ECLI:NL:GHSHE:2024:1449

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.334.661_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep in familiezaken met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep dat was ingesteld door de vader van een minderjarige, geboren in 2017. De vader, wonende in België, had beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, die op 11 augustus 2023 was uitgesproken. De vader werd in deze procedure bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Jansen. De moeder, die op een bij het hof bekend adres woont, was de verweerster in het hoger beroep en werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.H.J.M. Stassen.

Op 20 maart 2024 heeft de advocaat van de vader per e-mail het hoger beroep ingetrokken. De advocaat van de moeder heeft op 21 maart 2024 met de intrekking ingestemd. Hierdoor vond de geplande mondelinge behandeling bij het hof geen doorgang. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven van de vader niet worden gehandhaafd, wat leidde tot de conclusie dat de vader niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.

De beslissing van het hof hield ook in dat de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan op 25 april 2024 door de rechters H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en F. Dunki Jacobs, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 april 2024
Zaaknummer: 200.334.661/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/290143 FA RK 21-1137
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] (België),
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. Jansen,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de minderjarige:[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 11 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vader is in hoger beroep gekomen tegen voormelde beschikking.
2.2.
Bij e-mailbericht van 20 maart 2024 heeft (de advocaat van) de vader het hoger beroep ingetrokken.
2.3.
Bij V8-formulier van 21 maart 2024 heeft (de advocaat van) de moeder laten weten met de intrekking in te stemmen.
2.4.
Gelet hierop heeft de mondelinge behandeling die bij het hof gepland stond geen doorgang gevonden.

3.De beoordeling

3.1.
Het hof maakt uit voormeld bericht van de vader op dat de grieven niet worden gehandhaafd. Dit brengt mee dat vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek in hoger beroep.
3.2.
Het hof zal, gelet op de aard van de procedure, de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en F. Dunki Jacobs en is op 25 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.