aan de BOA’s heeft verteld dat het een nitraat, een soort rotje, was. Hij heeft nooit gezegd dat het een Cobra was.
In het dossier bevinden zich geen foto’s van de restanten van het gegooide vuurwerk, noch is daarnaar enig onderzoek gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte de intentie – in de zin van ‘vol opzet’ – had om de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel en/of schade aan het voertuig toe te brengen. Met de politierechter ziet het hof zich dan voor de vraag gesteld of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voor de beantwoording van die vraag dient het volgende juridische kader.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het zwaar lichamelijk letsel en/of schade aan het voertuig – aanwezig wanneer de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Om tot het bewijs van voorwaardelijk opzet te kunnen komen, dienen drie condities te zijn vervuld:
(1) de gedraging van de verdachte heeft een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven geroepen;
(2) de verdachte heeft ten tijde van de gedraging wetenschap gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg door zijn gedraging zal intreden en
(3) de verdachte heeft die aanmerkelijke kans ten tijde van de gedraging aanvaard, c.q. op de koop toe genomen.
De beantwoording van de eerste vraag, te weten of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven heeft geroepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die ‘naar algemene ervaringsregels’ aanmerkelijk is te achten. Onder deze ‘naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans' dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden ‘reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid’ of ‘de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans’.
Leidend bij de beoordeling van de aanmerkelijkheid van de kans op het gevolg is dus de vraag of die kans naar betrekkelijk objectieve maatstaven aanwezig kon worden geacht. ‘Objectief’ omdat het gaat om een beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging en de kans op het intreden van de potentiële gevolgen ervan door de rechter. Doorslaggevend is dus niet de inschatting van de dader. Die objectieve maatstaf is te meer van belang ingeval het – zoals in de onderhavige zaak – gaat om een poging. Voor een strafbare poging mag worden geëist dat – ofschoon het gevolg niet is ingetreden – het beschermde rechtsgoed daadwerkelijk in gevaar is gebracht.
Het hof kan op basis van het strafdossier niet meer buiten redelijke twijfel vaststellen dan dat de verdachte op 31 december 2021 op de kruising tussen de Nieuwlandseweg en Kanaaldijk te Arnemuiden een voorwerp heeft afgestoken en dat deze op ongeveer zeven meter afstand van het voertuig van buitengewoon opsporingsambtenaren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tot ontploffing is gekomen. Anders dan de politierechter, is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor de vaststelling dat de verdachte op 31 december 2021 een Cobra, Nitraat of een ander zwaar stuk (illegaal) vuurwerk tot ontploffing heeft gebracht. Nu er geen enkel (technisch) onderzoek is verricht naar (de resten van) het afgestoken voorwerp, kan de aard hiervan niet worden vastgesteld. Dat bij de doorzoeking van de woning in Gapinge op verdachtes kamer een ‘Super Cobra 6’ zou zijn aangetroffen, maakt naar oordeel van het hof nog niet dat de verdachte op oudejaarsdag 2021 in het bezit was van eenzelfde stuk vuurwerk en dat hij deze ter ontploffing heeft gebracht.
Het hof is van oordeel dat met deze vaststellingen onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit kan volgen dat en in welke mate een ongeval met zwaar lichamelijk letsel aan de zijde van de buitengewoon opsporingsambtenaren en/of schade aan het voertuig van deze opsporingsambtenaren waarschijnlijk was.
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof ook anderszins niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan gerechtvaardigd de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en/of schade aan het voertuig heeft aanvaard. De verdachte zal derhalve van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door het gooien van een aangestoken of tot ontbranding gebrachte Cobra, Nitraat of ander zwaar stuk (illegaal) vuurwerk naar, vlakbij of in de richting van het voertuig waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich bevonden.
Nu het hof de aard van het tot ontploffing gebrachte voorwerp, wegens het ontbreken van elk (technisch) onderzoek daaromtrent, niet vast heeft kunnen stellen, kan naar oordeel van het hof niet zonder meer worden geconcludeerd dat de verdachte een Cobra, Nitraat of ander zwaar stuk (illegaal) vuurwerk heeft gegooid, zoals aan hem is tenlastegelegd. Om die reden zal de verdachte ook van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3:
Onder artikel 2, eerste lid categorie II onder 7° van de Wet wapens en munitie vallen voorwerpen die bestemd zijn voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing. Het gaat bij ‘voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken’ om voorwerpen die naar hun aard bestemd zijn voor het treffen van personen of zaken. Het gaat dus om een geobjectiveerd criterium: de bestemming die verdachte voor ogen had, is niet van doorslaggevend belang (ECLI:NL:HR:2009:BG776).
Zoals hierboven reeds is overwogen, is het hof van oordeel dat op basis van het procesdossier niet zonder meer kan worden vastgesteld dat het door de verdachte ter ontploffing gebrachte voorwerp daadwerkelijk een Cobra, Nitraat of een ander stuk zwaar (illegaal) vuurwerk betrof. Nu ook enig rapport ontbreekt over de aard en de impact van het tot ontploffing gebrachte voorwerp, kan naar oordeel van het hof niet zonder meer worden vastgesteld dat het desbetreffende voorwerp naar zijn aard bestemd was voor het treffen van personen of zaken. Het enige rapport dat in het dossier voorhanden is, betreft een algemeen NFI-rapport over de ‘Super Cobra 6’. Hoewel het hof op basis van dit rapport wellicht zou kunnen concluderen dat een ‘Super Cobra 6’ naar zijn aard bestemd is voor het treffen van personen of zaken, ontbreekt elke vaststelling dat het tot ontploffing gebrachte voorwerp daadwerkelijk een Super Cobra 6 betrof. De verdachte zal derhalve ook van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de partiële vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde, namelijk van het voorhanden hebben van een Cobra/Nitraat, in elk geval een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk, in Gapinge.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. A.E.J. Satink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Beskers, griffier,
en op 7 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.E.J. Satink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.