ECLI:NL:GHSHE:2024:1549

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
200.337.828_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die sinds 3 december 2021 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen. De rechtbank Limburg had op 22 november 2023 de ondertoezichtstelling verlengd, en de moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De moeder stelt dat de situatie van [minderjarige] is verbeterd en dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig is. De GI daarentegen betoogt dat er nog steeds ernstige bedreigingen zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige], vooral gezien de geschiedenis van huiselijk geweld tussen de ouders en de recente incidenten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2024 zijn zowel de moeder als de GI gehoord, evenals de vader van [minderjarige]. De moeder heeft aangevoerd dat zij en de vader de zorg voor [minderjarige] goed hebben verdeeld en dat er structuur en stabiliteit in de thuissituatie is. De GI heeft echter benadrukt dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling te verlengen op goede gronden is genomen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 2 mei 2024
Zaaknummer : 200.337.828/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/323398 / JE RK 23-1842
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.J.W. van Rooij,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Deze zaak gaat over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Het hof merkt als belanghebbende aan:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling voor één jaar te verlengen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 22 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 februari 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog af te wijzen voor de duur van de periode met ingang van de datum van de beschikking van het hof, dan wel de duur van de ondertoezichtstelling te verkorten.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 maart 2024, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen en voormelde beschikking te bekrachtigen eventueel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. A. Hollman (waarnemend voor haar kantoorgenoot);
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de vader.
2.3.1.
De raad heeft zich bij brief van 28 februari 2024, ingekomen ter griffie op 4 maart 2024, afgemeld voor de mondelinge behandeling.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlagen van mr. Van Rooij van 12 maart 2024, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 22 november 2024;

3.De beoordeling

3.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Zij woont bij de moeder.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 3 december 2021 onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 3 december 2024 en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan. De rechtbank oordeelt ten onrechte dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar sociaal emotionele ontwikkeling wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling nodig is gelet op haar systeem- en persoonlijke problematiek. [minderjarige] is vrolijk en ontwikkelt zich goed. De moeder heeft een baan en de ouders hebben de zorg voor [minderjarige] onderling goed verdeeld. Er is structuur, rust en duidelijkheid. De ouders zijn bereid en in staat om de hulpverlening door te zetten in een vrijwillig kader. Zij accepteren hulpverlening vanuit de Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG) en volgen adviezen van professionals en jeugdbeschermers op. De ouders ervaren de opvoedondersteuning als prettig en leerzaam. [minderjarige] krijgt onderzoeken via de [instantie] en zij gaan [minderjarige] observeren op school. Daarnaast hebben de ouders een netwerk dat hen kan helpen indien nodig. De rechtbank heeft zich teveel laten leiden door een eenmalig voorval destijds dat heeft geleid tot een melding bij Veilig Thuis. De moeder heeft hard gewerkt aan een stabiele thuissituatie voor [minderjarige] . De ouders wonen inmiddels niet meer samen. De moeder ziet de jeugdbeschermer niet vaak en ervaart geen ondersteuning van de GI. Eigenlijk komt het er op neer dat ze niets heeft aan de ondertoezichtstelling.
De ondertoezichtstelling is ten onrechte met de duur van een jaar verlengd. Door de moeder is uitdrukkelijk aangevoerd dat er met een periode van drie of zes maanden moet worden volstaan. De beslissing is op dit punt onvoldoende door de rechtbank gemotiveerd. Mocht het hof de ondertoezichtstelling in stand laten, dan verzoekt de moeder de ondertoezichtstelling te beperken tot maximaal een half jaar.
3.6.
De GI voert in het verweerschrift en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar sociaal emotionele ontwikkeling bedreigd. Zij is blootgesteld aan huiselijk geweld tussen haar ouders. [minderjarige] woont sinds juni 2023 weer thuis en in augustus 2023 is er een melding geweest bij Veilig Thuis in verband met huiselijk geweld. De woningbouwvereniging heeft gedreigd met procedures tot huisuitzetting als de vader niet vertrekt uit de woning. De vader woont nu ergens anders, maar de ouders hebben nog steeds een relatie en zodra zij over een gezamenlijke woning beschikken willen zij weer gaan samenwonen. De huidige woonsituatie geeft meer rust, maar op het moment dat de ouders weer gaan samenwonen schat de GI in dat er opnieuw een groot risico is op huiselijk geweld.
Daarnaast laat [minderjarige] zelfbepalend gedrag zien. Zij komt met leeftijdgenootjes in conflict als het spel niet volgens haar regels verloopt en het lukt haar niet om in haar eigen bed te slapen. Ondanks de inzet van jarenlange hulpverlening, lukt het de ouders niet het geleerde vast te houden en kijken zij beperkt naar hun eigen aandeel. Er is naast ontkenning van de problematiek ook sprake van onmacht. Het niet bieden van structuur en duidelijkheid is schadelijk voor [minderjarige] . De ouders hebben hard gewerkt, maar de ondertoezichtstelling is nog steeds nodig. De ouders kunnen onvoldoende onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging wegnemen en hulp in een vrijwillig kader is te vrijblijvend. Gelet op het verleden (er is al twee keer eerder een ondertoezichtstelling geweest) vreest de GI dat de ouders vroegtijdig afhaken in het hulpverleningstraject als er enkel nog een vrijwillig kader resteert.
Inmiddels is de IAG wekelijks in de thuissituatie bij de ouders. Er wordt ingezet op de oudercommunicatie en de opvoedingsvaardigheden die [minderjarige] van haar ouders vraagt. Daarnaast wordt er gewerkt aan het creëren van rust en structuur in de thuissituatie. Tijdens het meest recente evaluatiegesprek op 26 februari 2024 zijn er positieve ontwikkelingen genoemd die de ouders hebben doorgemaakt in het afstemmen op elkaar ten aanzien van de opvoeding van [minderjarige] . De ouders maken stappen in de opvoeding, maar de zorg ligt ook in de relatie tussen de ouders. Dat is een terugkerend patroon. Ook door de IAG wordt de spanning tussen de ouders opgemerkt. De ouders zijn wisselend in hun plannen om in de toekomst al dan niet weer samen te gaan wonen.
De [instantie] is sinds februari 2024 gestart met aanvullende gesprekken met de ouders, schoolobservaties en spelobservatie tussen de ouders en [minderjarige] . Onderzocht wordt wat de passende inzet/behandeling is voor [minderjarige] . Naar verwachting zal op 28 mei 2024 een eindevaluatie van dit onderzoek plaatsvinden en de GI hoopt dat de [instantie] dan ook met een behandeladvies en -plan zal komen. De GI verwacht de volledige termijn van de ondertoezichtstelling nodig te hebben om de dan geadviseerde hulp in te zetten en te waarborgen, zodat deze ook in een vrijwillig kader doorgang zal vinden. De GI sluit niet uit dat als alles zich positief ontwikkelt er geen verlenging meer zal worden gevraagd. De termijn zal ook dan hard nodig zijn om alle hulpverlening in samenspraak met de gemeente over te dragen in een vrijwillig kader.
3.7.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. Het incident wat heeft geleid tot de melding bij Veilig Thuis vorig jaar is ten onrechte aangemerkt als huiselijk geweld. Beide ouders hadden veel gedronken en de vader is toen ongelukkig tegen/door een raam gevallen. Daarbij had hij een hevig bloedende wond aan zijn hand. De vader betreurt het dat [minderjarige] dat heeft gezien, want ze is daar erg van geschrokken. De vader merkt ook dat het wat rustiger is nu hij niet meer thuis woont. Samenwonen met de moeder zit er volgens hem niet in, al helemaal niet omdat er geen woning te krijgen is. Hij wil zich volledig voor [minderjarige] inzetten en heeft niets aan de ondertoezichtstelling. De samenwerking met de IAG is goed en die zal ook doorgaan zonder ondertoezichtstelling. De vader heeft ook persoonlijke begeleiding en daar zal hij zeker mee doorgaan. Verder haalt de vader [minderjarige] dagelijks van school en hij ziet ook dat het beter met haar gaat. Hij onderschrijft het hoger beroep van de moeder en vindt dat de ondertoezichtstelling beëindigd moet worden.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
In artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de rechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.2.
Op grond van artikel 1:260 van het BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.3.
Het hof is, op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na weging daarvan overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat hiervan sprake is en concludeert dat de beslissing van de rechtbank op 22 november 2023 op goede gronden is genomen en dat er ook nu nog alle reden is om de ondertoezichtstelling te laten voortduren.
Binnen drie maanden nadat [minderjarige] weer thuis bij haar ouders is komen wonen heeft zich thuis een heftig incident voorgedaan, waarbij de politie is betrokken, een melding is gedaan bij Veilig Thuis en de vader een huisverbod heeft opgelegd gekregen voor tien dagen. [minderjarige] was bij dit incident aanwezig en was hiervan ontdaan. De vader is nadien bij de vader van de moeder gaan wonen en de situatie is nu rustiger, zo blijkt uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. De samenwerking van de ouders met de hulpverlening loopt goed en mede doordat de moeder nu al langere tijd een baan bij Post.nl heeft, is de situatie voor iedereen rustiger en stabieler. Van belang hierbij is ook dat de vader van de woningbouwvereniging niet meer in (de buurt van) het huis van de moeder en [minderjarige] mag komen. Voor de GI en de hulpverlening is duidelijk dat wanneer de ouders wel weer gaan samenwonen er een groot risico is op een herhaling van huiselijk geweld. Daarnaast is de [instantie] bezig met een onderzoek naar de psychosociale ontwikkeling van [minderjarige] en is het resultaat van dat onderzoek, naar verwachting, op zijn vroegst eind mei bekend. Daaruit zal een behandeladvies en -plan volgen en daarop zal de in te zetten of voort te zetten hulpverlening moeten worden afgestemd. Dit alles kost tijd. Het hof weegt ook mee dat er in het korte leven van [minderjarige] twee keer eerder een ondertoezichtstelling is geweest en dat het de ouders tweemaal, om wat voor reden dan ook, onvoldoende is gelukt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging langdurig weg te nemen. Het hof ziet de positieve ontwikkeling en de rust die er nu is, maar vindt het noodzakelijk dat die situatie voor [minderjarige] bestendig en gewaarborgd blijft, ook in een tijd dat er mogelijk andere hulpverlening noodzakelijk blijkt als de resultaten van het onderzoek van de [instantie] duidelijk worden.
Mocht de GI van mening zijn dat de ondertoezichtstelling aan het eind van het jaar kan worden afgesloten zal er nog veel inspanning moeten worden verricht om alle hulpverlening over te dragen aan de gemeente.
3.8.4.
Dit alles overziende acht het hof een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de volledige verzochte termijn noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden.
3.8.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 22 november 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.C. Dumoulin en K.A. Boshouwers en is op 2 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.