Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10287805 / CV EXPL 23-218)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met één productie;
- het herstelexploot van 20 december 2023.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde], waarbij [appellante] in eerste aanleg door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant als gedaagde was aangemerkt. Het hoger beroep werd ingeleid door [appellante] met een dagvaarding van 29 november 2023 en een herstelexploot van 20 december 2023. De procedure in hoger beroep werd gekenmerkt door het niet tijdig betalen van het griffierecht door [appellante]. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien het griffierecht niet tijdig is voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] het griffierecht niet heeft betaald binnen de gestelde termijn van vier weken na de eerste uitroeping van de zaak. Ondanks de gelegenheid die [appellante] heeft gekregen om zich uit te laten over de toepassing van de sanctie, heeft zij hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof heeft geen feiten of omstandigheden geconstateerd die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigen. Daarom heeft het hof [geïntimeerde] van de instantie ontslagen, zonder dat er een proceskostenveroordeling aan de orde was, gezien het verstek verleend aan [geïntimeerde].