Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
2.[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/342296 / HA ZA 18-159)
2. Het geding in hoger beroep
- de exploten van dagvaarding in hoger beroep van 11 en 12 oktober 2023;
- de herstelexploten van 9 en 10 november 2023;
- de rolbeslissing van 5 december 2023;
- de memorie van grieven, tevens houdende incidentele vordering tot opheffing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 9 augustus 2023 ex artikel 351 Rv met producties;
- de conclusie van antwoord in incident van [geïntimeerde 1];
- de conclusie van antwoord in incident van [geïntimeerde 2];
- de memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel ter vermeerdering van de in conventie ingestelde eis van [geïntimeerde 1];
- de memorie van antwoord tevens inhoudende incidenteel appel van [geïntimeerde 2].
3.De beoordeling
,kan niet direct worden gezegd dat de rechtbank klaarblijkelijk de plank heeft misgeslagen door de reële executie van artikel 3:300 BW toe te passen en de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De vraag of reële executie van artikel 3:300 BW al dan niet was gevorderd en of het de rechter bij een verdeling op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vrij staat deze bepaling ambtshalve toe te passen, zoals [geïntimeerde 1] aanvoert, zijn vragen die in de hoofdzaak aan de orde moeten komen.