Uitspraak
Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. A. Hollman (waarnemend voor haar kantoorgenoot);
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de vader.
3.De beoordeling
Daarnaast laat [minderjarige] zelfbepalend gedrag zien. Zij komt met leeftijdgenootjes in conflict als het spel niet volgens haar regels verloopt en het lukt haar niet om in haar eigen bed te slapen. Ondanks de inzet van jarenlange hulpverlening, lukt het de ouders niet het geleerde vast te houden en kijken zij beperkt naar hun eigen aandeel. Er is naast ontkenning van de problematiek ook sprake van onmacht. Het niet bieden van structuur en duidelijkheid is schadelijk voor [minderjarige] . De ouders hebben hard gewerkt, maar de ondertoezichtstelling is nog steeds nodig. De ouders kunnen onvoldoende onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging wegnemen en hulp in een vrijwillig kader is te vrijblijvend. Gelet op het verleden (er is al twee keer eerder een ondertoezichtstelling geweest) vreest de GI dat de ouders vroegtijdig afhaken in het hulpverleningstraject als er enkel nog een vrijwillig kader resteert.