Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/396677 / HA ZA 22-185)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de op de rol van 6 juni 2023 verleende akte van niet-dienen ten aanzien van de memorie van antwoord die op de rol van 4 juli 2023 is komen te vervallen in verband met achteraf gebleken eenstemmigheid;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
3.De beoordeling
- met toepassing van artikel 356 Rv het verzet ontvankelijk te verklaren;
- de zaak vervolgens terug te verwijzen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant voor de verdere behandeling van de hoofdzaak – zijnde de inhoudelijke behandeling van het verzet – en de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 8 juli 2020;
“(…) Naar aanleiding van het feit dat het vonnis d.d. 8 juli 2020 op 24 september 2020 aan [appellante] is overhandigd, hebt u mij op 15 december 2020 gebeld met de vraag of TOP openstond voor een eventuele betalingsregeling. Ik heb die vraag toen bevestigend beantwoord. Afgesproken is toen dat u – na overleg met uw cliënte – met een voorstel zou komen. (…)”
- Explootkosten € 131,18
- Griffierechten € 2.135,00
- Salaris advocaat € 1.821,00 (1,5 punt(en) x tarief II)
- Nakosten