ECLI:NL:GHSHE:2024:146

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.330.436_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Royement van hoger beroep met kostenveroordeling in civiele zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een civiele procedure. De zaak betreft een hoger beroep dat door [appellante] was ingeleid tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen op 5 juli 2023. De appellante, vertegenwoordigd door mr. J.E.A.H. Verstraelen, heeft op 19 juli 2023 een dagvaarding ingediend. Tijdens de procedure heeft [appellante] op 17 oktober 2023 verzocht om doorhaling van de procedure, omdat zij geen belang meer had bij het hoger beroep. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. B.A.L.H. Robijns, heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek en stelde dat [appellante] bij het aanbrengen van de hoger beroepsprocedure op de hoogte was van de noodzaak om de woning te verlaten. Gezien de omstandigheden stemde [geïntimeerde] in met het royeren van de procedure, mits [appellante] de gemaakte kosten vergoedde. Het hof heeft vastgesteld dat beide partijen een einde aan de procedure wilden maken en heeft [appellante] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Tevens is [appellante] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 343,00 aan griffierecht en € 515,00 aan salaris advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.330.436/01
arrest van 23 januari 2024
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. J.E.A.H. Verstraelen te Maastricht,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. B.A.L.H. Robijns te Heerlen.
op het bij exploot van dagvaarding van 19 juli 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 5 juli 2023, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [appellante] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, en [geïntimeerde] als eiser in conventie, verweerder in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10019944 CV EXPL 22-3375)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het H8-formulier van [appellante] voor de rol van 17 oktober 2023;
  • het H14-formulier van [geïntimeerde] voor de rol van 31 oktober 2023.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
[appellante] heeft bij dagvaarding [geïntimeerde] opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 augustus 2023, waarbij in een nog in te dienen memorie van grieven nadere gronden zullen worden aangevoerd ter onderbouwing van de eis en conclusie zoals in de appeldagvaarding vermeld.
3.2.
De zaak stond op de rol van 17 oktober 2023 voor het nemen van een memorie van grieven. Op die rol heeft [appellante] niet de memorie van grieven genomen, maar bij H8-formulier om doorhaling van de procedure verzocht. [appellante] stelt geen belang meer te hebben bij de procedure en wenst de zaak in te trekken. [geïntimeerde] heeft op de rol van 31 oktober 2023 een H14-formulier ingediend, waarin hij bezwaar maakt tegen voormeld verzoek van [appellante] . [geïntimeerde] stelt dat [appellante] bij het aanbrengen van de hoger beroepsprocedure wist dat zij de in het geding zijnde woning moest verlaten. [appellante] heeft dan ook volgens [geïntimeerde] geen belang bij het voeren van deze procedure. Aangezien [appellante] ervoor heeft gekozen wel de zaak aan te brengen, heeft [geïntimeerde] kosten moeten maken. [geïntimeerde] stemt daarom in met het royeren van de procedure onder de voorwaarde dat [appellante] de gemaakte kosten van € 515,00 aan eigen bijdrage en het griffierecht aan hem vergoedt, dan wel dat het hof [appellante] daartoe veroordeelt.
3.3.
Het hof overweegt als volgt.
3.4.
Het hof begrijpt dat beide partijen een einde willen maken aan de procedure. Het hof begrijpt uit de mededeling van [appellante] dat zij geen grieven tegen het bestreden vonnis meer wenst op te werpen. [geïntimeerde] heeft ingestemd met doorhaling van de procedure onder de voorwaarde dat gemaakte kosten in het kader van de procedure aan hem worden vergoed. [appellante] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt.
Het hof zal in die zin beslissen. Het hof zal [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep en haar veroordelen in de kosten.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerde tot aan deze uitspraak begroot op € 343,00 aan griffierecht en op € 515,00 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 januari 2024.
griffier rolraadsheer