In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 maart 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte gereedschap heeft gehuurd met de intentie deze te verkopen, wat uiteindelijk ook is gebeurd. De verdachte had de apparatuur, die aan een verhuurbedrijf toebehoorde, wederrechtelijk toegeëigend en verkocht aan een ander bedrijf. Het hof oordeelde dat er sprake was van een vooropgezet plan, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte nooit de intentie hadden om de apparatuur terug te brengen. De verdediging voerde aan dat de verdachte te goeder trouw handelde, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte zich enkel had laten leiden door financieel gewin en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.