Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarige, geboren in 2022. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 5 september 2023 aangevochten, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarige werd beëindigd en het gezag aan de vader werd toegewezen. De moeder stelde dat haar situatie ten opzichte van de eerdere beschikking was verbeterd en dat zij in staat was om het gezag weer gezamenlijk uit te oefenen. De vader, verweerder in hoger beroep, betwistte dit en voerde aan dat de moeder in het verleden niet aan haar verantwoordelijkheden had voldaan en dat het in het belang van de minderjarige was dat hij alleen het gezag uitoefende.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2024 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De raad adviseerde om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat haar situatie structureel was gewijzigd. Het hof concludeerde dat het in het belang van de minderjarige was dat de vader eenhoofdig gezag uitoefende, gezien de onduidelijkheid over de stabiliteit van de moeder en haar rol als gezaghebbende ouder. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.