In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een civiele procedure. De zaak betreft een hoger beroep dat door [appellante] was ingeleid tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen op 5 juli 2023. De appellante, vertegenwoordigd door mr. J.E.A.H. Verstraelen, heeft op 19 juli 2023 een dagvaarding ingediend. Tijdens de procedure heeft [appellante] op 17 oktober 2023 verzocht om doorhaling van de procedure, omdat zij geen belang meer had bij het hoger beroep. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. B.A.L.H. Robijns, heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek en stelde dat [appellante] bij het aanbrengen van de hoger beroepsprocedure op de hoogte was van de noodzaak om de woning te verlaten. Gezien de omstandigheden stemde [geïntimeerde] in met het royeren van de procedure, mits [appellante] de gemaakte kosten vergoedde. Het hof heeft vastgesteld dat beide partijen een einde aan de procedure wilden maken en heeft [appellante] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Tevens is [appellante] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 343,00 aan griffierecht en € 515,00 aan salaris advocaat.