Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
(pagina 61 e.v. en pagina 68 e.v.). Naast voornoemde processen-verbaal beschikt het hof eveneens over de in concept opgemaakte verklaringen van getuige [getuige 1] , welke conceptverklaringen wel door getuige [getuige 1] zijn ondertekend. Het hof stelt vast dat deze conceptverklaringen op onderdelen niet overeenkomen met de van het procesdossier deel uitmakende processen-verbaal van verhoor getuige die door verbalisant [verbalisant 1] zijn opgemaakt en ondertekend. In laatstgenoemde processen-verbaal zijn namelijk op onderdelen bewoordingen aan getuige [getuige 1] toegeschreven welke blijkens de conceptverklaringen niet door haar zijn gebezigd. Daar komt bij dat in de uitgewerkte processen-verbaal van verhoor zoals opgenomen op bladzijdes 61 e.v. en 68 e.v. van het procesdossier staat dat getuige [getuige 1] slechts door één verbalisant zou zijn gehoord, te weten door verbalisant [verbalisant 1] , terwijl dit onjuist blijkt te zijn. Uit het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 oktober 2021 bij de raadsheer-commissaris volgt immers dat zij bij die gelegenheid door twee verbalisanten is verhoord, hetgeen bevestiging vindt in het door verbalisant [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2023, alsmede in de getuigenverklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij de raadsheer-commissaris op 22 november 2022 respectievelijk 27 september 2023. Dit alles overziende is het hof van oordeel dat voorgaande een onherstelbaar vormverzuim oplevert dat is begaan in het voorbereidend onderzoek.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Bewijsuitsluiting
(het hof begrijpt: [getuige 4] :)
(het hof begrijpt: [getuige 4] :)
(het hof begrijpt: [getuige 4] :)
(het hof begrijpt: [getuige 4] :)
(het hof begrijpt: [betrokkene 1] )hem niets zegt en dat ook de aan hem bij die gelegenheid getoonde foto’s van [betrokkene 1] hem niets zeggen. Aangezien er ook overigens in het dossier geen enkel aanknopingspunt is te vinden dat [betrokkene 1] op enigerlei wijze betrokken zou zijn geweest bij de overval, staat de verdachte alleen in zijn verklaring dienaangaande. Het hof is van oordeel dat de door [benadeelde 4] en [benadeelde 1] opgegeven lengte wel past bij de lengte van de verdachte, te weten, zoals hij zelf heeft verklaard, rond de 1.65/1.66/1.67 meter. Daar komt bij dat [benadeelde 4] een van de twee personen die op 25 oktober 2016 in haar zaak waren, herkende als de overvaller. De verdachte heeft bevestigd dat hij inderdaad op 25 oktober 2016 met een vriend in de frituur was. Het hof ziet, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen redenen om te twijfelen aan die herkenning van de verdachte door aangeefster. Aangeefster heeft immers vanaf het begin verklaard dat de overvaller haar bekend voorkwam en weet hem direct te herkennen op het moment dat hij op 25 oktober 2016 in persoon voor haar staat. Van enige beïnvloeding, zoals de raadsman heeft betoogd, is naar het oordeel van het hof niet gebleken. Voorts heeft ook [getuige 4] , de neef van de verdachte, tegenover aangeefster verklaard dat hij op basis van de hem getoonde camerabeelden van de overval de verdachte herkende als de overvaller. Dat [getuige 4] hier later op terugkomt bij zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris, doet daaraan niet af. Zijn eerdere verklaring over de herkenning tegenover aangeefster [benadeelde 4] vindt immers steun in de door aangeefster overlegde whatsapp-gesprekken tussen haar en [getuige 4] , waaruit naar het oordeel van het hof zondermeer blijkt dat [getuige 4] de verdachte als de overvaller van de frituur heeft herkend.
afpersing.
50 (post i. en deels post vi.), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2016. Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
[benadeelde 4]ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.927,00 (tweeduizend negenhonderdzevenentwintig euro) bestaande uit € 427,00 (vierhonderdzevenentwintig euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf;
[benadeelde 3]ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.935,00 (duizend negenhonderdvijfendertig euro) bestaande uit € 435,00 (vierhonderdvijfendertig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
[benadeelde 1]ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.807,99 (tweeduizend achthonderdzeven euro en negenennegentig cent) bestaande uit € 307,99 (driehonderdzeven euro en negenennegentig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
[benadeelde 2]ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.100,00 (duizend honderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.