ECLI:NL:GHSHE:2024:1588

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
200.335.642_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar BOR-3 traject en ouderschapsbemiddeling in een familiezorgzaak

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader in een familiezorgzaak. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. van den Heuvel, heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. A. Hollman, heeft verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 april 2024, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De vader heeft verzocht om een raadsonderzoek en een begeleide omgangsregeling met zijn dochter, [minderjarige], die in 2021 is geboren. De rechtbank had eerder het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling en co-ouderschapsregeling afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een gezamenlijke wens is om de omgang tussen de vader en [minderjarige] te herstellen, waarbij de raad heeft geadviseerd om partijen te verwijzen naar een BOR-3 traject en ouderschapsbemiddeling.

Het hof heeft besloten om partijen te verwijzen naar het genoemde traject en heeft alle verdere beslissingen aangehouden voor de duur van acht maanden. De moeder heeft toegezegd de vader voorlopig te blijven informeren over de ontwikkeling van [minderjarige]. De beslissing van het hof is op 8 mei 2024 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 mei 2024
Zaaknummer: 200.335.642/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/294568 / FA RK 21-2734 en C/03/319963 / FA RK 23-2623
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Hollman.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] . Hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond van 14 september 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 december 2023, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- dat er een raadsonderzoek of een onderzoek van het NIFP wordt gelast om de mogelijkheden voor zorg en opvoeding c.q. omgang tussen [minderjarige] en de vader te onderzoeken;
- dat de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn tot begeleide contact/omgang met elkaar in het kader van de module Begeleide Omgangsregeling (BOR) niveau 3 van en onder regie en begeleiding van een professional uit de regio [plaats 1] of een andere in goede justitie te bepalen professional, waarbij de invulling, de duur en de frequentie van de begeleide omgang aan de professional wordt overgelaten, althans een in goede justitie te bepalen
begeleide zorgregeling, waarbij de ouders in de gelegenheid worden gesteld
een ouderschapsreorganisatie te volgen;
- dat onder regie en begeleiding van de betrokken hulpverlening zal worden toegewerkt naar (on)begeleide omgang, afwisselend in [plaats 1] en [plaats 2] , waarbij in [plaats 1] de overdracht onder begeleiding zal plaatsvinden;
- waarbij het doel zal zijn toe te werken naar een definitieve weekendregeling en verdeling van de schoolvakanties, althans een in goede justitie te bepalen zorgregeling;
- te bepalen een informatie- en consultatieverplichting, waarbij de moeder de vader één keer per veertien dagen schriftelijk aan de vader bericht aangaande de algemene ontwikkeling van [minderjarige] en de medische problemen passende bij de leeftijd van [minderjarige] , waaronder doch niet uitsluitend haar voortgang op het kinderdagverblijf/kinderopvang, groei en ontwikkeling,
vrijetijdsbesteding en sociaal gedrag en dat de moeder de vader onmiddellijk informeert als daartoe op medisch gebied nood is en als er veranderingen zijn in het gedrag van [minderjarige] , vergezeld van enkele recente foto's en video's van [minderjarige] , althans een in goede justitie te bepalen informatie- en consultatieverplichting;
- onder compensatie van de kosten van deze procedure en de procedure in eerste aanleg tussen partijen, in die zin dat partijen ieder zijn eigen kosten draagt.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 januari 2024, heeft de moeder verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen als zijnde ongegrond en/of ongemotiveerd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. R.A. van den Heuvel;
  • de moeder, bijgestaan door mr. E. Smeets kantoorgenoot van mr. A. Hollman;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met producties (62 t/m 65) namens de moeder, ingekomen ter griffie op 5 april 2024;
  • het V8-formulier met producties (3 t/m 29) namens de vader, ingekomen ter griffie op 9 april 2024;
  • het V6-formulier met productie (66) namens de moeder, ingekomen ter griffie op 10 april 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend en de ouders zijn gezamenlijk met het gezag belast over [minderjarige] . [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling ( C/03/294568 / FA RK 21-2734) en een co-ouderschapsregeling (C/03/319963 / FA RK 23-2623) tussen hem en [minderjarige] afgewezen.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vader een aandeel moet hebben in de zorg voor [minderjarige] . De vader mist [minderjarige] en de moeder geeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aan dat [minderjarige] haar vader mist. Het gewenste uiteindelijke resultaat volgens partijen is dat [minderjarige] onbegeleid en onbelast contact heeft met haar vader in de vorm van een weekendregeling, in [plaats 1] . Partijen zijn het er ook over eens dat er al geruime tijd geen contact is tussen de vader en [minderjarige] en dat om die reden de omgang onder begeleiding dient te worden opgestart.
De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep geadviseerd om partijen te verwijzen naar [instantie] in [plaats 3] . [instantie] biedt onder meer een BOR-3 traject en ouderschapsbemiddeling aan. Dit acht de raad beide nodig. De raad heeft daarnaast juist deze organisatie geadviseerd vanwege de woonplaatsen van partijen en de mogelijkheid die deze organisatie biedt van begeleid contact op locatie; naast eventuele omgang in (de omgeving van) [plaats 3] zou zo ook begeleide omgang in [plaats 2] en [plaats 1] kunnen plaatsvinden. Bovendien is uit navraag door de raad gebleken dat partijen op relatief korte termijn bij [instantie] kunnen starten. [instantie] kan aan de slag wanneer er een verwijzing is vanuit het hof; de gemeente [plaats 2] kan dan een maatwerkcontract/indicatiebesluit verstrekken.
Met partijen is de mogelijkheid tot verwijzing naar [instantie] besproken en na een schorsing van de mondelinge behandeling hebben beide partijen zich bereid verklaard dit traject aan te gaan.
3.5.
Gelet op het vorenstaande zal het hof partijen verwijzen naar [instantie] en alle beslissingen aanhouden voor de duur van acht maanden. Dit geldt ook voor het verzoek ter zake van de informatie- en consultatieregeling. Het hof gaat ervan uit, zoals de moeder ook heeft toegezegd tijdens de mondelinge behandeling, dat de moeder de vader voorlopig blijft informeren over [minderjarige] zoals zij dat nu ook al doet.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst partijen naar een BOR-3 traject en ouderschapsbemiddeling bij [instantie] , [adres] in [plaats 3] , waarbij de nadere invulling van het traject wordt bepaald door en zal worden overgelaten aan [instantie] ;
verzoekt de advocaat van de vader tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum de rapportage van [instantie] omtrent de voortgang van het BOR-3 traject en de ouderschapsbemiddeling bij het hof in te dienen, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de moeder en de raad, waarna het hof partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 8 januari 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, G.M. Goes en A.M. van Riemsdijk en is op 8 mei 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van de griffier.