ECLI:NL:GHSHE:2024:1516

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.316.595_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de toerekening van gelden en handtekeningen in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, staat de vraag centraal of de gedaagde partij de eiseres heeft bewogen tot het afgeven van gelden voor beleggingen, en of deze gelden door de gedaagde zijn toegeëigend. De zaak betreft een hoger beroep dat voortvloeit uit eerdere uitspraken van het hof en de rechtbank Oost-Brabant. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.H.J.M. Stassen, heeft een incident ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.M. Engelen. De procedure omvatte een onderzoek door deskundigen, waaronder een handschriftdeskundige en een spraakvergelijkingsdeskundige, om de authenticiteit van handtekeningen en geluidsopnames te verifiëren. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen en partijen opgedragen om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen. De eiseres heeft haar verweer onderbouwd met bewijsstukken, terwijl de gedaagde haar verweer heeft gepresenteerd in de vorm van akten. Het hof heeft de deskundigen benoemd en instructies gegeven voor het onderzoek, waarbij het voorschot op de kosten van de deskundigen gelijkelijk ten laste van beide partijen wordt gebracht. De zaak is verwezen naar de rol van 3 september 2024 in afwachting van de deskundigenrapporten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.316.595/01
arrest van 30 april 2024
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
opposant in de hoofdzaak (oorspronkelijk geïntimeerde),
eiser in het incident,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde in de hoofdzaak (oorspronkelijk appellante),
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.M. Engelen te Velp, Noord-Brabant,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 13 december 2022, 4 juli 2023 en 31 oktober 2023 op het verzet tegen het op 5 juli 2022 onder zaaknummer 200.299.229/01 bij verstek door dit hof gewezen arrest tussen [appellant] als geïntimeerde en [geïntimeerde] als appellante.
Voormeld verstekarrest van 5 juli 2022 is gewezen op het hoger beroep tegen het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/365316 / HA ZA 20-797 gewezen vonnis van 17 februari 2021.

11.Het vervolg van de procedure

Het vervolg van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 31 oktober 2023;
  • de door [appellant] op 28 november 2024 genomen akte met producties A, B en C;
  • de door [geïntimeerde] op 28 november 2023 genomen akte.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. De zaak is door een administratieve fout met enige vertraging aan de behandelend kamer ter beschikking gesteld.

12.De verdere beoordeling

Het tussenarrest van 31 oktober 2023 en de door partijen genomen akten
12.1.1. Bij het tussenarrest van 31 oktober 2023 heeft het hof partijen opgedragen om zich bij akte uit te laten over de door het hof voorgenomen benoeming van een handschriftdeskundige en een spraakvergelijkingsdeskundige. Voorts heeft het hof:
  • A. [appellant] opgedragen om bij de door hem te nemen akte alsnog zijn verweer dat hij van juni 2020 tot november 2020 in detentie heeft gezeten en zijn mobiele telefoon niet mocht gebruiken, met bewijsstukken te onderbouwen.
  • B. [geïntimeerde] opgedragen om bij de door haar te nemen akte nog reageren op het door [appellant] in zijn memorie na tussenarrest gedane verzoek om aan te geven op welk telefoonnummer de als productie 8 bij de inleidende dagvaarding van 24 augustus 2020 overgelegde Whatsappberichten aan [appellant] zijn verzonden.
12.1.2. De partijen hebben zich bij de door hen genomen akten over de betreffende kwesties uitgelaten. Het hof kan nu nader oordelen over het geschil.
A. Het verweer van [appellant] over detentie en niet mogen gebruiken van een mobiele
telefoon
12.2.1. [appellant] heeft bij zijn akte zijn verweer dat hij van juni 2020 tot november 2020 in detentie heeft gezeten en zijn mobiele telefoon niet mocht gebruiken, onderbouwd met de volgende producties.
  • Een detentieverklaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 22 november 2023, waarin is vermeld dat hij van 11 juli 2020 tot en met 13 augustus 2020 heeft verbleven in de penitentiaire inrichting te Grave.
  • Een detentieverklaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 22 november 2023, waarin is vermeld dat hij van 13 augustus 2020 tot 10 november 2020 heeft verbleven in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, locatie Norgerhaven;
  • Onderdelen van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen.
12.2.2. [geïntimeerde] kan bij de door haar te zijner tijd te nemen memorie na deskundigenberichten desgewenst nog op deze producties reageren.
B. Het telefoonnummer waarnaar de als productie 8 bij de inleidende dagvaarding van
24 augustus 2020 overgelegde Whatsappberichten zijn verzonden
12.3.1. Over de hiervoor in rov. 12.1.1 onder B genoemde kwestie heeft [geïntimeerde] in haar akte gesteld dat zij in een adressenboek het telefoonnummer van [appellant] heeft gevonden: [telefoonnummer 1] . [geïntimeerde] heeft voorts gesteld:
  • dat zich nog goed kan herinneren dat [appellant] destijds twee telefoons in gebruik had;
  • dat zij van de andere telefoon het nummer niet had/heeft;
  • dat zij om de door haar in punt 9 van haar akte genoemde redenen het feitelijke telefoonnummer ook niet zo relevant acht.
12.3.2. [appellant] kan bij de door hem te zijner tijd te nemen memorie na deskundigenberichten desgewenst nog op deze stellingen reageren.
De deskundigenberichten
12.4.1. [appellant] heeft in zijn akte meegedeeld dat hij zich kan vinden in de benoeming van een handschriftdeskundige en een spraakvergelijkingsdeskundige, dat hij geen opmerkingen heeft bij de door het hof voorgestelde vragen, en dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof over de personen van de te benoemen deskundigen. Ook [geïntimeerde] heeft meegedeeld dat zij zich kan vinden in de benoeming van een handschriftdeskundige en een spraakvergelijkingsdeskundige, dat zij zich kan vinden in de door het hof voorgestelde vragen, en dat zij de keuze van de personen van de te benoemen deskundigen aan het hof overlaat.
12.4.2. Het hof zal daarom de hierna onder “De uitspraak” vermelde handschriftdeskundige benoemen, en aan deze deskundige de volgende vragen voorleggen:
  • 1. Zijn de handtekeningen die te zien zijn aan de rechterzijde van de door [geïntimeerde] aan u ter beschikking te stellen originele van de producties 4, 6 en 7 bij de inleidende dagvaarding en productie f bij de memorie na tussenarrest geplaatst door [appellant] ?
  • 2. Met welke mate van zekerheid kun u vraag 1 beantwoorden?
  • 3. Heeft u verder nog opmerkingen die voor het hof van belang kunnen zijn bij het nemen van een beslissing in deze zaak?
12.4.3. [appellant] heeft in de door hem genomen akte opgemerkt dat de producties 4 en 6 bij de inleidende dagvaarding documenten betreffen waarop slechts één handtekening is waar te nemen. Dat is juist, en de betreffende handtekeningen zijn niet geplaatst aan de linkerzijde bij de naam van [geïntimeerde] maar aan de rechterzijde bij de naam van de andere partij. [geïntimeerde] heeft bij haar memorie na tussenarrest van 26 september 2023 echter gesteld dat zij exemplaren van deze producties heeft gevonden waarop haar handtekening (hof: aan de linkerzijde) in blauw is geplaatst en de handtekeningen die volgens haar van [appellant] zijn (hof: aan de rechterzijde), in zwart, zodat dit mogelijk originele (met een zware pen geplaatste) handtekeningen van [appellant] zijn. [geïntimeerde] dient deze exemplaren aan de handschriftdeskundige ter beschikking te stellen.
12.4.4. Het hof zal gelet op de reacties van partijen voorts de hierna onder “De uitspraak” vermelde spraakvergelijkingsdeskundige benoemen, en aan deze deskundige de volgende vragen voorleggen:
  • 1. Is op de door [geïntimeerde] aan u over te leggen geluidsfragmenten, meer in het bijzonder bij de passages die genoemd zijn in productie E bij de antwoordakte van 10 januari 2023, de stem van [appellant] te horen?
  • 2. Met welke mate van zekerheid kun u vraag 1 beantwoorden?
  • 3. Heeft u verder nog opmerkingen die voor het hof van belang kunnen zijn bij het nemen van een beslissing in deze zaak?
Over de kosten van de deskundigenberichten
12.5.1. Het hof heeft in rov. 9.3.8 van het tussenarrest van 31 oktober 2023 overwogen dat het voornemens is het voorschot op de kosten van de deskundigenberichten gelijkelijk ten laste van beide partijen te brengen. Het hof houdt vast aan dat voornemen.
12.5.2. [geïntimeerde] heeft in haar akte gesteld dat zij op basis van een toevoeging procedeert en dat zij nauwelijks inkomen en geen vermogen heeft. Zij heeft het hof verzocht om haar deel van het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht ten laste van ’s Rijks kas te laten komen. Het hof constateert dat beide partijen in de onderhavige zaak op basis van een toevoeging procederen. Daarom zal het hof aan geen van partijen een voorschot opleggen (artikel 195 Rv).
Instructies aan partijen en de deskundigen met betrekking tot de deskundigenberichten
12.6.1. [geïntimeerde] moet aan de handschriftdeskundige de door haar aangetroffen originele exemplaren overleggen van (zie rov. 9.3.3 van het tussenarrest van 31 oktober 2023):
  • productie 7 bij de inleidende dagvaarding, waarop met een blauwe pen een handtekening is geplaatst die volgens [geïntimeerde] van [appellant] is;
  • productie f bij de memorie na tussenarrest van [geïntimeerde] , waarop met een blauwe pen een handtekening is geplaatst die volgens [geïntimeerde] van [appellant] is;
  • productie 4 bij de inleidende dagvaarding, waarvan [geïntimeerde] een exemplaar heeft waarop haar handtekening in blauw is geplaatst en de handtekening die volgens haar van [appellant] is, in zwart;
  • productie 6 bij de inleidende dagvaarding, waarvan [geïntimeerde] een exemplaar heeft waarop haar handtekening in blauw is geplaatst en de handtekening die volgens haar van [appellant] is, in zwart.
12.6.2. [geïntimeerde] moet aan de spraakvergelijkingsdeskundige de geluidsfragmenten overleggen die hiervoor in rov. 12.4.4 zijn genoemd.
12.6.3. Beide deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen. De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij. De deskundigen dienen de verkregen informatie als bijlage bij het door elk van hen in te dienen deskundigenbericht te voegen.
12.6.4. Als de deskundigen voor het door elk van hen te verrichten onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het door elk van hen in te dienen rapport.
12.6.5. [appellant] moet voldoen aan verzoeken van de deskundigen, die onder meer betrekking kunnen hebben op het aanleveren van andere documenten waarop zijn handtekening staat en op het meewerken aan een spraakvergelijkingsonderzoek.
Tussenconclusie
12.7.1. Uit het voorgaande volgt de hierna te geven uitspraak.
12.7.2. Het hof zal elk verder oordeel nu aanhouden.

13.De uitspraak

Het hof:
13.1.1. bepaalt dat een onderzoek door een handschriftdeskundige wordt verricht naar de volgende vragen:
  • 1. Zijn de handtekeningen die te zien zijn aan de rechterzijde van de door [geïntimeerde] aan u ter beschikking te stellen originelen van producties 4, 6 en 7 bij de inleidende dagvaarding en productie f bij de memorie na tussenarrest geplaatst door [appellant] ?
  • 2. Met welke mate van zekerheid kun u vraag 1 beantwoorden?
  • 3. Heeft u verder nog opmerkingen die voor het hof van belang kunnen zijn bij het nemen van een beslissing in deze zaak?
13.1.2. benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
De heer drs. P.L. Zevenbergen
verbonden aan de Nederlandse Orde van Grafologen
[adres 1]
[postcode 1] [plaats 1]
Tel. [telefoonnummer 2]
E-mail: [email 1]
13.2.1. bepaalt dat een onderzoek door een spraakvergelijkingsdeskundige wordt verricht naar de volgende vragen:
  • 1. Is op de door [geïntimeerde] aan u over te leggen geluidsfragmenten, meer in het bijzonder bij de passages die genoemd zijn in productie E bij de antwoordakte van 10 januari 2023, de stem van [appellant] te horen?
  • 2. Met welke mate van zekerheid kun u vraag 1 beantwoorden?
  • 3. Heeft u verder nog opmerkingen die voor het hof van belang kunnen zijn bij het nemen van een beslissing in deze zaak?
13.2.2. benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
De heer P. Buitenhuis
verbonden aan het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau
[adres 2]
[unitnummer]
[postcode 2] [plaats 2]
Tel. [telefoonnummer 3]
E-mail: [email 2]
13.3.1. bepaalt dat de griffier van dit hof afschriften van dit arrest aan beide deskundigen toezendt;
13.3.2. bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan beide deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door de deskundigen gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
13.3.3. bepaalt dat de deskundigen pas met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
13.3.4. bepaalt dat de deskundigen elk bij hun onderzoek –
en ten aanzien van hun concept-rapport– partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit de rapporten van beide deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in de rapporten tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
13.3.5. bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op elk van de concept-rapporten van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van de concept-rapporten te reageren;
13.3.6. verzoekt de deskundigen elk een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
13.3.7. bepaalt de termijn waarbinnen de schriftelijke, ondertekende rapporten ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
13.4.1. bepaalt het voorschot op de kosten van de handschriftdeskundige drs. P.L. Zevenbergen op het door deze deskundige begrote bedrag van € 2.807,20 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
13.4.2. bepaalt het voorschot op de kosten van de spraakvergelijkingsdeskundige P. Buitenhuis op het door deze deskundige begrote bedrag van € 4.641,56 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
13.4.3. bepaalt dat ieder van partijen wordt belast met de helft van genoemde voorschotten van in totaal € 7.448,76, derhalve € 3.724,38;
13.4.4. bepaalt dat het voorschot van elk van partijen, nu aan beide partijen een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt;
13.4.5. verzoekt de deskundigen, indien hun kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
13.5.1. benoemt mr. I.B.N. Keizer tot raadsheer-commissaris, tot wie elk van de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
13.5.2. verwijst de zaak naar de rol van 3 september 2024in afwachting van de deskundigenrapporten;
13.5.3. verstaat dat de zaak na ontvangst van de deskundigenrapporten naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [geïntimeerde] ;
13.5.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, N.W.M. van den Heuvel en T.J. Dorhout Mees en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 april 2024.
griffier rolraadsheer