Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2012 in de Verenigde Staten. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Oost-Brabant verzocht om alleen met het gezag over het kind te worden belast, maar dit verzoek was afgewezen. De vrouw voerde aan dat de gezondheid van het kind ernstig in gevaar is en dat er geen effectieve communicatie meer mogelijk is tussen de ouders, wat de zorg voor het kind bemoeilijkt. De man, verweerder in hoger beroep, betwistte de noodzaak van wijziging van het gezag en stelde dat hij wel degelijk betrokken is bij de zorg voor het kind.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 zijn beide ouders gehoord, evenals de vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de man sinds 2022 geen contact meer heeft gehad met het kind. Gezien de medische problemen van het kind, die regelmatig spoedige beslissingen vereisen, heeft het hof geoordeeld dat het noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het gezag voortaan alleen aan de vrouw toekomt, zodat zij adequaat kan handelen in het belang van het kind. De man blijft echter geïnformeerd over de medische zorg van het kind.