20.2Maximale omvang
De maximale omvang van de dekking en uitkering bedraagt maximaal 100%, in het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid, of maximaal 80%, in het tweede en de daarop volgende jaren van arbeidsongeschiktheid, van het gemiddelde jaarinkomen van de drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvang van de arbeidsongeschiktheid. Op de maximale uitkering worden uitkeringen uit hoofde van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsdekkingen en elders lopende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in mindering gebracht.
(…)
Artikel 21 Einde van de uitkering
De uitkering eindigt:
a.op de dag waarop de verzekerde niet meer arbeidsongeschikt is in de zin van deze polis;
b.per de eerste dag van de maand volgend op de maand, waarin verzekerde de overeengekomen eindleeftijd heeft bereikt;
c.in geval van overlijden van de verzekerde: na 1 maand te rekenen vanaf het moment van overlijden. Indien de verzekerde tevens verzekeringnemer was, geschieden de uitkeringen na overlijden aan de echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner van verzekerde dan wel aan de partner met wie verzekerde duurzaam samenwoonde en bij het ontbreken hiervan aan de erfgenamen van verzekerde;
d.op de dag waarop deze verzekering eindigt, onverminderd het in artikel 13 bepaalde;
e.indien de Maatschappij een beroep doet op het bepaalde in artikel 14.3.
Elk recht op uitkering vervalt, indien de verzekeringnemer of de verzekerde opzettelijk onjuiste gegevens verstrekt of laat verstrekken.
(…)
Artikel 22 Inkomen uit ander beroep tijdens arbeidsongeschiktheid
Indien gedurende de arbeidsongeschiktheid inkomen wordt verkregen doordat buiten het eigen bedrijf een ander beroep dan het verzekerde beroep wordt uitgeoefend, zal dit inkomen geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht op de uitkering uit hoofde van de onderhavige verzekering.
Het buiten het eigen bedrijf uitoefenen van een ander beroep dan het verzekerde beroep kan alleen plaatsvinden met schriftelijke toestemming van de Maatschappij en mag de mate van arbeidsongeschiktheid in het verzekerde beroep niet verergeren en de mogelijkheden tot herstel of re-integratie niet belemmeren.(…)”.
3.1.3[appellant] heeft het formulier “
Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen” van De Zeeuwse ingevuld en op 22 september 2012 ondertekend. Dit formulier vermeldt, voor zover van belang: “(…)
In de meeste situaties zijn wij verplicht loonheffingen in te houden op uw uitkering. Loonheffingen is de verzamelnaam voor loonbelasting/premie volksverzekeringen en de Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Voor de inhouding moeten wij uw persoonlijke gegevens registreren. Met dit formulier geeft u deze gegevens op. Verder geeft u aan of u wilt dat wij de loonheffingskorting toepassen. Wij houden dan minder loonbelasting/ premie volksverzekeringen in op uw uitkering.(…)”.
3.1.4[appellant] ontvangt vanaf 26 november 2012 een uitkering onder de AOV op basis van 100% beroepsarbeidsongeschiktheid in verband met reumatische klachten.
3.1.5[appellant] heeft zijn bedrijfsactiviteiten per 12 april 2013 gestaakt.
3.1.6In december 2013 heeft [appellant] de Nederlandse belastingdienst om toestemming verzocht de inhouding van loonheffingen op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering achterwege te laten vanwege zijn verhuizing naar België. De belastingdienst heeft deze toestemming bij brief van 20 januari 2014 verleend. De Zeeuwse heeft bij brief van 24 februari 2014 aan [appellant] bevestigd dat de uitkering vanaf dat moment bruto aan hem zal worden overgemaakt.
3.1.7Tussen [appellant] en de Belgische belastingdienst is in 2014 een discussie ontstaan over belastbaarheid van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Het Hof van Beroep Antwerpen heeft op 26 mei 2020 bepaald dat de uitkeringen kwalificeren als een naar Belgisch recht belastbaar pensioen.
3.1.8[appellant] heeft in oktober 2016 aan De Zeeuwse doorgegeven dat hij naar Nederland is verhuisd. De Zeeuwse heeft hem in reactie hierop verzocht het bij die reactie gevoegde ‘formulier loonheffing’ in te vullen.
3.1.9Op 7 april 2017 heeft [appellant] ZLM aansprakelijk gesteld voor het feit dat er onvoldoende verzekeringsdekking tot stand is gekomen.
ZLM heeft aansprakelijkstelling van de hand gewezen.
3.1.10Tussen [appellant] en De Zeeuws heeft overleg plaatsgevonden over een mogelijke afkoop van de polis. Daaromtrent is tussen partijen geen overeenstemming bereikt.
3.1.11[appellant] is voornemens om naar Spanje te verhuizen, waar hij een Bed & Breakfast wil gaan exploiteren.
3.2.1In eerste aanleg had [appellant] zowel De Zeeuwse als ZLM gedagvaard en tegen beiden vorderingen ingesteld. Daar ZLM in hoger beroep geen partij is en, naar [appellant] ter zitting in hoger beroep nader heeft toegelicht, de vorderingen in eerste aanleg voor zover niet opgenomen onder de gewijzigde eis in hoger beroep vervallen, geeft het hof het gevorderde in eerste aanleg niet weer. Het hof verwijst daarvoor naar het vonnis waarvan beroep en volstaat met de weergave van het gevorderde in hoger beroep hierna onder 3.3.
3.2.2De Zeeuwse heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3In het tussenvonnis van 25 mei 2022 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling gelast.
3.2.4Bij eindvonnis van 1 maart 2023, waarvan beroep, heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen. [appellant] is in de proceskosten aan de zijde van De Zeeuwse en ZLM veroordeeld.