ECLI:NL:GHSHE:2024:1491

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
20-001964-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep mensensmokkel met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 16 augustus 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, was veroordeeld voor mensensmokkel en kreeg een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit en een strafmaatverweer heeft gevoerd.

Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte had drie personen vanuit Duitsland naar Nederland gebracht zonder hun papieren te controleren, wat leidde tot de beschuldiging van mensensmokkel. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de argumenten van de verdediging overwogen, maar heeft de vrijspraak verworpen. De verdachte heeft een ernstige inbreuk op de rechtsorde gemaakt door het overheidsbeleid tegen illegale doorreis te ondermijnen.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn medische klachten en de afhankelijkheid van zijn gezin van zijn inkomen. Ondanks deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend is. Het hof heeft de opgelegde straf vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis waarvan beroep voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001964-22
Uitspraak : 3 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 augustus 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-080451-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als ‘mensensmokkel’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Door en namens verdachte is primair vrijspraak betoogd van het tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling van de gronden ten aanzien van de bewijsvoering en met uitzondering van de opgelegde straf.
Bewijsmiddelen
In aanvulling op de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen komt de bewezenverklaring van het tenlastegelegde mede te berusten op het navolgende bewijsmiddel:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 20 maart 2024:
Het klopt dat ik op 31 maart 2022 in de gemeente Heerlen drie personen in een auto vanuit Duitsland in Nederland heb gebracht. Ik had gevraagd of zij geldige papieren hadden, maar ik heb dit verder niet gecontroleerd. Het klopt dat ik deze drie personen niet kende, hun in Duitsland heb opgehaald en niet wist wat zij in België gingen doen. Het is mijn fout dat ik de papieren niet heb gecontroleerd.
Bewijsoverwegingen
In hoger beroep is door en namens de verdachte vrijspraak bepleit. Door de raadsman is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wist dan wel ernstige redenen had te vermoeden dat de doorreis wederrechtelijk was. De verdachte heeft onvoorzichtig gehandeld, maar van ernstige onachtzaamheid is in onderhavige zaak geen sprake, aldus de verdediging. Voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van het tenlastegelegde verenigt het hof zich met de bewijsoverwegingen van de politierechter waarin de – gelijkluidende – verweren van de verdediging zijn verworpen. De overwegingen zoals weergegeven op pagina 4 van het vonnis dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging en acht het tenlastegelegde, met de politierechter en de advocaat-generaal, wettig en overtuigend bewezen. Het hof bevestigt dan ook in zoverre het vonnis waarvan beroep.
Op te leggen sanctie
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf. Daartoe heeft de raadsman gewezen op de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Daarnaast is naar voren gebracht dat het gezin van de verdachte volledig afhankelijk is van het inkomen van de verdachte en dat zij op straat zullen belanden indien de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van drie personen. Hij heeft hierdoor een ernstige inbreuk op de rechtsorde gemaakt. Hij heeft het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegale doorreis door Nederland op grove wijze doorkruist. Het is bovendien algemeen bekend dat personen die het voorwerp van mensensmokkel zijn niet zelden worden bewogen tot het betalen van onevenredig grote geldbedragen die in de zakken terechtkomen van de smokkelaars, waarmee een systeem van uitbuiting in stand wordt gehouden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 januari 2024, waaruit volgt dat de verdachte geen relevante recidive in Nederland heeft.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij verschillende medische klachten heeft en hiervoor medicatie inneemt, werkzaam is als bezorger en dat zijn gezin afhankelijk is van zijn inkomen.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. In geval van mensensmokkel gaan deze oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden per gesmokkeld persoon. In de onderhavige zaak komt dat bij drie gesmokkelde personen neer op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Naar het oordeel van het hof kan aldus, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de ernst van het feit ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overige door de raadsman aangevoerde omstandigheden onvoldoende aanleiding om te volstaan met de door de verdediging bepleite afdoeningsmogelijkheden.
Alle omstandigheden afwegende en in het bijzonder rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Harskamp, griffier,
en op 3 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.M. Koevoets en mr. A.H. Klip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.