ECLI:NL:GHSHE:2024:1542

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
200.332.446_01 en 200.333.227_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bewindvoerder en mentor in het kader van curatele en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor de rechthebbende, geboren in 1937. De nicht van de rechthebbende, die in hoger beroep is gegaan, verzet zich tegen de benoeming van de broer van de rechthebbende als bewindvoerder en mentor. De kantonrechter had eerder op 24 juli 2023 de broer benoemd tot bewindvoerder en mentor, maar de nicht verzocht om een professionele bewindvoerder en mentor aan te stellen, gezien de verstoorde familieverhoudingen. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelt dat de nicht als bloedverwant in de derde graad belanghebbende is en dat de benoeming van de broer tot bewindvoerder en mentor niet in het belang van de rechthebbende is, gezien de verstoorde familieverhoudingen. Het hof heeft daarom besloten om de beschikkingen van de kantonrechter te vernietigen en een onafhankelijke professionele mentor en bewindvoerder aan te stellen, met ingang van 16 mei 2024. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 mei 2024
Zaaknummers: 200.332.446/01 (bewind) en 200.333.227/01 (mentorschap)
Zaaknummers eerste aanleg: 10518629 BM VERZ 23-2472 (bewind)
10613515 MS VERZ 23-922 (mentorschap)
in de zaken in hoger beroep van:
[de nicht van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna ook te noemen:
de nicht van de rechthebbende,
advocaat: mr. H.J.M. Smelt.
Als belanghebbenden in deze zaken worden aangemerkt:
[rechthebbende],
wonende in [Instantie] te [plaats] ,
hierna te noemen:
de rechthebbende,
advocaat: mr. N. Geradts,
en
[de broer van de rechthebbende],
wonende [woonplaats]
hierna te noemen:
de broer van de rechthebbende,
advocaat: mr. N. Geradts,
en
[de zus van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen:
de zus van de rechthebbende,
advocaat: mr. N. Geradts.
In het kort: de kantonrechter heeft bewind en mentorschap ingesteld en de broer van rechthebbende benoemd tot bewindvoerder en mentor.
De nicht wil dat het hof alsnog een professionele bewindvoerder en mentor benoemt.

1.Het geding in eerste aanleg

In de zaak met nummer 200.332.446/01
1.1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 juli 2023, uitgesproken onder zaaknummer 10518629 BM VERZ 23-2472 (bewind).
In de zaak met nummer 200.333.227/01
1.2.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 juli 2023, uitgesproken onder zaaknummer 10613515 MS VERZ 23-922 (mentorschap).

2.Het geding in hoger beroep

In beide zaken
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 september 2023;
- het verweerschrift tegen het beroep inzake het bewind met producties, ingekomen op 23 november 2023;
- het verweerschrift tegen het beroep inzake het mentorschap met producties, ingekomen op 23 november 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 28 juni 2023, ingediend (als productie 18) door de advocaat van de nicht d.d. 2 oktober 2023;
- de nagezonden stukken behorend bij het procesdossier in eerste aanleg, ingediend (als productie 19) door de advocaat van de nicht d.d. 11 oktober 2023;
- een V-formulier met een akte houdende een aanvulling van het verzoek met producties 20 en 21, ingediend door de advocaat van de nicht op 8 februari 2024;
- een V-formulier met productie 5 van de advocaat van de rechthebbende, de broer en de zus, ingediend d.d. 13 februari 2024;
- een V-formulier met een akte met producties 22 tot en met 24, ingediend door de advocaat van de nicht op 16 februari 2024;
- een V-formulier met productie 6 van de advocaat van de rechthebbende, de broer en de zus, ingediend d.d. 19 februari 2024.
2.2.
De mondelinge behandeling in beide zaken heeft gelijktijdig plaatsgevonden op 20 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de nicht, bijgestaan door mr. Smelt;
- de broer, bijgestaan door mr. Geradts;
- de zus, bijgestaan door mr. Geradts;
- mr. Geradts namens de rechthebbende. De rechthebbende zelf is niet verschenen.
2.3.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen:
- een V-formulier met een brief van de advocaat van de rechthebbende, de broer en de zus,
ingediend d.d. 21 februari 2024.

3.De feiten

3.1.
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats] . De echtgenoot van de rechthebbende, de heer [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot] ), is overleden op [datum overlijden] 2015.
3.2.
Op 17 oktober 2023 heeft de rechthebbende een Wlz (Wet langdurige zorg) indicatie zorgprofiel 5 gekregen, inhoudende beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Met deze indicatie woont de rechthebbende sinds december 2023 in [Instantie] te [plaats] .
3.3.
De nicht is de dochter van de overleden zus van de rechthebbende: [de zus van de rechthebbende] .
3.4.
De rechthebbende (tezamen met [echtgenoot] ) heeft op 18 december 2013 ten overstaan van notaris [notaris 1] te [vestigingsplaats] een levenstestament opgemaakt, waarin zij een algemene volmacht aan de nicht heeft verleend (hierna: de notariële volmacht uit 2013).
3.5.
De rechthebbende heeft op 8 januari 2018 een ‘volmacht inzake medische besluitvorming en beslissingen’ aan de nicht verleend.
3.6.
De rechthebbende heeft op 27 januari 2021 ten overstaan van notaris [notaris 1] te [vestigingsplaats] een testament opgemaakt, waarin zij de nicht, de kinderen van de nicht en de zus van rechthebbende tot erfgenaam heeft benoemd.
3.7.
De rechthebbende heeft bij onderhandse akte van 24 november 2022 (opnieuw) een algemene volmacht aan de nicht verleend.
3.8.
De broer heeft op 9 februari 2024, inmiddels handelend als bewindvoerder van de rechthebbende, ten overstaan van notaris [notaris 2] de notariële volmacht uit 2013 herroepen, nadat hiertoe aan hem een machtiging door de kantonrechter was verleend bij beschikking van 31 januari 2024.
Verloop procedure in eerste aanleg ten aanzien van het bewind (zaaknummer 10518629 BM VERZ 23-2472)
3.9.
Bij verzoekschrift met bijlagen d.d. 17 mei 2023 heeft de nicht samen met haar vader, [de vader] , de kantonrechter in de rechtbank Limburg verzocht een bewind in te stellen over alle goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren, zulks wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand.
Daarbij is verzocht om [bewindvoerder 1] tot bewindvoerder te benoemen.
3.10.
Bij beschikking van 24 juli 2023 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang:
- de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren, wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld met ingang van 1 augustus 2023;
- de broer van de rechthebbende tot bewindvoerder benoemd.
Verloop procedure in eerste aanleg ten aanzien van het mentorschap (zaaknummer 10613515 MS VERZ 23-922)
3.11.
Bij verzoekschrift met bijlagen d.d. 28 juni 2023 – ingediend tijdens de mondelinge behandeling ter zake van het bewind – hebben de rechthebbende en de broer en de zus van de rechthebbende de kantonrechter verzocht een mentorschap in te stellen ten behoeve van de rechthebbende wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van de broer tot mentor. Subsidiair is verzocht de zus tot mentor te benoemen.
3.12.
Bij beschikking van 24 juli 2023 heeft de kantonrechter:
- een mentorschap ingesteld ten behoeve van de rechthebbende met ingang van 1 augustus 2023;
- de broer van de rechthebbende tot mentor benoemd.

4.De omvang van het geschil

In beide zaken
4.1.
De nicht kan zich met voornoemde beschikkingen van 24 juli 2023 niet verenigen voor zover het betreft de benoeming van de broer tot bewindvoerder en mentor en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
4.2.
De nicht verzoekt de bestreden beschikkingen te vernietigen voor zover het genoemde benoemingen betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- een onafhankelijke professionele bewindvoerder te benoemen;
- een onafhankelijke professionele mentor te benoemen;
- met veroordeling van de rechthebbende en/of de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten die aan de zijde van de nicht zijn gemaakt.
4.3.
De rechthebbende en de broer en de zus voeren verweer. Zij verzoeken de bestreden beschikkingen te bekrachtigen en de nicht te veroordelen tot betaling van de proceskosten die aan hun zijde zijn gemaakt.

5.De motivering van de beslissing in beide zaken

Ontvankelijkheid
ten aanzien van het bewind
5.1.
De kantonrechter heeft de nicht in haar verzoek in eerste aanleg tot onderbewindstelling van de rechthebbende ontvangen, op de grond dat de nicht een bloedverwant in de zijlijn in de derde graad van de rechthebbende is.
De ontvankelijkheid van de nicht in voornoemd verzoek is in hoger beroep niet in geschil.
ten aanzien van het mentorschap
5.2.
Wat betreft het in eerste aanleg gedane verzoek tot instelling van mentorschap ten behoeve van de rechthebbende heeft de kantonrechter geoordeeld dat de nicht bij dat verzoek geen belanghebbende is.
5.2.1.
De nicht stelt in hoger beroep dat zij ten onrechte niet als belanghebbende is aangemerkt bij voornoemd verzoek. In ieder geval meent zij op basis van de notariële volmacht uit 2013 belanghebbende te zijn. Zij kan daarom ter zake van het mentorschap (ook) hoger beroep instellen, aldus de nicht.
5.2.2.
De rechthebbende, de broer en de zus erkennen ook de ontvankelijkheid van de nicht in haar hoger beroep inzake het mentorschap.
Het hof overweegt in dit verband ambtshalve als volgt
5.2.3.
In artikel 798 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft.
In lid 2 van dit artikel is bepaald dat in zaken van curatele, bewind of mentorschap onder belanghebbenden bovendien worden verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft. Op grond van de materiële bepalingen uit Boek 1 Burgerlijk Wetboek (BW) (curatele, artikel 1:379 BW; onderbewindstelling, artikel 1:432 BW; mentorschap, artikel 1:451 BW) valt deze kring nog uit te breiden met – voor zover hier van belang – de bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad.
5.2.4.
Het hof is van oordeel dat de nicht, als bloedverwant in de zijlijn in de derde graad van de rechthebbende, wel belanghebbende is in de zin van artikel 798 lid 2 Rv bij het verzoek tot instelling van mentorschap ten behoeve van de rechthebbende.
De nicht zal daarom worden ontvangen in haar hoger beroep ter zake van het mentorschap.
Verloop van het proces in eerste aanleg
5.3.
De nicht stelt dat zij niet vooraf op de hoogte was van de wijze waarop de mondelinge behandelingen door de kantonrechter zijn gehouden. [bewindvoerder 1] , die namens de nicht het verzoek in eerste aanleg heeft ingediend, was bij brief van 2 juni 2023 uitgenodigd voor een kort gesprek met de kantonrechter op 28 juni 2023 om 11.45 uur. Een dag tevoren heeft de nicht te horen gekregen dat het een officiële zitting zou worden om 12.05 uur. Zij wist echter niet dat voorafgaand aan die zitting (om 8.50 uur) eerst de rechthebbende, in aanwezigheid van de broer en de advocaat van de rechthebbende, gehoord zou worden én dat dit gesprek ook zou gaan over mentorschap.
5.4.
De advocaat van de rechthebbende heeft naar voren gebracht dat naar aanleiding van haar brief van 23 juni 2023, waarin zij heeft toegelicht waarom de rechthebbende het emotioneel niet aan kan om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn, de kantonrechter heeft besloten om de rechthebbende apart te horen.
Volgens de zus heeft de rechthebbende destijds uitdrukkelijk gevraagd of de broer bij haar bleef.
5.5.
Het hof constateert dat, doordat bij het horen van de rechthebbende wel haar advocaat en broer aanwezig waren maar niet de nicht en/of haar gemachtigde, partijen niet gelijkwaardig de gelegenheid hebben gehad om van het verhoor kennis te nemen en hierop te reageren.
Vanwege de gezondheidssituatie van de rechthebbende heeft het hof de rechthebbende niet opnieuw, afzonderlijk óf in bijzijn van alle partijen, kunnen horen. Het gebrek in eerste aanleg is in hoger beroep hersteld doordat de nicht alsnog in de gelegenheid was haar standpunten naar voren te brengen. Voornoemd gebrek kan daarom niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking.
Keuze bewindvoerder en mentor
5.6.
In hoger beroep is de noodzaak tot het instellen van bewind en mentorschap ten behoeve van de rechthebbende niet in geschil. Vaststaat dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
5.7.
In hoger beroep is uitsluitend in geschil wie bewindvoerder en mentor van de rechthebbende moet zijn.
5.8.
De nicht is het niet eens met de benoeming van de broer van de rechthebbende tot bewindvoerder en mentor. Zij voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De nicht heeft verzocht een professionele bewindvoerder voor de rechthebbende te benoemen, omdat zij wenst dat de belangen van de rechthebbende goed behartigd worden én vanwege de verstoorde familieverhouding die met de broer en de zus van de rechthebbende is ontstaan.
De nicht is van baby af aan kind aan huis geweest bij de rechthebbende en haar echtgenoot, die voor haar een tweede moeder en vader waren, en later een oma en opa voor haar kinderen. De onderlinge band blijkt ook uit de volmachten die de rechthebbende aan de nicht heeft verstrekt en uit de benoeming van haar en haar kinderen tot (mede) erfgenamen van de rechthebbende. De nicht heeft tot mei 2023 altijd goed contact met de rechthebbende gehad en de laatste jaren onderhield zij ook contact met de zorgverleners en onderburen van de rechthebbende. In maart 2023 is de rechthebbende, op advies van de huisarts, door de partner en de dochter van de nicht naar het ziekenhuis gebracht. De broer en de zus van de rechthebbende hebben die ziekenhuisopname aangegrepen om de nicht en haar gezin in een kwaad daglicht te zetten, vermoedelijk uit rancune omdat de broer niet in het testament van de rechthebbende staat opgenomen. De rechthebbende is tegen de nicht en haar gezin opgezet en wordt van hen afgeschermd. Sinds mei 2023 is het voor de nicht en haar gezin niet meer mogelijk om contact met de rechthebbende te krijgen. Dat doet hen veel pijn.
Op het moment dat de kantonrechter met de rechthebbende sprak, kon zij feitelijk haar wil niet meer bepalen en voelde zij zich mogelijk onder druk gesteld. De brief van de rechthebbende die in eerste aanleg is overgelegd, kan zij niet zelfstandig geschreven hebben gezien het stadium van dementie waarin zij reeds verkeerde.
Een onafhankelijke mentor is nodig, zodat de familierelatie genormaliseerd kan worden en het contact van de rechthebbende met de nicht en haar gezin kan worden hersteld.
Een onafhankelijk bewindvoerder is nodig, om te zorgen dat ook op financieel vlak in het belang van de rechthebbende wordt gehandeld. Dat gebeurt nu niet. De broer heeft als bewindvoerder de woning van de rechthebbende onderhands verkocht voor een lager bedrag dan de woz-waarde, terwijl de rechthebbende de opbrengst van haar woning nodig heeft om haar hoge zorgkosten te kunnen bekostigen. Daarnaast heeft de broer de door de rechthebbende verleende algemene volmacht aan de nicht herroepen en heeft hij de toelage, die een van de kinderen van de nicht ontving van de rechthebbende, stopgezet. Het is in het belang van de rechthebbende dat geen sprake is van een ‘dubbele pet’ bij de broer, zodat familie alleen familie kan zijn en de rechthebbende daar geen last van heeft.
5.9.
De rechthebbende en de broer en de zus van de rechthebbende voeren in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan.
De rechthebbende heeft in eerste aanleg duidelijk kenbaar gemaakt dat zij wenst dat de broer haar bewindvoerder en mentor wordt. In maart 2023 is de rechthebbende door de nicht en haar partner onder dwang naar het ziekenhuis gebracht en daar een aantal dagen opgenomen geweest. Dat vond de rechthebbende heel erg. De broer heeft vervolgens de zorg voor de rechthebbende op zich genomen om haar te helpen. Hij bezoekt haar vanaf april 2023 dagelijks en de rechthebbende voelt zich vertrouwd bij hem. De kantonrechter heeft conform de wet de door de rechthebbende uitgesproken voorkeur gevolgd. Er zijn geen redenen om dat niet te doen. Het gaat inmiddels slechter met de rechthebbende en zij is thans niet meer in staat om haar wil te bepalen.
De broer wil bewindvoerder en mentor van de rechthebbende blijven, omdat zij dat uitdrukkelijk aan hem heeft gevraagd. Uit niets blijkt dat hij daartoe niet geschikt zou zijn. Hij voert zijn taken goed uit en heeft daarbij zelf geen belang. Hij handelt enkel in het belang van de rechthebbende. De woning van de rechthebbende heeft hij laten taxeren en die woning is boven de taxatiewaarde verkocht. De verkoop van de woning was noodzakelijk om de rechthebbende een goede oude dag te bezorgen. Zij beschikte niet over ander vermogen. De broer legt rekening en verantwoording af. Hij heeft ook contact met de casemanager van de rechthebbende over de benodigde zorg. De broer is, anders dan een professionele bewindvoerder en mentor, altijd beschikbaar.
Er zijn geen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de verstoorde familieverhouding aan een zorgvuldige behartiging van de belangen van de rechthebbende door de broer in de weg staat. Als de nicht en haar kinderen contact met de rechthebbende willen, dan zijn zij daar vrij in. De broer belemmert dat niet. De rechthebbende geeft echter zelf aan dat zij dat contact niet wil. Dat heeft zij eerder in eerste aanleg ook zelf schriftelijk kenbaar gemaakt.
Als het hof van oordeel is dat een onafhankelijk bewindvoerder en/of mentor moet worden benoemd, dan gaat de voorkeur uit naar iemand uit de buurt van de rechthebbende. Tegen de door de nicht voorgestelde bewindvoerder [bewindvoerder 2] bestaat bezwaar.
5.10.
Het hof overweegt als volgt.
5.10.1.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.10.2.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.10.3.
Nog daargelaten het antwoord op de vraag of de rechthebbende in eerste aanleg haar voorkeur als bedoeld in voornoemde artikelen nog zelfstandig kon bepalen -het hof heeft daar ernstige twijfels over- ziet het hof in het onderhavig geval gegronde redenen om die voorkeur niet te volgen.
Uit de processtukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de familieverhoudingen tussen enerzijds de nicht en haar gezin en anderzijds de broer en de zus van de rechthebbende zeer verstoord zijn geraakt. Er is wederzijds een diep wantrouwen ontstaan. Goede bedoelingen ten behoeve van de rechthebbende worden over en weer niet meer erkend. Het ontstane wantrouwen is dermate groot dat dit ten nadele van de rechthebbende strekt. Haar contact met de nicht en haar gezin is sinds mei 2023 verstoord geraakt, terwijl de nicht onweersproken heeft gesteld dat zij daarvoor altijd een hechte band hebben gehad. Bij (het in stand laten van de) benoeming van de broer tot bewindvoerder en mentor is het zeer aannemelijk dat de ontstane situatie zal voortduren, wat nadelig te achten is voor het welzijn van de rechthebbende.
Het hof ziet in voornoemde omstandigheden voldoende grond om de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende te laten behartigen door een onafhankelijk bewindvoerder en mentor. Het welzijn van de rechthebbende voorop gesteld, is een onafhankelijk mentor nodig om te bewerkstelligen dat weer onbelemmerd contact tussen de rechthebbende en haar hele familie kan plaatsvinden. Om dat doel te kunnen realiseren is ook een onafhankelijk bewindvoerder nodig. Zonder onafhankelijk bewindvoerder zullen het wantrouwen tussen de familieleden en de vermogensrechtelijke belangen die (mede gezien de inhoud van het testament van de rechthebbende) daarbij spelen, in de weg blijven staan aan de verbetering van de onderlinge familiaire verhoudingen in het belang van de rechthebbende.
5.11.
Het voorgaande brengt mee dat het hof een andere, onafhankelijke en professionele mentor en bewindvoerder zal benoemen.
Het voorstel van de nicht om [bewindvoerder 2] tot mentor en bewindvoerder te benoemen zal het hof afwijzen, nu de rechthebbende en haar broer en zus daartegen bezwaar hebben gemaakt. De rechthebbende en haar broer en zus hebben zelf geen concreet voorstel gedaan voor een andere professionele mentor en bewindvoerder.
Het hof heeft contact opgenomen met mevrouw [bewindvoerder 3] , h.o.d.n. [naam] , en deze heeft zich telefonisch bereid verklaard om als mentor en bewindvoerder van de rechthebbende aangesteld te worden.
5.12.
Het hof zal daarom de beschikkingen waarvan beroep vernietigen voor zover de broer van de rechthebbende tot mentor en bewindvoerder is benoemd en [bewindvoerder 3] voornoemd tot opvolgend mentor en bewindvoerder benoemen. Het hof ziet aanleiding het ontslag van de broer en de benoeming van de opvolgend mentor en bewindvoerder in te laten gaan op 16 mei 2024.
Proceskosten
5.13.
Partijen verzoeken over en weer om de ander in de proceskosten te veroordelen.
Het hof ziet voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding. Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

6.De beslissing

Het hof:
in beide zaken
vernietigt met ingang van 16 mei 2024 de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 juli 2023 (uitgesproken onder zaaknummer 10613515 MS VERZ 23-922), voor zover het de benoeming van [de broer van de rechthebbende] tot mentor betreft;
vernietigt met ingang van 16 mei 2024 de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 juli 2023 (uitgesproken onder zaaknummer 10518629 BM VERZ 23-2472), voor zover het de benoeming van [de broer van de rechthebbende] tot bewindvoerder betreft,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent -voor zover nodig- met ingang van 16 mei 2024 aan [de broer van de rechthebbende] ontslag als mentor van [rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats] ,
thans wonende in [Instantie] , [adres] , [plaats] ;
verleent -voor zover nodig- met ingang van 16 mei 2024 aan [de broer van de rechthebbende] ontslag als bewindvoerder over de huidige en toekomstige goederen van [rechthebbende] voornoemd;
benoemt met ingang van 16 mei 2024 tot opvolgend mentor en bewindvoerder:
mevr. [bewindvoerder 3] (h.o.d.n. [naam] ) , [adres] , [plaats] ;
bepaalt dat [de broer van de rechthebbende] binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een – zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend – exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond;
bepaalt dat de opvolgend mentor tevens bewindvoerder voor haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het mentorschap en het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en
G.M. Goes en is in het openbaar uitgesproken door mr. P.P.M. van Reijsen op 2 mei 2024
in tegenwoordigheid van de griffier.