In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door een gewezen verdachte, die om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand heeft verzocht. De rechter heeft overwogen dat hij niet gebonden is aan de door de raadslieden opgestelde declaraties, ook niet als deze voorzien zijn van een gedetailleerde urenspecificatie. De rechter heeft de ruimte om hiervan af te wijken indien er gronden van billijkheid aanwezig zijn. In deze zaak is het hof van oordeel dat de opgegeven kosten, waaronder een uurtarief van € 295,- (excl. BTW), niet als 'in het oog springend bovenmatig' kunnen worden aangemerkt in verhouding tot de aard en complexiteit van de zaak.
Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend en dat aan de voorwaarden voor toekenning van schadevergoeding is voldaan. De kosten van rechtsbijstand zijn voldoende gestaafd door de overgelegde declaratie-specificaties. Het hof heeft besloten om een totaalbedrag van € 3.889,83 aan de verzoeker toe te kennen, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.